Vallei 11

Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni, 29 juni, 6 juli, 13 juli, 20 juli en 27 juli.

Te snel misschien wel, schoot door hem heen. Hoewel hij inmiddels per se wilde weten hoe de vork aan de steel stak, hij had ook geen zin in ruzie met Tiets. Ook al had ze hem in een situatie gebracht waarin hij zich niet op zijn gemak voelde, hij was ook al net te veel aan haar gezelschap gehecht geraakt. Maar Tiets zei niets. Hij wierp een snelle blik opzij en zag hoe ze zacht met haar vingers op de rand van de bank trommelde. Ze moest nadenken, dacht hij, alsof ze aarzelde over wat ze zou antwoorden. Hij moest nu trouwens zijn aandacht even goed bij het rijden houden, hier op het laatste, erg nauwe en bochtige stuk van de kloof voordat ze bij de brug zouden komen en het meer vriendelijke deel van de vallei in zouden rijden. Herman, Tiets kwam aarzelend op gang. Hij reageerde onmiddellijk,: Even niet Tiets, nu even niet, ik moet me even concentreren, graag dadelijk, als we over de brug zijn. Duurt nog hooguit een paar minuten. Sorry. Ze viel stil en boog zich voorover naar de rugzak die nog steeds aan haar voeten voor de bank stond. Waarom nu, dacht Herman. En vooral wát? Wat zocht ze in die rugzak, wat ging ze pakken? Hij zag dat het stoplicht voor de smalle brug op rood sprong. Herman minderde vaart en stopte. Waarom stoppen we, vroeg Tiets en ze kwam overeind, terwijl ze een moleskine uit de rugzak trok. En, Ah, ik zie het al. Van de andere kant kwam een groep motorrijders de oude baileybrug op. Het waren vooral zware Harleys die een oorverdovend lawaai maakten. Traag reden ze voorbij, gesloten vizier, onheilspellend, vond Herman; daarna sprong het stoplicht op groen. De houten planken rammelden onder de wielen van de kleine camper. Vlak na de brug maakte de weg nog een scherpe bocht naar rechts om even verderop bijna de rivier te raken en dan eindelijk weer de ruimte op te zoeken. Ze zijn een nagel aan mijn doodskist, motorrijders, dacht Herman. Maar vanaf nu had hij meer overzicht en hij vroeg zich af wanneer hij de motorrijder achter hen weer in beeld zou krijgen. Dat kon niet lang meer duren. Nou, Herman, wil je nog weten wat ik net wilde zeggen? Ze had de moleskine op het dashboard gelegd. Hij knikte terwijl hij zijn ogen op de weg hield. Ze draaide zich naar hem toe, probeerde zijn volle aandacht te krijgen maar hij bleef voor zich uit kijken. Ik begrijp dat je je afvraagt wie die motorrijder is, maar waarom zou die iets met mij te maken hebben? Of met mijn ex? Die ex van mij, hij heet trouwens Sjef, die heeft helemaal geen motor, weet je, geen motor. (Wordt vervolgd)