Ik stapte de boekhandel uit en het begon te regenen. Op het plein voor de schouwburg musiceerde de jeugdafdeling van de plaatselijke harmonie. Ik meende te zien dat G. op de bok stond. Ik had hem ooit in de klas. G. is een ontzettend aardige jongen. Ik zeg jongen terwijl hij toch ook al boven de zestig zal zijn. G. Is bovendien een geweldige muzikant. Dat wist ik indertijd niet, in de tweede helft van de zeventiger jaren. Ik wist wel meer niet van leerlingen. Ik was me er niet altijd van bewust dat die buiten school ook nog met van alles bezig waren. En dan soms ook nog fanatiek en op een heel behoorlijk niveau. Met sport, politiek, dansen, als lid van de scouting, met muziek of de liefde. Ik bleef onder de luifel van de boekhandel staan kijken. En luisteren. Het begon wat harder te regenen. Het muziekstuk klonk goed, het was zacht begonnen rond een thema dat zich steeds herhaalde. Het was zo’n stuk waarvan je weet dat het langzaam naar een climax gaat. Langzaam, hè. En daar was het écht nog niet. Evenmin de regen. Pluvius gooide er nog een schepje bovenop. En ook G. voerde met afgemeten armgebaren het tempo én het volume van zijn jeugdorkest op. De regen bleef vallen maar geen van de muzikanten gaf een krimp. Koren, harmonieën, fanfares en drumbands weten dat de dirigent aangeeft wanneer de muziek stopt. En niemand anders. Ook niet de god van de regen. Op het moment van pijpestelen naderde G. het einde van de partituur. Hij zwaaide af. Stuk finito. Einde concert. De muzikanten maakten dat ze wegkwamen. Ook G. hield het voor gezien, op het plein. Toen het even later weer droog was, stapte ik onder de luifel uit, op weg naar huis. Dinsdag kon ik het bestelde boek halen. Onder een boom stond de percussionist zijn bekkens en zijn trommels droog te wrijven.
Foto van Bertus in de Volkskrant
mooie broze man
die al heel vroeg
zo aarzelend
maar ook zo zeker
van een zekere toekomst afscheid nam
en in die rusteloze jaren veertig
zo rustig bij zichzelf uitkwam
ik heb hem niet gekend
alleen van zien en horen zeggen
zelfs echt gelezen heb ik niet
maar wat de kranten en met name fens
nu over hem vertellen
maakt hem meer dan voldoende
tot een heel bijzonder mens
Ik schreef dit gedicht op 26 april 1993 naar aanleiding van een foto van Bertus Aafjes in de Volkskrant. Hij was overleden.
Tempo
Helemaal achterin de zaak zat een oude man. Naast hem stond een rollator. Hij zat daar alsof hij er elke dag zit. Vaste gast. Hij hoorde bij de zaak als de kleedjes op de tafel, de menukaart en de iets te laag hangende kroonluchter. Hij leek gebeeldhouwd. Toch, langzaam zette hij zijn mes in wat wel eens een schnitzel kon zijn. Zorgvuldig sneed hij een stukje af, prikte het aan zijn vork en bracht het naar zijn mond. En in zijn mond. Bedachtzaam begon hij te kauwen. Hij keek daarbij de eetzaal in. Zoals hij er – nam ik aan – elke dag rond deze tijd om zich heen keek en elke dag weer als erop geabonneerd de steeds weer nieuwe bedevaartgangers in zich opnam. De vrome lieden die neerstreken in zijn stamrestaurant – en het terras ervoor – tegenover de Gnadenkapelle; toe aan koffie en taart. Of aan een Strammer Max of Geschnetzeltes van het een of ander. En bier of wijn. Naast zijn schnitzel lagen frites. Wij waren intussen ook gaan zitten. Het was rumoerig in de zaak. Kinderen, slechthorende ouderen. Onverstoorbaar at de oude man – en wat was hij mager – door. En traag. Ik moest denken aan schildpadden en panda’s. De man leek me voor zijn warme lunch elke dag even uit te treden uit een donker huis met zware gordijnen, wanden met kasten vol boeken, vloeren met perzische tapijten, rijk vormgegeven eikenhouten meubelen en met permanent de stilte van vier uur ‘s nachts. Hij had het uurwerk van de pendule in de gang al lang geleden voor het laatst opgedraaid. Was hij vrijgezel, een weduwnaar? Na elke hap van zijn schnitzel veegde hij met een papieren servet dat hij steeds verder opvouwde zijn lippen af. De frites at hij met zijn vingers. Een voor een voor een. Ook zijn vingers veegde hij schoon met het servet. Het oppervlak werd steeds kleiner. Zo nu en dan nam hij een slokje van zijn bier. Dat was nog lang niet op. Wel was hij klaar met eten. Er waren in het restaurant twee werelden. Een in het tempo van de tijd van de klok en de andere in het tempo van de tijd van de magere, oude man.
