Oceaan

Vanmorgen regende het. Vertel mij wat, hoor ik je zeggen. Regent het dan ook weleens niet? Zeker, want vanmiddag was het droog, terwijl de app zei: Het gaat regenen. Maar, we hadden genoeg van binnen zitten dus we hadden ons voorgenomen de buien te trotseren. En toen kwamen die niet. We gingen lopen. Richting oceaan. We vragen het ons vaak af, Hoe komt het toch dat over veel Franse badplaatsen de sluier van vergane glorie hangt. De tijd heeft er stilgestaan en heeft zich gehuld in een verschoten jas van rottend beton, craquelé pleisterwerk, bladderende verf en slecht of slordig onderhouden tuinen. En dat terwijl verblijven aan zee iets heel erg kijk-mij-nou-eens heeft. Iets met allure en savoir vivre en zich aan de wereld tonen en bon vivant, bruin, strak in het vel en in het best mogelijke gezelschap en dat alles liefst onder een stralende zon in de mooist mogelijk vormgegeven omgeving. Of wat daar dichtbij in de buurt komt of er erg op lijkt of ooit zo was. Het kan verkeren. We liepen door straten met van die huizen, ooit met zorg ontworpen maar met de Franse slag gebouwd en onder de gesel van zoute winden en striemend water dat overal inkruipt geworden tot wat ze nu zijn. Maar ook met huizen die nog maar net een opknapbeurt hadden gehad. Nieuwe eigenaren, veel glas, grotere auto’s, design terrassen, een nieuwe tijd. We liepen dus door die straten, naar de randen van de oceaan, waar het mariene leven van de vakantiegangers vorm krijgt in winkeltjes met t-shirts in horizontale blauwe sreepjes, regenjassen, bodywarmers, zeiljacks, zeemanspetten en strooien hoeden met blauwe linten. En in veel te veel restaurantjes waar pannenkoeken en ijs het fundament zijn onder een prima jaaromzet. Waar je voor twee glazen matige witte wijn net zoveel betaalt als in de supermarkt voor vijf liter van redelijke kwaliteit. En toen brak de zon zowaar nog even door en dan kijk je er toch weer even anders naar. Maar, toen we langs een andere weg terugliepen was het van hetzelfde laken een pak. En morgen regent het weer. 50 procent kans.

Royan

En toen waren we in Royan. En daar gingen we naar een supermarkt. Voetbalveld groot. Anderhalf kan ook, hoor. Waanzin. Alles te koop en ook nog eens in zoveel varianten dat je totaal verloren loopt. Maar, we hebben het weer overleefd: het niet kunnen vinden, het niet kunnen kiezen, het wel/niet willen kopen. We hebben gevonden, we hebben gekozen en we hebben het noodzakelijke gekocht. De rest hebben we laten staan.

Tours

We waren ooit in Tours met onze kampeerbus. Het was toen al een voertuig waarmee met grote zekerheid meer kilometers waren gemaakt dan op de teller stond – 110.000 – toen we het kochten. Het was een VW-T2 personenbus die ik zelf had omgebouwd. Toen we op de camping in Tours neerstreken hadden we al een rondje gemaakt door onder andere Provence, Ardèche en Limousin en we waren weer op weg naar huis. We hadden ontdekt dat er steeds een plasje olie onder de bus stond en dat een klein tonnetjerond reservoir dat zichtbaar in de cabine was gemonteerd langzaam leger raakte. Dus, in Tours bezochten we een garage om daar eens naar te laten kijken. De diagnose kwam snel en was trefzeker. De remcylinder lekte en die kon niet een, twee, drie gerepareerd worden. Maar, we konden er best mee naar huis rijden, voorzichtig aan en dan moesten we wel zo nu en dan het reservoir bijvullen. En hier was een flesje met remvloeistof. Lang verhaal kort, we kwamen er veilig mee thuis. En nu zijn we weer in Tours en hebben we niets anders aan het hoofd dan een beetje rondkijken. In het centrum is het lekker druk. Het is – immers – vrijdagavond, het weekeinde begint, het weer is goed. De terrassen zitten behoorlijk vol en men paradeert. Wij slaan het gade. Wat zijn hier veel jonge mensen en wat zijn hier veel baby’s van nauwelijks een, twee maanden. El en ik raken daarvan ontroerd, tegenwoordig. Van kijken naar die jonge mensen. Van ze zien. We weten nog steeds niet precies waar dat door komt. Het plan is dat verder te onderzoeken. Net voor zes uur kwamen we langs de basiliek en daar stapten we toch nog maar even binnen. Hij is eind negentiende, begin twintigste eeuw in ongeveer veertig jaar gebouwd en nogal rijkelijk versierd, in quasi romaanse stijl en verder nogal eclectisch gedecoreerd. Dat pakte me veel minder dan toen klokslag zes uur de zes of zeven – het was lastig tellen van achter uit de kerk – kloosterzusters aan hun vespers begonnen. Een katholieke opvoeding gaat je niet in de kouwe kleren zitten en in sacrale sferen kan die behoorlijk opspelen. Maar goed, na een kwartiertje konden we er ons toch van losmaken. We belandden vervolgens op de Place Plumereau waar we ons voegden in het profane leven van de hedonisten. Proost.

