Wonderlijk 2

Jullie weten dat ik zo nu en dan wat opvallende zinnen publiceer. Ik raap die min of meer regelmatig op uit de media, geschreven en gesproken. De taal heeft veel weggetjes en steegjes die door de meeste gebruikers gemeden worden maar door sommigen toch onbekommerd worden bewandeld, krom, hobbelig, doodlopend, whatever. Voor het vergaren van de elf die jullie nu gaan lezen – kijk zelf maar even wat er met welke zin aan de hand is – was slechts één week nodig.

  1. Dit product is benoemd tot gekozen product van het jaar.
  2. Hier wordt iemand de maat gemeten.
  3. In de bank genomen is dat niet waar.
  4. Dat maakt toch wel heel veel impact.
  5. Er is niet genoeg historische data van je slimme meter beschikbaar
  6. Ik dacht aan een vrouw met wie ik ooit het bed deelde en vrijwel onophoudelijk ‘dit is geil’ zei. (Tobi Lakmaker, Vk Mag 8 maart 2025)
  7. De SGP weet niet waarom de PVV-bewindsvrouw haar politieke handwerk lijkt te versloffen. (de Limburger)
  8. Je smartphone, je hangt daar zo van af.
  9. Maar nu die atoomparaplu niet meer in standvastige handen is, plooit Frans president Emmanuel Macron er graag zelf een open. (De Limburger)
  10. Het begin van het bezit is het einde van het vermaak. (Martin Graus).
  11. De huizen waren nog maar net hersteld en nu al weer verzakt.

College

Zondag 15 februari 2009

Vandaag geef ik weer eens een college over een wit paard. Eindelijk, zullen jullie denken. Het witte paard waar ik het vandaag over wil hebben is een dagelijks wit paard. Dat wil zeggen dat het dagelijks langs komt. Het komt dagelijks langs mijn huis maar dat is verder niet van belang. Behalve natuurlijk in die zin dat ik het daarom kan zien. Als ik thuis ben, tenminste. Maar ik ben altijd thuis als het witte paard langskomt want hoe zou ik anders weten dat het witte paard dagelijks langskomt? Juist, dat zou kunnen als ik een camerabewakingssysteem met video-opnameapparatuur en tijdindicatie in beeld zou hebben. Ik hoor het u allen denken. Maar, genoeg uitgeweid, nu weer terug naar het witte paard als zodanig. Het witte paard waar we het vandaag over hebben, komt dagelijks ongeveer rond dezelfde tijd langs. Het is dus een stipt wit paard. Althans, als het om zijn dagelijkse wandelingetje gaat. Het is wat dat betreft stipt maar kan, bijvoorbeeld, heel goed minder stipt of in het geheel niet stipt zijn als het om het schoonhouden van zijn stal gaat. Zijn stal, want het is een hengst. Het is dus een dagelijks stipt wit mannelijk paard. Vandaag zit er niemand op het paard. Ik zeg dat omdat met name onze vrouwelijke studenten zouden kunnen denken dat er een prins op het paard zit. De zogenoemde prins op het witte paard. Zogenoemd en niet zogenaamd. In het laatste geval zou er sprake zijn van een niet echte prins. Maar, oorspronkelijk bedoeld is een echte prins, dus zogenoemd. Later is dat een metafoor geworden voor de gedroomde echtgenoot voor het leven en dus zou dan mogelijk ook zogenaamd op zijn plaats kunnen zijn maar dat zou dan ook gelden voor het totaal, dus inclusief het witte paard. Zogenaamd een prins op een wit paard. Dit alles even voor onze mannelijke studenten die niet op de hoogte zijn van meisjesdromen. Inhoudelijk dan, niet waar het gaat om de formulering ervan. Maar dit terzijde. Weer even terug naar het witte paard van vandaag. Ter hoogte van het hoofd van het paard loopt de berijder van het paard. Het paard heeft dus vandaag geen berijder. Want wie naast een paard loopt, is geen berijder. Althans niet op dit moment. Wie er naast loopt is de teugelhouder, tempo- en richtinggever. Wat hij overigens ook is als hij berijder is. Maar dat is nu niet aan de orde want hij loopt ernaast. En zo is de cirkel weer rond en klopt alles weer. Doch, liep deze berijder er niet naast dan zou er mogelijk iemand anders naast lopen, bijvoorbeeld iemand die geen paard kan rijden en dus ook geen berijder kan zijn, in een ander tempo en in een andere richting maar wellicht wel met dezelfde teugel in de hand. Maar, en dan komen we waar ik eigenlijk naartoe wil, zo’n wit paard kan natuurlijk ook nog geheel alleen op stap zijn. Typisch iets voor witte paarden. Alleen op stap zijn. Dat zie je een zwart paard niet snel doen. Bles of geen bles. Tot zo ver voor vandaag. Met het oog op het college van volgende week adviseer ik u hier nog eens goed bij stil te staan en over na te denken.

