Glimlach

Het was de kop boven een artikel in een bijlage van de krant: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Mensen met een glimlach, dacht ik. Waarom mensen met een glimlach? Mensen zonder glimlach denken al na? Nu die met een glimlach nog? Mag je dan niet glimlachen zonder na te denken? Ik bedoel: gedachtenloos glimlachen, dat moet afgelopen zijn? Ik vond het een rare kop. Ik vermoedde een stagiair aan het bureau van de koppenbaas of de eindredacteur. Of waarschijnlijker: er had iemand niet op zitten letten of het was lastig geweest de puzzel van een passende kop in de beschikbare ruimte te leggen. Radeloosheid en een één, twee, drie in godsnaam lagen aan de basis van de kop: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Ik voelde een glimlach over mijn gezicht glijden en dacht na. Mijn conclusie: Laat ik het artikel maar eens lezen. Je kunt namelijk ook te veel speculeren naar aanleiding van wonderlijke wartaal. In het artikel las ik: (citaat) Ik wil de mensen met een glimlach op het gezicht laten nadenken over mijn in humor verpakte boodschapjes. Conclusie: De geinterviewde haarzelve was begonnen met het zaaien van verwarring. Humor? Ik glimlachte nog maar eens.

Boon

Vandaag komt El thuis met een verlaat midi-paasei dat ze kreeg voor IDO-vrijwilligerswerk. Het is melkchocolade dus gaat het naar een van de kinderen. Vanavond na de repetitie zei J., de dirigent van het koor waarin ik zing, dat hij zich volhardend een weg door De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon aan het banen is. Twee keer Boon. Want het paasei is van Boon & Blad. Maar nu even over die LP Boon, de beste schrijver die de Nobelprijs voor literatuur nooit kreeg. Ik wil hier even kwijt dat Boon veel invloed heeft gehad op mijn kijk op de wereld en op hoe mensen daar hun weg in vinden, of niet. Ik studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en ik las veel. Ik zal hier niet ingaan op hoe een studentenkamer in de jaren zestig van de vorige eeuw je bijna geen andere keuze liet dan lezen. Ook omdat de ware oorzaak van mijn zucht naar letters vooral gelegen was in de werelden die schrijvers voor mij ontsloten. De wereld die Boon mij gaf en de manier waarop hij dat deed nam mij zeer voor haar en haar bewoners in. Vooral door de intensiteit van zijn eigen beleving ervan. Boon begreep het onophoudelijke sappelen, de onmacht, het menselijk tekort, de sociale achterstand, het altijd op achterstand staan, het onrecht in maatschappelijke verhoudingen en hoe die in stand bleven, c.q. worden gehouden zo ontzettend goed. Maar, ik zou niet De Kapellekensbaan kiezen voor een eerste kennismaking met Boon. Ik zou kiezen voor De Voorstad Groeit, Vergeten Straat en Menuet.

Boos

Bijna altijd kijkt ze boos

Er schuilt in haar 

een stille geest

die slecht vertellen kan

of misschien wel niet

over een nog altijd 

niet verwerkt en misschien

wel niet gekend verdriet

waarmee ze werd geboren

en dat wellicht al eeuwen

eeuwen oud is

Dat in haar is gekropen

toen op een onbewaakt moment

haar nog nooit geboren onbewuste

daarvoor wijd openstond

Of uit een eerder leven komt

en heeft besloten te

blijven waar het was

omdat dat beter was

dan verweesd

verdwaald op zoek te gaan

naar een ander lijf

waar het ook goed toeven is

Maar wat of hoe dan ook

zij zit er wel mooi mee


Herinneringen

Een jaar lang schreef ik wekelijkse columns voor Meer Vandaag, de lokale omroep van de gemeente Meerssen. Op 7 april 2021, drie jaar geleden, schreef ik onderstaande column.