Rouen

Ze hadden het behoorlijk druk met elkaar, de duiven op de Place de la Cathédrale in Rouen, op de kop van de Rue de la Tour de Beurre, de Botertorenstraat. De mannen zaten er nogal opgefokt achter de vrouwen aan maar die gaven geen krimp. Ik veronderstelde dat die duiven daar op dat plein elkaar onderhand wel door en door zouden kennen. Ook qua voortplanting en wat daarvoor nodig is. Ze leken me nogal op elkaar uitgekeken. Ze woonden al zolang samen op dat plein en hadden het allemaal al eens met elkaar gedaan. Of vaker dan één keer. En nu speelden ze elk hun rol: altijd zin hebben en geen zin hebben. Tussen de duiven waren hele zwermen mussen druk met fourageren. Ze moesten het hebben van de zaadjes die ze uit de reeds uitbloeiende bloemen in de plantenbakken pikten. Het weer in Rouen was niet wat je noemde zomers dus er werd niet buiten gegeten, op de terrassen. Er viel niks te kruimeldieven. Merels schoten van perk naar perk om daarin op zoek naar beestjes de grond lekker rul te houden. Op een plein als dit verwacht je niet zoveel verschillende vogels – er waren ook nog heggemussen – en al evenmin zoveel bossig groen dat hen bescherming kan bieden. Wij dronken ondertussen een paar glazen witte wijn. Met ook nog eens uitzicht op de kathedraal, een immens bouwwerk waar de tand des tijds nogal nietsontziend aan heeft geknaagd. Maar waar ook tegen de destructieve krachten des tijds in steeds weer mensenhanden voor uit de mouwen zijn gestoken. En nog steeds, trouwens. We moesten denken aan Jeanne d’Arc die hier in Rouen, in 1431, op de brandstapel belandde. De middeleeuwen waren een rauwe tijd maar ook een tijd waarin gemeenschappen tot grootse werken in staat waren. Na de wijn besloten we wat te gaan eten, tradioneel Frans: escargots, tête de veau en steak tartare à la Normande. Koffie na. Toen we naar het hotel liepen, troffen we een van de duiven van enkele uren eerder terwijl die lekker stond te nippen van een plasje net gevallen, vers regenwater. We bleven even belangstellend kijken. De duif nipte onverstoorbaar door.

Cohen

Gisteren keken we naar een documentaire over Leonard Cohen. Het werd laat maar we kunnen zo’n verhaal niet voorbij laten gaan. Ondanks om 8:00 kleinkind op de stoep. Toch, we moeten kijken. Ook El, die vroeg uit bed gaat. Cohen kwam met So long, Marianne ons leven binnen en is sinds daarna nooit meer weggegaan. We hebben hem twee keer zien optreden. De eerste keer in Den Haag – het was op 8 mei 1993 – in het Congrescentrum en de tweede keer in Rotterdam – op 18 september 2013 – in Ahoy. Beide keren ademloos. Wij. Op 10 mei 1993 schreef ik: de oude man cohen zingt in een zaal/er gaat een rilling over 2000 ruggen/al in de eerste maten is de avond af/wat volgt is een reprise van genot. Toen we nog in Meerssen woonden luisterden en keken we – met een half oog en de oren helemaal open – op zoele en zwoele zomeravonden naar de DVD Live in London. We konden die op volle sterkte draaien omdat de muren rond de patio naast het huis het geluid tegenhielden. Niemand last, wij groot plezier. We dansten en we dronken wijn. Eindeloze gesprekken, levens delen. Leonard Cohen staat in dit huis voor prachtige herinneringen. We hebben geen DVD-speler meer maar Live in London ligt desondanks klaar. Voor na de vakantie. Kijken we dan hoe we die weer afgespeeld krijgen.