Mis

We hadden met het koor een mis gezongen. Dat is voor ons koor geen dagelijkse arbeid maar om de een of andere reden worden we daar met enige regelmaat voor gevraagd. Het relegieuze repertoire is beperkt maar we voeren het goed uit. Dat zal het zijn. De priester van dienst profileerde zich in zijn eigen woorden als pastoor van de graag-of-nietkerk. Je gelooft vanuit je hart, bidt vanuit je hart, neemt deel aan de rituelen vanuit je hart en doe je dat allemaal niet vanuit je hart dan kon je net zo goed wegblijven. Als gelovige. Persoonlijk word ik nogal recalcitrant als iemand zo’n toon aanslaat. Ik denk dan: Zoek het maar uit met je kerk. Ik ben geen profvoetballer die door de trainer bij de les moet worden gehouden. Die geacht wordt passie als vak te zien. Als ik al zou geloven, dan puur voor m’n genoegen – en wellicht ook voor dat van anderen – maar zeker niet om van de pastoor een tien te krijgen. Met zijn graag-of-nietkerk. Dan maar niet. Enfin, tot zover die mis. In de auto op weg naar huis, kwam op de radio Adriaan van Dis even langs. Mijn idee: Met Van Dis is weinig mis. Niet dat ik ál zijn werk kan waarderen maar ik houd van hoe die man benijdenswaardig helemaal zichzelf is én van de onbevangenheid waarmee hij de mens en de wereld beschouwt. Hij had het over literatuur en waar die over gaat. Het sloot goed aan bij wat ik op het moment aan wetenswaardigheden over Louis Paul Boon verzamel. Literatuur gaat over willen ophouden met roken en dan zoiets zeggen als: Nou nog één dan. Of gaan lijnen en dan als je net begonnen bent nog even een laatste saucijzenbroodje eten. Ik denk dat Van Dis het menselijk tekort voor ogen had. Het is het vaak zo ontzettend nét niet in het leven van mensen. Ook geloven heeft daar overigens last van, is mijn indruk.

Huishoudelijke mededeling: In de kastanje bouwen de eksters een dijk van een nest. In de boom waar ze het vorig jaar niet voor elkaar kregen.


Gedoe

Zaterdagmorgen, dan is er de Volkskrant op papier. Door de week lees ik die van tablet, de editie van het weekend mag ik mij nog graag analoog laten smaken. Koffie erbij en laat het papier maar ritselen en kraken. En dan vandaag ook nog met volop zon over schouder, in een kamer, badend in het licht. Ik mag graag beginnen met te lezen in het magazine. Op pagina negen het wonderlijke verhaal over de valkparkiet die ernstig lijdt onder iets dat lijkt op het legenestsyndroom. De vogel is twaalf jaar en tijdens zijn leven erg gehecht geraakt aan de dochter van de vrouw des huizes en die dochter is steeds vaker niet thuis. En dan begint de vogel haar te roepen. Er dreigt scheuring in het gezin omdat de man des huizes dat niet kan verdragen. Wat te doen met de parkiet? De reacties van lezers op deze lastige levensvraag zijn nogal divers. Ik kan me niet voorstellen dat de vraagsteller daar erg mee geholpen is. Het meest praktische antwoord is: Die vogel is twaalf jaar, de levenverwachting is tien tot vijftien jaar, die vogel leeft in blessuretijd, heb gewoon nog even geduld. Ik moet denken aan alle huisdieren die wij in de loop van de tijd over de vloer hadden. De vissen, de cavia’s, de hamsters, de poezen, de schildpadjes. Het was altijd wel wat. En dan sla ik de planten even over. En de mensen. Op pagina dertien is er gedoe met een hondje: dat heeft het koud op de pont in Amsterdam en moet een truitje. Van het een komt daarna het ander. Hij heeft nu ook een zwarte col met witte strepen, maar ook een dinotrui, een gele cactustrui en een chic kledingstuk met blauwe krijtstrepen, alsof hij elk moment over dividendbelasting kan beginnen. En elke dinsdag heeft hij een stropdas om. Ik moest er hartelijk om lachen. En daarna werd het serieus, een vraaggesprek met zes feministes. De vrouwenrechten komen steeds meer onder druk, dat moet stoppen. Vandaag is het ook Internationale Vrouwendag.