Expeditie
Morgen gaan we op expeditie. We gaan ontdekken. Dat klinkt avontuurlijk maar dat is het niet echt. We wonen niet ver van Duitsland en we willen wel eens weten wat er waar is van de verhalen dat je daar nog voor een schappelijke prijs aan je dagelijkse boodschappen kunt komen. En aan brandstof voor de auto. Ook zijn we nog op zoek naar een bepaalde plant en dan gaan we dus ook even bij het Gartencenter kijken. Tot zover het avontuur. Dichtbij Duitsland, dat is voor ons Kevelaer. Kevelaer is – ja, wat is het eigenlijk – een dorp, een stadje vlak over de grens en van oudsher een bedevaartsoord. Alles draait er om Maria. Vraag je aan Google of Kevelaer een leuke stad is, krijg je het antwoord: ‘Het is erg toeristisch en deze komen dan ook veel verschillende landen Kevelaer bezoeken. Paus Johannes Paulus II bezocht in 1987 Kevelaer. Verder heeft Kevelaer een erg gezellig centrum met leuke winkeltjes en gezellige restaurantjes met terrasjes.’ Dit is een letterlijk citaat uit Google, mogelijk het product van AI. Nu weet je ook dat je niet meer hoeft te gaan als je er Paus Johannes Paulus wilt ontmoeten. Te laat. Uit eigen ervaring weten we dat er op vrijdag markt is. Ik zeg: lekkere dingen. Centraal in Kevelaer ligt de Gnadenkapelle (ook Maria). Bob C uit Deurne, België schrijft op Tripadvisor: ‘Een in het midden opgestelde kleine kapel waar godsvruchtige mensen om diensten te vragen door middel van offers, achter het altaar bevinden zich drie beveiligde ramen met diverse juwelen die geofeerd werden, juwelen, gouden ringen, halssnoeren en nog veel meer.’ (letterlijk citaat) En Camperbeer uit Venlo: ‘De kapel staat centraal op het plein tussen de andere kerken. Gebouwd ter ere van Maria. Veel bedevaart gangers nemen hier deel aan de Maria verering. Het interieur straalt luxe en overdaad uit.’ (letterlijk, ook). En Anonymus schrijft: ‘Zo een mooi plafond, klein maar fijn! Echt de moeite waard om even binnen te stappen! Ga hier zeker even langs als je in de buurt bent. ‘ (letterlijk) Kortom, de Gnadenkapelle mag je niet missen. Dit voor nu. Mogelijk de komende dagen nog even kort over onze expeditie.
Sorry
Veel gekker moet het niet worden. Vannacht zag ik mezelf in een droom. Jonger, ook dat nog. En niet op een foto of een geschilderd portret maar in 3D en in beweging. Allemachtig. Ik moet er nog van bijkomen. Ik heb in mijn dromen al veel voorbij zien komen en sommige situaties en gebeurtenissen ook al heel vaak, maar mezelf. Echt niet. Ik vraag me nu af waar dat voor nodig was. Waarom meende mijn brein of wat dan ook – in deze wereld behoort ook God tot de mogelijkheden – dat ik eraan toe ben mezelf niet gewoontjes in een spiegel maar in een droom te zien. Ik vind het al een dagelijkse klap in het gezicht dat ik mezelf ‘s morgens in die spiegel in de badkamer zie, en dan ook nog als ik net wakker ben en met de slaap nog niet uit de dorre oogjes gewreven, maar nou begint in mijn dromen het een of ander me ook al te visualiseren. Terwijl ik er niet om gevraagd heb. Kijk, dat zien in de spiegel, dat heb ik zelf in de hand, maar mijn dromen, wie heeft daarover eigenlijk de regie? Ik moet er niet aan denken dat het Freud is. Dan nog liever God. Maar als het Freud is die de weg naar mijn brein heeft gevonden, wat staat me dan nog te wachten? Ik wil er nu even niet verder over nadenken. Sorry.
