Vallei 3

Eerdere afleveringen verschenen op 24 mei en 2 juni jl.

Zijn eigen gedachten cirkelden vooral rond de vraag hoe nu verder. Hij vond het een beetje raar aan Tiets te vragen hoe zij zich dat voorstelde. Hij had gezegd dat hij nog geen idee had waar hij naartoe wilde. Dat matchte met wat zij zich voorstelde, maar ergens zou er in zijn hoofd een doel moeten opdoemen. Hij zou keuzes moeten maken. Bij elk kruispunt opnieuw, bij elke pijl met een plaatsnaam erop. Nu reden ze grofweg naar het zuidoosten, het kon toch niet zo zijn dat hij opeens koers zette naar het noordwesten. De eerste dertig, veertig kilometer speelde dat nog niet, trouwens. De departementale weg slingerde met flauwe bochten en zachte glooiingen over de vlakte. Hij genoot van de traagheid, het ronken van de oude motor, het geluid van de wind rond de carrosserie waar nog geen windtunnel aan te pas was gekomen. Veronderstelde hij. Herman begon trek te krijgen. Dadelijk even stoppen om wat te eten? Tiets draaide haar hoofd traag in zijn richting. Hij zag aan haar ogen dat ze van ver kwam. Ze ging meer rechtop zitten, zette haar voeten op de vloer en rekte zich uit. Ik heb nog een paar appels, zei ze. We kunnen delen. Ze greep naar de rugzak die ze voor de bank had gezet. Hij was flink uitgevallen maar niet tot het laatste gaatje gevuld; hij stond er wat slapjes bij, hij bood nog ruimte aan meer. Ik heb nog brood, kaas en wat worst. Kunnen we óók delen, zei Herman. Ik wil dadelijk de berm in, kunnen we daar even eten. Achterin de bus heb ik een tafeltje met twee stoeltjes. En ik kan koffie maken. Of thee, het mag ook thee zijn. Of gewoon water. Gekoeld, ijskastje aan boord. Tiets quasi applaudisseerde, Wat een luxe, zei ze. Ze klonk ook alweer wat opgewekter dan nadat hij haar daarnet uit haar gedachten had gehaald. En, weet je al waar je naartoe gaat, vroeg ze. Nou, zei Herman, eigenlijk nog niet. Ik wil wel naar het zuidoosten blijven koersen maar daar wat van afwijken, dat kan ook. Hij zag dat Tiets even nadacht en toen …. Dat lijkt me een goed plan. Het klonk alsof ze al helemaal deel was van zijn wereld. En: Kijk, dat is vast een geschikt plekje, daar zijn al vaker auto’s de berm ingeschoten. Hij kon het niet ontkennen. Herman haalde zijn rechtervoet van het gaspedaal, bracht die naar de rem, ontkoppelde met zijn linker, schakelde een paar versnellingen lager, remde bij, stuurde zijn campertje de parkeerplaats op en parkeerde het in de schaduw van een tanige, uit de kluiten gewassen struikeik. Terwijl ze uitstapten, zag hij hoe op de weg een motorrijder rustig voorbijreed. (Wordt vervolgd)