Toch maar niet voor de kleintjes zorgen, deze week. V. van vijf heeft ’s morgens last van zijn keel, zegt hij. Daarbij komt: de dag van mijn eerste prik nadert. En dat werkt bepaald niet bevrijdend, eerder voel ik het tegenovergestelde. Het komt er nu op aan in het zicht van de finish niet alsnog te trappen in de val van La Corona. Nog even op eieren lopen, dus. Meer dan ooit is mijn normale leven – en dan vooral zijn bijzondere momenten – buiten mijn bereik. Ik beleef die momenten nu vooral via radio en televee. Er doken daar voortdurend fragmenten uit Bachs Mattheus Passion op. Ik moest steeds denken aan al de keren dat we op Palmzondag heen en weer reden naar Amsterdam om in het Concertgebouw op ongemakkelijke stoeltjes van hoogtepunt naar hoogtepunt te zitten. De magie van de stilte die aan de eerste tonen voorafgaat en van die volgt op het laatste distopische akkoord is niet in woorden te vatten. Het begon inmiddels ook pijn te doen dat ik voor het tweede opeenvolgende jaar niet met het Basilicakoor zou zingen in de basiliek. Geen Halleluja uit de Messiah van Händel. Zo magisch als de stilte kan voelen, even magisch is het om met een koor in die intense stilte in te breken. Dan opent zich ook altijd de schil naar mijn jeugd toen ik zong in een jongenskoor, toen het dagelijkse leven zich veel meer dan nu ontrolde op het ritme van de seizoenen en de kalender van de kerk om de hoek.

Maar wat herinneren we ons eigenlijk? En wat willen we zeker weten? Wat is in de permanent draaiende gehaktmolen van gevoel en verstand, van praten, zwijgen, luisteren en lezen, van intense en terloopse waarneming nog waar? Wanneer is wat je over het verleden vertelt een leugentje om bestwil? Wanneer liegen een verkeerd herinnerd feitje? Of gewoon een foutje dat iedereen wel eens maakt? Wanneer is al dan niet opzettelijk zwijgen over de waarheid geen actieve herinnering hebben? Wanneer is iets beloven en niet doen domweg vergeten helaas? En wanneer is dat jokken over de toekomst? En wanneer een investering in je eigenbelang? Moet je – net als premier Rutte – geschiedenis hebben gestudeerd om de antwoorden op deze vragen te weten? Of ken je die – net als premier Rutte – door altijd net niet teveel schade en altijd net niet teveel schande wijs te zijn geworden? Dat je hoe dan ook hebt geleerd dat je er ondanks of misschien juist wel dankzij alle vraagtekens van uit kunt blijven gaan dat de goedgelovigheid van de mensen maakbaar is? Dat je ervan overtuigd bent geraakt dat regeren nu eenmaal niets meer is dan vooruitzien? En dat je daarvoor dus helemaal geen herinnering, laat staan een geheugen nodig hebt?

Ballentent

Als Martin Bril nog geleefd had, zou het vandaag mogelijk rokjesdag zijn geweest. Maar, hij is de enige die de kennis én het recht heeft een eerste zomerse dag dat predikaat te verlenen. Sinds Bril dood is bestaat rokjesdag eigenlijk niet meer. We zitten op het grote terras aan het plein, de zon schijnt door een waas van sluierwolken, zand uit de Sahara, er staat een wind die we kennen van de Provence. Het spichtige – ik denk elfjarige – meisje aan het tafeltje voor ons komt aangelopen uit de richting van de Action. Ze gaat zitten. Blij met een bouwdoosje. Die is weer even zoet. We kunnen niet goed zien wat het gaat worden. We denken een piepkleine kampeerauto onder haar handen te zien groeien. Een vooral mintkleurige. Formaatje Matchbox. Ze is er toch nog even zoet mee. Het zijn maar kleine blokjes, in elkaar zetten duurt ongeveer twee pilsjes van haar moeder, oom en tante. Verzinnen we, die rollen. We moeten denken aan toen onze jongens jong waren. We konden er ons goed mee laten zien in restaurants, op terrassen, in café’s. We zorgden er altijd voor dat ze wat te doen hadden: Lego, playmobiel, autootjes, stripverhalen, kleurpotloden, van alles. Schermpjes waren er nog niet. Nooit rondgelopen, nooit lawaaierig. Woest waren we toen we eens als afsluiting van de grote vakantie hadden gegeten in een restaurant in Wanssum. Dat restaurant aan de westkant van de Maas dat in het verleden nog weleens in het water kwam te liggen. We kwamen er binnen, er waren in de centrale ruimte vrijwel geen gasten. We konden er meer dan makkelijk bij. Maar, we werden naar de lege, saaie achterliggende zaal doorgeleid. Duidelijk vanwege ons onvolwassen gezelschap. We hadden natuurlijk weer eens geen kind aan onze kroost. We hebben ons koest gehouden tot we weggingen. En we zijn er nooit meer teruggegaan. Ballentent.