Overslaan
Even overslaan. Moet kunnen.
Weerbaar
Gisteren in de Volkskrant een column van Haro Kraak met als stelling dat het in het debat over de mentale pandemie te weinig gaat over de vraag: Hoe ga je om met tegenslag? Ook los van een mogelijke pandemie is dat een interessante vraag. Ik denk dat een van de antwoorden Heel verschillend is. Maar in het licht van een pandemie moet het antwoord waarschijnlijk Heel slecht zijn. Vooral jongeren schijnen in dit tijdsgewricht niet bepaald weerbaar te zijn. Ze voelen zich snel bedreigd, gekwetst, gaan kopje onder onder de druk om te presteren met studeren en leuk gevonden te worden. Ze hebben geen middelen om daarmee om te gaan. En ze verwachten te snel dat de omgeving hun probleem wel oplost. Cum laude afschaffen. Bepaalde schrijvers niet meer bespreken. Schilderijen of foto’s verwijderen want kwetsend. Bepaalde sprekers niet meer uitnodigen. Geen lastige vragen stellen tijdens lessen. Ze worden sneeuwvlokjes genoemd. Sneeuwvlokje doet mij denken aan voetballer Ronald Koeman. En die was dan weer niet zo gemakkelijk te intimideren. En ik moet denken aan Rini Wagtmans, wielrenner uit St. Willebrord. Met dat sneeuwvlokje voorin zijn kroesende kuif. Ook een bikkel. Maar, dat zijn iets te gemakkelijke stapjes naar de marge van het probleem dat Kraak aansnijdt. Misschien is het wel zo dat we het onze kinderen en kleinkinderen te zeer naar de zin willen maken. We gunnen en geven ze veiligheid en bescherming maar gunnen we ze wel serieus genoeg mentale weerbaarheid? Spieren trainen we door ze moe te maken, pijn te doen. We moeten door infecties heen om het weerstandsvermogen van ons lijf op peil te houden. Waar laten we het zelf liggen als het om mentale weerbaarheid gaat? Het is interessant je af te vragen hoe jongeren omgaan met tegenslag. Maar ook of we ze wel voldoende en op een juiste manier op de proef stellen. Ik ga er eens over nadenken. Kraak signaleert in zijn column dat weerbare kinderen het gevoel hebben controle te hebben over hun leven, meester zijn over hun eigen lot. Je slachtoffer voelen is dodelijk voor je weerbaarheid.
Wensen
Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.
Dat je op nieuwjaarsdag ’s morgens de koelkast opentrekt en dat je hand zich niet naar het pak yoghurt maar naar de fles witte wijn beweegt, dan weet je waar je de avond tevoren druk mee bent geweest. Het is overigens het minste van alle ongemakken waarmee je een dag, zeg maar het jaar, kunt beginnen. Ik heb een levendige fantasie dus ik zal je besparen welke dat allemaal kunnen zijn. Lees de app van je krant maar. De top vijf van de in 2020 meest gelezen berichten op de site van Meer Vandaag was: 7-Jarig meisje vermist, Dode door ongeval, Eerste coronabesmetting, Overval bij bedrijf en Politie onderzoekt schietincident. Vreemd: aan het begin van het jaar kijken we hoopvol uit naar al het goede dat het ons kan brengen en als het voorbij is hadden we het meest belangstelling voor wat er fout ging.
