Trappen

We lopen langzaam de Escaliers du Calvaires af, onze rug naar het grote kruis aan de top ervan. Wie naar boven loopt heeft er voortdurend zicht op. En treedt als het ware in de voetsporen van de aan het kruis gestorven Heiland. De Escaliers du Calvaires is een steile klim die wij graag vermijden. Dat kan als je vanaf de Place Carnot via de Place Champollion de Rue de Colomb neemt en dan na een meter of zeventig links de Rue de Malleville ingaat. Dan klim je geleidelijk aan naar de voet van het kruis. Wij verblijven tijdelijk onder zijn vleugels. Maar nu even niet; we dalen af naar de weekmarkt in Figeac. Er was een tijd dat we op zo’n markt onze ogen uitkeken vanwege de diversiteit van het aanbod – van hoeden, tassen, zwemkleding, huishoudelijke hulpmiddelen en slaapkamerameublementen tot geitenkaasjes – maar ook vanwege de sfeer, de kleuren, de geuren, de geluiden, de mensen. Zeker meer in het zuiden. Deze markt heeft dat allemaal maar onze verwondering van ooit is er niet meer. Dat is jammer en voelt als gemis. Wat ook veranderd lijkt, is dat de mensen van de markt niet meer zo het contact met hun klanten zoeken. Willen ze nog wel verkopen of zijn ze een decor voor nostalgische gevoelens? Van vooral ook toeristen? Ze staan met bekenden te praten of kijken gebiologeerd naar de schermpjes van hun telefoons. Zij ook al. Een grote groep mensen trekt met spandoeken over de markt. Ze roepen Liberté pour Palestine. Ook hier boze mensen. Het geweld in Gaza raakt mensen diep. En, de wereld draait overal gewoon door. Het klinkt misschien raar maar drie weken in Figeac voelen als hier wonen. Maar dan wel zonder agenda. En met een poging tot leeg hoofd. Met afstand van die wereld. En dat maakt het anders. Het is een vakantie waarvan we zeggen: Er hoeft helemaal niks en er mag van alles en als van alles niks is, is het ook goed. Toch, er woont een zus van El in Tel Aviv.