Ik kan het me nauwelijks voorstellen maar ik kan schrijven: De zon scheen. En dan niet kan als in ik-ben-ertoe-in-staat maar kan als in het-is-mij-mogelijk-gemaakt. In de winkel waar ik een broek kocht zei de verkoper: Het is de eerste dag na dertien hele dagen zonder zon, de langste periode in vijfendertig jaar. Hij klonk oprecht blij. Dat was dus in 1989 voor het laatst geweest, dat de zon zich dertien dagen niet had laten zien. Ik herinner mij 1989 als niet mijn beste jaar, maar weet ook dat dat niets van doen had gehad met dertien zonloze dagen op rij. Eerder met wat voelde als erg veel, zeg maar rustig te veel zinloze dagen op rij. Maar daar gaan we het niet over hebben. Voordat we die broek kochten hadden we uiensoep gegeten in de stad waar die unnesop heet. In de stad waar ook vandaag weer – en nu dus onder een koesterend winterzonnetje – de straten gevuld waren met mensen die elkaar nog net niet en soms net eel hinderlijk in de weg liepen. Voordat we in Maastricht op bezoek gingen bij vriendin Em die een appartement aan de Maas bewoont, gingen we nog even aan bij andere Em die Le Salonard op de hoek van de Sint Pieterstraat en de Witmakersstraat uitbaat. Ook stampvol. Het was allemaal niet opzienbarend, wel heel plezierig. Het meest nog baarde opzien dat de zon zich liet zien.