In de aanloop naar oudjaarsdag was de buurtvereniging ons sterretjes, prosecco en kaasjes komen brengen. Om twaalf uur hebben we vanaf de voordeur onze buren van de Humcoverstraat een Zalig Nieuwjaar toegewenst. En we stuurden elkaar allemaal een vrolijke selfie. Verder hadden we een rustige jaarwisseling. Het kleinste, fanatiek puzzelende kleinkind had ons geïnspireerd. De tafel lag bezaaid met stukjes. Wel erg aanstellerige stukjes, vond ik. Ooit hadden puzzelstukjes allemaal dezelfde vorm. Twee uitstulpingen op de X-as en twee instulpingen op de Y-as. Of omgekeerd. En even groot. Het gedoe begon met stukjes met drie uitstulpingen en een instulping, bijvoorbeeld. Niet allemaal even groot. Maar nu in de samenleving de individualisering genadeloos heeft toegeslagen, moeten opeens ook alle puzzelstukjes een geheel eigen identiteit. Waren de stukjes van vroeger soldaatjes in het gelid, in de stukjes van nu zie ik dansers in een free style jazzballet. De choreograaf: Hoe voel je je? Druk jezelf uit! laat zien wie je bent! Je mag er zijn! schaam je niet! Trek je niets van anderen aan! Maar, al die stukjes werden samen toch nog één mooie, grote plaat. Da’s dan wel weer heel knap.
Heb ik nog wensen voor 2021? Ik hoor het jullie vragen. Zeker heb ik wensen. Er springen er twee uit. Allereerst moet La Corona snel de wereld uit. Ik kan niet wachten op mijn prik. Ik begin genoeg te krijgen van steeds maar behoedzaam te moeten leven. Ik doe het hoor en ik houd dat ook beslist goed vol, maar het kan allemaal zoveel leuker zijn. Dat geldt ook voor Maastricht Aachen Airport. Met dat terrein is zoveel leukers te doen. Pieter van Geel heeft zijn advies een maand uitgesteld. Ik wens vurig dat van uitstel afstel komt. Dat hij zijn opdracht teruggeeft aan de provincie wegens niet te doen: gevangen zitten tussen de gezondheid van omwonenden, het welzijn in Zuid-Limburg en de opdracht die vliegwei open te houden. Hoeveel ernstig slaapverstoorden mag die kosten? Het kan niet anders of de man zit in een spagaat en dreigt langzaam van onder naar boven in te scheuren. Dat wens je niemand toe.
Min of Meer – 6 januari 2021
Het pakketje
We hadden het jongste kleinkind over de vloer. Hij is twee en leeft op een dieet van spelen met duplo en puzzels, kijken naar filmpjes met tractoren op youtube, onverstaanbare pogingen tot gesprek en op een krukje naar het woelen buiten staan kijken. Wij houden hem ondertussen goed in de gaten want voordat je het weet staat de tent op zijn kop. Ik overdrijf een beetje. De tweejarige is meestal een vrolijke gast, dat valt te waarderen. Maar ook vanochtend had hij op enig moment een dipje. Hij is doorgaans nogal erg vroeg wakker en dus komt halverwege de ochtend het middagslaapje al opzetten. Dat is het moment dat we boodschappen gaan doen. Hij wordt altijd erg wakker van rondgereden worden in zijn kinderwagen. Als we thuiskomen, heeft hij meestal al een krentenbolletje op, is hij toe aan een drankje en gaat hij aan tafel voor een lichte broodmaaltijd. Vandaag was het kwart over twaalf dat hij wéér aanstalten maakte in slaap te vallen. Maar toen was er dus al het pakketje. Dat hadden we aangetroffen in de hal van het appartementencomplexje waar wij tegenwoordig wonen. Het stond tegen de muur duidelijk verweesd te wezen. Het was geadresseerd aan een voordeur bij ons om de hoek. Het gebeurt vaker dat pakketbezorgers een pakket dat ze niet snel genoeg kwijt kunnen deponeren op een plek waar het toch wel gevonden wordt. In dit geval door ons. Het voelde als een beroep op onze burgerplicht. Toen ik had aangebeld op het adres op de sticker en de deur was opengezwaaid, trof ik een jongeman met in zijn hand een mobieltje. En ja, dat pakket kende hij, hij had het aangenomen en gezien dat het niet voor hem was. Hij had nog wat rondgevraagd maar niemand in de nabije buurt bleek geïnterresseerd. Dus had hij het maar bij ons in de hal gezet. Waarom dan hier, vroeg ik me af. Wij waren een andere straat. Ik liet het maar, het mobieltje interessanter, de deur was alweer bijna dicht. Opvallend aan het pakket: het kwam uit Frankrijk, het was verzonden op 6 juli 2023 (!)’, had een autorisatie van de douane opgeplakt gekegen en over het oorspronkelijk etiket was een tweede etiket geplakt. Door dat etiket heen waren naam, naam straat, postcode en plaats te lezen. En er stond nog iets geschreven dat niet te lezen was. Maar: geen huisnummer terwijl er wel een op het tweede etiket stond. Iemand bij de koerier had een nummer bedacht en dat erbij getikt. Maar dat klopte niet en nu was het dus bij ons in de hal aan komen waaien. Ik veronderstelde dat het een schilderij, foto of reproductie van iets was. Op het pakje stond op een van de randen: Bretagne mon amour. Ik zag de zee en een rotsige kust, een zonsondergang. Zoeken op internet naar de geadresseerde leverde niets op. Onderwijl werd het steeds uitdagender het pakketje op zijn bestemming te krijgen. Wat stond er op het originele etiket en wat kon ik door het tweede heen niet lezen? Het voorzichtige peuteren nam een aanvang en langzaam kwam het tweede etiket los van de ondergrond. En laat daar nou een telefoonnummer staan. De rest valt te raden. Iemand blij gemaakt.
