Deze tekst verscheen eerder op 17 november 2010 op een oude versie van paulsplaats.eu, inmiddels niet meer te bereiken.
Vandaag kwam ik weer eens door Amby. Vroeger een zelfstandig dorp, nu een wijk van Maastricht. In de hoofdstraat van Amby, de Ambyerstraat, wil je niet dood gevonden worden. Dat zou overigens zo maar kunnen omdat de verkeersambiance lekker meewerkt. Maar daar wilde ik het niet over hebben. En ook niet over dat ik altijd als ik over de Ambyerstraat en voorbij de kerk van Amby rijd, moet denken aan een medeleerling van het Henric van Veldeke College. Zijn naam ben ik vergeten.
We hebben hem ergens in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw met heel veel leerlingen van de school vanuit de kerk van Amby begraven. Hij was op weg naar school doodgereden. Onder de wielen van een forse vrachtwagen gekomen. Op de oprit naar de Wilhelminabrug. Aan de Wyckse kant. Dat is althans wat ik me ervan herinner. Mij lijkt minstens 60 procent van die herinnering waar. In elk geval dat hij dood is en dat wij hem begraven hebben. Vanuit de kerk van Amby. Maar ook daar wilde ik het niet over hebben, dus.
Rijdend over de Ambyerstraat moet ik ook altijd denken aan Lou Spronck. Hij was leraar Nederlands aan het Jeanne d’Arc Lyceum. Lou Spronck woonde in Amby toen ik daar in januari 1970 begon met een vervanging voor een uur of twaalf. Ook als leraar Nederlands. Ik was 23 jaar en had net mijn kandidaatsexamen Nederlands gehaald en een grote behoefte aan geld. Ook drong zoiets als roeping zich aan mij op. Lou was hoofd van de sectie Nederlands. Hij was nog van voor de bezetting van de Nijmeegse aula in 1969, ging gekleed in een grijs pak met een vest en hij rookte sigaren, dacht ik. Op een zaterdagmiddag begaf ik mij per stadsbus naar Amby en vervoegde mij vervolgens aan zijn voordeur, ergens in de buurt van het Severenplein. Waarna hij mij vertelde hoe en wat. En dat was het dan.
Elke donderdagavond streek ik met mijn schoolwerk neer in een eersteklascoupé om van Nijmegen naar Maastricht te reizen. Om me daar bezig te houden met wat tweede en derde klassen vol giebelende bakvissen. Jongens, ik kan jullie niet vertellen wat een feest dat was. Ik kon zo goed begrijpen waarom veel van die meiden er helemaal geen zin in hadden. Ja, mij konden ze dan nog tamelijk wel hebben maar de bepaling van gesteldheid écht niet. Of de dubbelverbonden bepaling. Hah! En ik moest steeds denken aan hoe het voelde om op een houten stoel achter zo’n rotbankje te zitten. En dat soms zeven lesuren lang. Ik had echt met ze te doen.
Ook daar wilde ik niet over schrijven. Maar, soms komen de dingen zoals ze komen en we laten het er nu wel bij. Je weet nu in elk geval waar ik zoal aan denk als ik door Amby rijd.