Eksters 4

Geloof het of niet, ze zijn er weer, onze eksters. Onze, want zo voelt het wel. Onze eksters rommelden de afgelopen dag weer rond in onze wilde kastanje. Onze, want zo voelt het wel. We staan aan de zijlijn, maar wat zou ik graag onze boom inklimmen om daar een begin van een nest voor onze eksters te bouwen. Zo lastig kan dat niet zijn, voor een betrokken mens met anderhalve rechterhand. Bundeltje takjes mee de boom in, vorkje uitzoeken en dan maar zorgvuldig stapelen. Beetje basismechanica, lijkt me. Ik ben een alfa – qua opleiding, niet qua apenrots – maar ik denk dus: Basismechanica. Onze eksters zullen daar ongetwijfeld instinctief – vanuit het ei, zeg maar – ook het nodige van hebben meegekregen, maar ze hebben nog niet echt stappen naar echt resultaat kunnen zetten. Ja, ze hebben een nieuwe locatie in onze boom gevonden, én ze zijn gaan samenwerken want ik zie ze nu soms samen met één takje in de weer. Tegelijkertijd: onder de boom groeit weer het stapeltje gevallen takjes. We hebben zwaar te doen met onze eksters. We zouden zo graag helpen.

Chaos

In Sophie & Jeroen zit Levi van Veluw. Hij exposeert in Singer in Laren. Zijn optreden intrigeert klaarblijkelijk zo dat de website van Singer in Laren niet toegankelijk is. Teveel vraag uit de markt. Levi probeert als kunstenaar orde te scheppen in de chaos. Maar nu veroorzaakt hij chaos. Chaos die overigens snel door algoritmen in een syteem wordt herkend en vervolgens weer in orde wordt omgezet. Het systeem creëert een wachtrij en laat mij weten dat het mij – ongeveer – elke vier minuten zal laten weten of ik al een plek in de wachtrij heb gekregen. Ik denk: Dan morgen nog maar even kijken. In een andere situatie hebben algoritmen in een systeem minder orde in de – dreigende – chaos geschapen. De veronderstelling is dat een Israëlische drone boven Gaza een drietal auto’s van hulpverleners aan gort schoot. Zonder op menselijk akkoord te wachten. De hulpverleners in de auto kwamen om. Nog meer chaos.

Ontmoeting

Die man, die man, die mag, die mag, die man mag elke dag, denk ik als Lucas de Man vandaag op npo2 in een paar minuten Yves Klein uitlegt. En morgen weer een andere kunstenaar. Er zijn op televee te weinig van dat soort speldenprikken waarmee de kunst, de creatie, de schoonheid, de eigenzinnigheid, het bijzondere, het eigene, het afwijkende bijna gratis en voor niks naar de mensen toekomt. Bijna gratis en voor niks, want ook betaald uit belastinggeld. Iedereen, ook mensen die zich weinig of niets afvragen bij wat ze mooi vinden, mogen met enige regelmaat horen wat er mogelijk toe heeft geleid. Tot waarom ze iets mooi vinden én tot wat de maker ertoe heeft gedreven. Hoe het komt dat iets wederzijds moois een ontmoeting is. Probleem is wel dat kunst ook afzichtelijk kan zijn. Maar, ook daarin ligt de mogelijkheid van ontmoeting en van verbinding.