Champagne
Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.
Morgen en overmorgen zijn de jaarlijkse champagnedagen. Ik begrijp weinig van de liefde voor dat goedje. Ik vind het nergens naar smaken en word van een paar glazen al – vooral voor mijzelf – onaangenaam dronken. Dus aan mij kun je het niet kwijt. En al helemaal niet voor de gezelligheid. Want dat is ook een probleem dat ik met champagne heb. Altijd als leuke ooms opzichtig de kurk uit de hals van de fles masseren en de kroonluchter in laten knallen, dient men zich feestelijk te voelen en kraaiend van plezier de dansvloer te bevolken. Sterker nog: champagne is de onder hoge druk bewaarde en vloeibaar geworden metafoor voor een bruisend leven, een en al sprankelend geluk en onbekommerd uit je dak gaan. Champagne is vooral bubbels die er zijn om er al heel snel weer niet meer te zijn. Voor wie champagne drinkt: De nuchterheid gaat te paard en komt vaak tergend langzaam te voet weer terug.
Ik schreef vorige week dat we tijdens de kerstdagen zouden sjoelen, puzzelen, lezen en wandelen. Nou, gedaan. Maar, elk jaar reken ik weer buiten de waard: de kranten. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar we krijgen er hier een stuk of wat over de vloer en geen van die kranten houdt er rekening mee dat ook de laatste dagen van december maar vierentwintig uur per dag hebben. Waarvan er dan pakweg minstens een stuk of zestien opgaan aan uiterlijke verzorging, het bereiden van voedsel, eten, drinken, noodzakelijk bewegen, middagdutje, samenzijn en praten, huisdieren aandacht geven, kijken naar de televee, onvoorziene zaken en slapen, waarna er nog acht beschikbaar zijn voor al het andere. Waaronder dus het lezen van die veel-te-vetgemeste kerstkranten. Ik weet het, we doen het onszelf aan. Laten we zeggen: Ik doe dan wel wat knorrig maar ik klaag niet, ik constateer slechts.
Op kerstavond hadden we nog net tijd om te kijken naar de vierde aflevering van In de beste families, Moeders, een serie die Coen Verbraak maakt voor de NTR. Daarin korte, open en tegelijk intieme en ontroerende gesprekjes, in deze serie met volwassen kinderen over hun moeders en omgekeerd. De kracht van Verbraak is dat hij in een flits waarneemt waar het jeukt of schrijnt en daar pijlsnel even aan krabt. En hij schroomt niet om wat hij hoort en ziet in de vorm van een bombriefje te deponeren in de brievenbus van wie het aangaat: U voelde zich wel eens een ontaarde moeder? Ik weet niet wat het is, maar het zijn gesprekjes die juist op zo’n avond op hun plek zijn. Het raderwerk van de wereld valt even stil. Tijd voor bezinning. En de bezinning die komt met de ontroering is misschien wel de beste. Ik ga daar de komende dagen eens rustig over nadenken. Als de kranten ons tenminste even met rust willen laten. Tot slot: Ik wens ons allemaal een gezond 2021 toe. En, speciaal voor jullie: Ober, champagne!
Min of Meer – 30 december 2020