Onderweg naar Figeac, een week of vijf geleden, aten we rare tomaten. Ze waren niet gewoon rood maar zagen er zo goed als zwart uit. Dat maakte nieuwsgierig want ze bleken goed te smaken en we stonden de volgende morgen gezond weer op. Niet dat we gevreesd hadden dat we de ochtend niet zouden halen want we hadden de chef van de B&B gevraagd wat voor tomaten we geacht werden in goede gezondheid te verorberen. Niks aan de hand, had hij gezegd, het is een vergeten tomatensoort, sculpturaal van vorm, lekker stevig van textuur, pront van smaak. Kortom: terecht aan de vergetelheid ontrukt. En hip. Dus gingen we op de Franse markten op zoek naar wat we voor het gemak zwarte tomaten noemden. Maar, terwijl je op Franse markten altijd alles vindt wat door de voedselindustrie als gevolg van onbekend maakt onbemind al decennia op het strafbankje van dus ook onverkoopbaar en dus ook onrendabel is gezet, zwarte tomaten vonden we niet. Totdat we ze op marktdag in Figeac in ruime hoeveelheden zagen liggen in de plaatselijke groentewinkel. Wat vreemd, zeiden we tegen elkaar, hier wel, op de markt niet. Maar goed, we kochten ze, de tomates d’antan, de tomaten van vroeger, in goed Nederlands. En we aten ze in een frisse salade en zeiden tegen elkaar dat ze weer heel lekker waren, maar dat het ook wel merkwaardig was dat we ze nooit bij de Sligro hadden gezien. En daar verkopen ze doorgaans toch alle raars dat koks in Nederlandse restaurants met ambitie aan hun naar exotische ingrediënten en smaken hunkerende gasten willen voorzetten. En dan bestaat toeval niet. Vandaag in de folder van de Sligro in de aanbieding: tomates d’antan. Ze staan weer op het boodschappenlijstje.