Mondvermaakjes

dinsdag 27 november 2007

Vanochtend werd ik aarzelend wakker uit een stevige schele slaap. Schele slaap bestaat officieel niet, ik weet het, maar schele hoofdpijn wel. Schele hoofdpijn is de volkse variant van de meer chique migraine en verder net zo vals. En mijn schele slaap is een slaap met zwaar comateuze trekjes. Zij doet zich met name voor als de winter in de startblokken staat. Ze is een bitch, een ware Killer Queen. Normaal vréét het tijd me van haar los te maken maar vanochtend parelde uit een krantenkop het woord mondvermaakjes op mij af. Ik besloot, gezien de context, dat het staat voor het meer chique, Franse amuse-gueule en daar dan het meervoud van. Nog nooit van gehoord. Wat een vondst, dacht ik. Heel even maar, overigens, want ik houd ik niet zo van die vertalingen. Zelfs niet als ze de bitch uit mij verjagen maar al helemaal niet als ze bijdragen aan dat toch al walgelijke Nederlandse keukenidioom. Denk aan huisgemaakt of op een bedje van …, proeverij, met begeleiding van….. of geroerbakken. Maar, ik bleek een van de weinigen die voor het eerst van zijn leven op mondvermaakjes stuitte. Dat getuigt van grote – zij het wat mij betreft niet verwijtbare – onwetendheid want het kostte Google ongeveer 0,12de van een seconde om zo’n 371 verwijzingen naar het woord te vinden. Ik kwam onder andere uit bij Mykene – Leuven, Belgium – dat ons als prélude op zijn oudejaarsavondmenu een Glaasje champagne met mondvermaakjes aanbiedt. En waar we het dan over hebben? Wel, dan hebben we het over Crème brûlée van ganzenlever, Sushi van prei, Gerookte zalm, mierikswortel en zure room, Tortellini met vierkazen en crème van eekhoorntjesbrood. In Nederland kunt u voor mondvermaakjes bijvoorbeeld terecht bij Herberg Stadt Stevensweert.

Wijs

Meerssen – 24 oktober 2008

Heel graag was ik heel wijs,

een wijze man, bedaard, bedachtzaam,

maar ook weer niet belegen, dus

niet slaapverwekkend en geestdodend wijs,

waardoor wie luistert al na drie minuten

afhaakt vanwege het gevoel van

eindeloos moeten aanhoren.

Nee, ik denk meer aan spannend

en verrassend wijs.

Zo van dat wijs dat niet zo oogt,

maar het wel is, ietwat terloops,

zodat wie luistert na een dag of drie

denkt: Hee, verrek, het leek wel heel

nietszeggend, maar er zit bij nader inzien

heel veel meer in.

Zo ongeveer dat wijs.