Françoise Hardy overleden.

Druppel

Ze was duidelijk al zeer op leeftijd. Tegenover haar zat een man van een jaar of vijftig. Hij had een rose vest met capuchon aan. Daaronder een spijkerbroek. Op zijn bord een divers aanbod aan voedingswaarden. Een klein belegd broodje, een fors glas met sla, afgetopt met een meer massieve substantie waarin mayonaise een prominente rol speelde, en een kleine wrap. Je ziet dat vaker, tegenwoordig, dat dagzaken tussen de middag voor een schappelijke prijs een bordje met een beetje van alles wat serveren. Zij zat gebogen over een bord met twee stevig gekorste bruine sneden oerbrood, bedekt met sla, een forse berg aardappelsalade, een bijna even stevige hoeveelheid tonijn en dan nog wat noten, poftomaatjes en rode ui. Het smaakte haar zeer. Het koste moeite de korsten te snijden. Met oneindige traagheid stelde ze al snijdend en schuivend muizenhapjes samen. Die verdwenen op de vork in een gestaag tempo in haar mond. Ze werkte van de rand van het bord naar het midden. Ondertussen had de man in een oogwenk zijn bordje leeg waarna hij met belangstelling en vol begrip de trage bewegingen tegenover hem begon gade te slaan. Hij oefende geduld. Hij was dit gewend. Dit was liefde. Hij was de zoon die eens in de week zijn moeder meenam voor een lunch. Ze genoot er zwijgend maar intens van. De druppel aan haar neus hinderde haar niet. Het geroezemoes om haar heen was er niet. Ze was hier om te eten en dat was wat ze deed. Hij onderbrak zo nu en dan het kijken naar het genoeglijke lunchen aan de overkant van het tafeltje voor een telefoontje. Ja, hij begreep dat zij overal in Noord-Limburg geplaatst kon worden, waar er maar een kamer vrij zou komen. Het kon nog even duren. Het tafereel was meer dan op het eerste gezicht leek. Twee sneden donkerbruin oerbrood bleek er een teveel. Ze schoof het bord van zich af. Ze kon weer naar huis. Deze keer nog wel.

Dus

Ken je dat, dat er op de dagen waarop je bijna niets in je agenda hebt staan niets nuttigs uit je handen komt? Dit is zo’n dag. Dus.

Defilé

We lopen langs een zee van fietsen. We gaan naar huis. We hebben net een klein uur staan wachten op en kijken naar de troepenparade waarmee de Venrayse avondvierdaagse afsluit. Het plein voor de Schouwburg staat bomvol. Daar komen alle troepen aan. Ik weet niet waar het gevoel vandaan komt, dat het me ontroert, al die mensen, die moeders, vaders, kinderen, de oma’s en de opa’s, tantes en ooms. Bijna iedereen in de rol van familielid. Dat komt zelden voor, zo’n feest van generaties, met voor iedereen een plek. En dan de enorme diversiteit aan hoofden, buiken, benen, haren enz. en die ook nog in eindeloze combinaties. En dat allemaal binnen één soort. Het is een parade van scholen, kinderopvang en jeugdverenigingen. En wat zijn er nog veel kinderen! Het is ook een parade van maatschappelijke tegenstellingen. De vooral, zeg maar louter, witte scholen, enerzijds, die ene school, vooral van kleur, anderzijds. De kinderen die na vier dagen avondlopen nog fris en fruitig lopen te yellen, de kinderen die bekaf ogen, geen conditie, doen ze wel aan sport, kan bruin dat trekken, de kinderen die overladen zijn, volgehangen met kleine geschenken, de kinderen met helemaal niets. Ouders van kleur met hun kinderen, ze moeten nog wennen aan dit andere land, met zijn doorgaans nogal naar binnen gekeerde mensen die weinig van zichzelf laten zien maar die nu de gelegenheid grijpen zich eens goed te manifesteren, voor hun kinderen, om ze een plezier te doen. Altijd een goede zaak.

