Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni, 29 juni, 6 juli, 13 juli en 20 juli.
Er volgde een ongemakkelijke stilte. Dat kende Herman niet. Hier, voorin zijn busje was er altijd het geruststellend vertrouwde ronken van de motor achterin en van de geluiden die horen bij het kalm rijden over wegen die voor zijn rust leken aangelegd en die hij daarop uitzocht. Juist ook deze weg die hij zeker al een keer of vijf gereden had maar die hem nu met Tiets naast hem op de bank danig benauwde. Hij keek uit naar het moment dat de kloof zou verwijden en het uitzicht ruimer werd. Op groene oevers met populieren en daarin maretak, op akkers met graan en een enkele wijngaard. Dat was een kilometer of wat verder, als de weg over de brug met de stalen overspanning ging. Vanaf daar strekte de weg zich weer meer in de lengte en zou hij de motorrijder weer kunnen zien. Hoe lang denk je dat het nog duurt voordat we aan zee zijn? De vraag overviel hem. Hij had verwacht dat Tiets nog zou reageren op zijn vraag mee uit te kijken naar de motorrijder maar niet, dus. Hij moest even nadenken, even rekenen, even terug naar een plus een is twee. Ik schat over een uur of drie. Als er tenminste niks geks gebeurt. Je weet maar nooit, met die man op de motor. Nu kwam Tiets’ reactie snel. Hoezo, als er niks geks gebeurt? We rijden rustig door prachtige Frans land, niks aan de hand, dat rijmt, ze wachtte even, voor het effect, en ondertussen ben jij vooral bezig met een motorrijder die achter ons aanzit? Die achter mij aanzit, want jij ziet hem sinds ik bij jou in de bus zit, toch? Nou, ik heb er een gezien toen we wat gingen eten en daarna is me niets meer opgevallen. Herman vroeg zich af of hij zou zeggen wat hij dacht. Gewoon Tiets achterna. Zeggen wat je denkt en dan maar zien welke reactie er komt. Die vriend van jou, Tiets, die vriend van jou. Jij bent blij dat je hem met de ruzie in Nederland hebt achtergelaten, maar is dat ook zo? Of heeft die nog een appeltje met je te schillen en dacht ie: Kom, ik pak de motor? En nou zit je ook nog in de auto met een kerel die hij niet kent. Misschien is hij behalve boos ook nog jaloers? We zien er uit als een stelletje, dat zei je zelf, weet je nog? Het was er allemaal weer uit voordat hij het wist. Hij leerde snel, als het moest, dacht hij nog even. (Wordt vervolgd)