Aapjes

We hadden er drie, nog namokkend, op de achterbank. Dat was dus niet geheel zonder slag of stoot gegaan. De oudste die in het midden zat wilde niet in het midden zitten, de middelste die rechts zat, wilde links zitten en de jongste die links zat wilde rechts zitten. Dat we ze hun zin niet hadden gegeven kwam doordat de achterbank van de auto nou eenmaal op een bepaalde manier is ingericht met zitverhogers en veilgheidsstoeltjes. Dat luistert nauw, techniek, en sowieso niet naar wat kinderen willen. Terwijl ik de auto dan eindelijk in gang zette, doofden de gevechten van het volkje op de achterbank langzaam uit. We hadden vanaf de stoelen voorin de auto gevraagd of ze er zin in hadden, in naar de dierentuin. Het leverde een eenstemmig ja op. En of ze wisten dat de dierentuin gisteren nogal in het nieuws was geweest. De oudste en de middelste wisten het. Bijna eenstemmig: Er is brand geweest. Er zijn zes doodshoofdaapjes dood. En zei de middelste: Ze doen onderzoek. Ook de jongste bleek op de hoogte. Hij raakte in een hevig gevecht met het woord doodshoofdaapjes verstrikt maar stootte uiteindelijk nog nauwelijks ademend zijn verbrand uit. En bijna direct daarna: Zijn ze nu in het ziekenhuis? Nee man, zei de oudste, ze zijn dood. Ze leven niet meer. Ze gaan ze begraven. Nee, zei de middelste, ze doen nog onderzoek. Ja, zei oma, ze doen nog onderzoek maar dat is onderzoek naar de oorzaak van de brand. Het werd even stil op de achterbank. Totdat de kleinste van dik drieënhalf vroeg of we nog naar de – en er begon weer een gevecht met lettergrepen – doodshoofdaapjes gingen kijken. Ik stelde me voor dat de twee anderen op de achterbank elkaar aankeken en met hun ogen rolden. En, de middelste: Neehee, dat kan niet meer. Ze zijn dood. Ik hoorde ook een uitroepteken. En de jongste: Nou, jammer dan. Toch? Zeker, héél jammer, zei oma. Wie wil er een krentenbolletje?

Dans

We kijken wat verveeld naar de TV. Langzaam begint het te jeuken. We kijken naar Bed & Breakfast, de rituele dans van drie echtparen rond hun en elkaars nering. Het zijn strak gescripte toneelstukjes met veel hallo’s, wat-leuks, tot-zo’s, en-zo-gezelligs, heerlijk-wijntjes, oh-wat-lekker-verse-croissantjes, lekker-niet-te zacht-bedjes, wow-en-ook-nog-heerlijk-verse aardbeitjes, lekker-een-zacht-gekookt-eitjes en kusjes voor het slapengaan. Maar, er is altijd ook wel iets niet helemaal oké. Er is iets kapot, er gaat iets kapot, er is iets niet, er is veel te veel van iets, er vloekt een kleur met een andere, een laatje schuift slecht, een deurtje piept, buiten is het lawaaierig, binnen iets te warm. Het leidt gelukkig niet tot verdriet maar tot hele goede tips die zeker worden overgenomen. Zeker weten. Het is allemaal net te aardig, lief, enthousiast, invoelend, respectvol, begripvol, welwillend maar net niet over de top. Het blijft zich lenen voor persiflage. Daar hadden we vanavond nou net wél erg veel zin in. Nu is er alleen maar jeuk.

Maandag

En dan breken de sirenes los en daarmee is ook de middag daar. De middag van weer een eerste maandag van de maand. En dit keer een bijzondere, want de tweede dag van carnaval. Nou ja, officieel dan want in de realiteit is het al minstens de vijfde, gerekend vanaf de donderdag met z’n Oudewijvenavond. Vanmiddag trok de grote optocht uit. Toen kwamen ook de carnavalswagens van de kerkdorpen naar het centrale dorp waar zij ooit bij gemeentelijke herindelingen aangehecht zijn. Niet per se aan gehecht geraakt, wel mee verbonden. En dan nog even over die sirenes; die hebben natuurlijk niets van doen met de vastelaovond. Als altijd komt hun testgeluid keihard binnen, sowieso al wel, maar op de plek waar ik me achter drie lagen glas goed tegen de kou beschermd weet toch nog net iets steviger; ze staan op een meter of dertig hier vandaan. Na dit weekeinde hoorde ik in hun gieren de sirenes in Oekraïne meeresoneren. We gingen dus ook even naar de optocht kijken en lieten ons door de vrolijkheid meenemen. We zwaaiden naar kleindochter Pee op een van de wagens. Ze is carnavalsgek en mag graag optreden als levend bewijs van puur carnavalsgeluk. Toen we terugliepen naar huis, zagen we dat in de kastanjeboom tegenover onze woonst de eksters erin zijn geslaagd een begin van een nest te bouwen. Net heb ik zitten luisteren naar een speellijst met voornamelijk Vlaamse liedjes. Ik kan aanbevelen Een Vrolijk Lentelied van Jan de Wilde als aanloopje naar de zonnige lentedagen die we voor de boeg hebben. En over die sirenes, die blijven hier nog weer een maand stil.