Kruinen

Vandaag reed ik door een aantal straten waar ik vijftig jaar geleden ook vaak doorheen reed. Opeens viel me op dat de bomen er inmiddels massieve decors vormen. Ik had het van de week al een keer toen ik bij het huis van vrienden onder de tamme kastanje in hun achtertuin stond. Ik heb die boom geplant zien worden toen zij hun net gebouwde huis betrokken hadden. We schrijven dan 1975 of 1976. Toen was dat een iel boompje, nu kon ik de stam nog net met mijn armen omsluiten. De kruin stak boven het huis uit. Drie ruime verdiepingen. En nu staan er langs de Venrayse wegen en straten honderden bomen die toen zijn neergezet en die die straten en wegen allure geven. Zielloze, verse asfaltstraten met kale, zandige borders zijn statige lanen geworden. Ze werden toen aangelegd en aangekleed met kwetsbare, iele boompjes die hun leven voor een deel danken aan de stevige palen ernaast. Als ik nu naar buiten kijk zie ik de bomen op het pleintje en realiseer me dat die ook al zo’n veertig jaar oud moeten zijn. Ik herinner me het pleintje als een kale vlakte waar je je auto parkeerde als je bij de aanliggende supermarkt boodschappen ging doen. Er worden nog steeds auto’s geparkeerd maar nu onder machtige groene kruinen.

Vierdaagse

Zijn jullie thuis? Vraag dook op in de app Berichten. Ja, we waren thuis. Dat wil zeggen: Kom rustig aan, we voelen ons geenszins bezwaard, val binnen, leuk! Het is het voordeel van dichtbij je kinderen wonen. We hebben altijd de koffie klaar en alle soorten cola in voorraad, plus ice tea green, fristie en ranja. En water. Ik vind het wat veel maar het is niet anders. De wereld met als extra’s enkel ranja in huis ligt ver achter ons. De luxe van toen is het nieuwe vanzelfsprekend geworden. Het kwam zo, het was gisteren en is vandaag, morgen en overmorgen avondvierdaagse dus de mama’s en de papa’s droppen, als ze niet meelopen, het grut bij de start en zoeken dan onderkomen. Met de rest van het grut. Dus zaten we tijdens het eindemiddagwijntje onverwacht met kinderen en kleinkinderen over van alles en nog wat te praten. Dat vinden we leuk. Gisterenavond zat ik te praten met een koppel van mijn leeftijd, met kinderen all over the place. Zij zei: Je kunt nooit zomaar bij elkaar op de koffie. Ik voelde wel met ze mee, maar zei: Denk niet dat wij vaak bij elkaar over de vloer komen, enkel voor koffie. Die kinderen hebben het stervensdruk met van alles en nog wat, die hebben helemaal geen tijd voor steeds maar koffie met jan en alleman. Ook niet als dat hun ouders zijn. En om eerlijk te zijn, wij ook niet. Als wij elkaar zien is dat meestal nogal functioneel. Hand uitsteken bij een klusje, zorgen voor een kleinkind, verjaardag vieren, dat soort dingen. Dus, als er zo eens een clubje gewoon binnenvalt, als dat niet in de agenda staat, dan vinden wij dat ook wel bijzonder. Zijn we net iets blijer. En dat komt dus echt niet vaak voor. Dat mag ook wat ons betreft vaker gebeuren. Het verschil met jullie situatie is dat de kans dat het ons écht kan overkomen veel groter is dan die van jullie. De vierdaagse duurt nog twee dagen. Misschien morgen weer? In elk geval zondag. Dan zijn ze er allemaal. Wel omdat het in de agenda staat maar vooral omdat we dan weer eens samen aan tafel gaan.