Geschreven op 14 maart 2008 – Meerssen
Zuid-Limburg is vergeven van de dorpjes. Gisteren was ik in Limbricht, onder de rook van Sittard. Daar ligt Galerie Prinsenhoek en daar wilde ik naartoe. Met name om er werk van Jef Diederen te zien. Omdat ik vergeten ben het adres op te zoeken, ben ik overgeleverd aan de kennis van de dorpsbewoners. Het meest duidelijke antwoord dat ik krijg, is dat ik aan de andere kant van de Provinciale weg moet zijn. En die ben ik al een keer overgestoken. Terug naar af, dus. Ik kom door straten met namen als Gronckelstraat, Millenderweg, Pagestraat en Salviusstraat en met veel te veel, veel te korte en veel te hoge drempels.
Ik verwacht Galerie Prinsenhoek aan te treffen in een statig oud huis of een carréhoeve en zoek daar dus ook naar. In de zomer geraniums en lobelia’s in bakken aan de gevels. Luiken in groen, rood en wit. Fout, want als ik op de Ringweg rijdt, met links en rechts strakke huizen, is daar opeens Galerie Prinsenhoek. Er is een stockexpositie. De Galerie heeft onder andere Pierre Alechinsky, Eugene Brands, Jef Diederen, Herbert Zangs, Jef Diederen, Anton Heijboer, Armando, Marianne Aartsen, Sjer Jacobs, Bram Bogart en Karel Appel op stal.
Ik vraag me altijd af of een stockexpositie niet eigenlijk een soort uitverkoop is maar daar zijn de prijzen niet naar. Ik zie er wel wat interessante dingen. Misschien nog eens terug maar dan met creditcard. Eergisteren was ik in Den Bosch. Ik had daar nog even naar Galerie InDruk gewild waar we enkele jaren geleden een bescheiden Klaas Gubbels hebben gekocht. Maar het komt er niet van. Ik ben er om met mijn beste jeugdvriend G. de draad weer eens op te pakken. Dat lukt wel. We lunchen in een artistiekerig geval aan de Parade. Elke keer als de deur opengaat, raast ook de storm mee over de drempel.
Het is de dag van alweer een weeralarm. En dan wéér zo’n weeralarm waarvan je je afvraagt wat je ermee moet. Op de A2 naar het noorden blijft de auto keurig in het spoor. Niet dat de wind niet heftig is. Lopend langs de Sint Jan naar de Parade is het alsof we op de boulevard van Scheveningen zijn. Hangend op de wind en voetje voor voetje vooruit. G. heeft net een nieuwe knie en dat helpt niet echt in dit door nauwe straten razende natuurgeweld Alleen het snijdende zand ontbreekt. En een uitzicht op de onstuimige Noordzee. En op het Patatpaleis.
Waarom uitgerekend nog dat Patatpaleis genoemd? Daarvan stond gisteren een foto in de Volkskrant, als illustratief voor de hevige wind. Voor het Patatpaleis leunen een vader en een zoon tegen de wind terwijl ze pogingen doen in het bezit te blijven van hun zak met frites met mayonaise. Hoewel, dat laatste verzin ik er even bij, geloof ik. Hetzelfde Patatpaleis figureerde overigens enkele weken geleden nog in de column van Martin Bril over Scheveningen in diezelfde Volkskrant. De wereld is klein.
Dadelijk even naar Maastricht en zoon B. en zijn vriendin M.. helpen met inpakken. Ze verhuizen binnenkort naar V.. Dat is handiger in verband met hun werk. Ze zullen Maastricht gaan missen en wij hen.