Fratsen

Zondag 8 maart 2009 – Meerssen

Het is half elf. Het regent strak vanuit het zuidwesten. Ik probeer er naar te kijken zoals F. dat deed. F. die nu zo’n beetje zeven maanden dood is. Fijn, zou F. denken, en dan gaan we daar straks eens lekker doorheen fietsen. Liefst tegen de wind in, om te beginnen, dus richting Maastricht. Daar gaan we dan even ergens koffie drinken, we lopen een rondje Sint Pietersberg en dan weer terug. Wind in de rug. Lekker. En dan steken we daarna de kachel aan. Dat laatste zou F. trouwens niet hebben hoeven denken want bij haar brandde de houtkachel altijd als het weer minder werd of was. Hoewel. Voor F. bestond er geen meer en minder weer. Er was gewoon weer en weer was altijd goed zoals het was.

L. en ik gaan dadelijk ook naar Maastricht. Met de auto. Naar het flatje waar B. en M. woonden en dat nu te koop staat. Deze week komen er weer mogelijke kopers kijken. We hopen dat ze er van kunnen genieten. Het is vers geschilderd, er zitten knappe nieuwe plintjes tegen wand en vloer en er ligt nieuwe vloerbedekking. L. en ik gaan er gezellig een beetje poetsen. Ik probeer namelijk naar poetsen te kijken zoals F. dat deed. Ook poetsen behoorde tot de zaken die F.’s lust en leven waren. Zo, zou F. Zeggen, rijden we lekker even naar Maastricht en doen we daar de boel eens lekker aan de kant. We nemen een radiootje mee, zetten een lekker muziekje op en dan rauzen we in een uurtje of twee even langs bijkeuken, keuken, weecee en badkamer. Dan nog even de ruiten wassen en met een nat lapje over de vensterbanken en over alle andere randen en randjes die daar om liggen te smeken. Tenslotte even stofzuigen en klaar is Kees. Zo zou F. daar naar kijken. Poetsen is een feest. Als je het tenminste wilt zien. Net als fietsen door regen en wind en daar lekker nat van worden.

Als L. en ik dan straks weer terug zijn, dan gaan we na een late, lichte lunch, lekker lezen. Daar zou ik naar kunnen kijken zoals F. dat deed maar dat hoeft niet. Dat voegt niets toe. Lezen vind ik toch wel leuk. Net als F.. Dat te constateren levert een goed moment om me af te vragen wat F. eigenlijk niet leuk vond. Er was niet veel, voor zover ik weet. Het enige antwoord dat F. kende op de vraag hoe het ging was Wat dacht je? Goed natuurlijk! Je kunt natuurlijk niet in het hoofd van een ander kijken maar mijn idee van F. was dat ze alles consequent van de zonnige kant bekeek. Hoewel, daar gaan we weer. In het geval van F. leverde ook bekijken van de donkere kant nog heerlijke ervaringen op. Heerlijk in de zin van zon, dan wel. Want F. kende geen donkere kanten in de zin van duister. Was er geen zon, dan had je namelijk altijd ook de maan nog.

Waar F. helemaal niet van hield waren fratsen. Het was wel niet altijd duidelijk wanneer iets een frats was. Prima, wat mij betreft, want dat betekende dat F. ook nog voor verrassingen kon zorgen. Droeg doorgaans alles voorspelbaar bij aan haar welbevinden, mensen met fratsen die moesten niet bij haar zijn. En om die mensen wilde ze het leven ook nog wel eens niet zo aangenaam vinden. Een frats was bijvoorbeeld achter haar rug of gewoon buiten haar om iets doen. Ze wilde altijd minstens op de hoogte zijn. Erger werd het als de persoon in kwestie ook iets van een machtspositie bekleedde. Van gewone mensen waren fratsen beter te verdragen dan van de paus, bijvoorbeeld; van een burgemeester of van de voorzitter van een vereniging. Vind ik dat het weer nog wel eens rare fratsen heeft. Je weet het nu, F. niet. Net zo min als gewone mensen.

Nu, vijf uur later, beginnen L. en ik tevreden aan een late lunch. De flat in Maastricht ligt er tip top bij. Toen de ruiten gewassen waren begon als beloning de zon te schijnen. We hadden meteen eer van ons werk. Waarover ook F. zeker zeer tevreden zou zijn geweest.