Ruitjes

Ik denk dat je het even moet passen, zei ze. Hij haalde zijn schouders op, het is een L hè, zei hij, L is altijd goed, weet je. Hij wachtte. Maar ik wil ook even weten hoe het je staat. Je zegt altijd dat je niet van ruitjes houdt. En dit zijn ruiten, dus ….. Weer die schouders, maar nu draaide hij zich om en liep naar een van de paskamers. Hij trok het gordijn dicht, trok zijn jas uit en hing die aan het eerste van de haakjes, het waren er vier. Het hangertje met het overhemd had hij al aan het tweede gehangen. Vier haakjes, dacht hij, dat waren er veel. Een was wel zo’n beetje de standaard, met twee had je mazzel, vier was een lot uit de loterij. Drie eigenlijk ook al. Of je nou vijf of acht miljoen won, wat is het verschil nog? In beide gevallen: meer dan genoeg. Helaas, nu waren er geen vier nodig. Met een was hij vandaag al goed geholpen geweest. Het aantal keren dat van een zo’n haakje het een na het ander op de grond was gevallen. Niet op de vingers van twee handen te tellen. Hij zuchtte en begon de knoopjes van het overhemd los te maken. Het waren er een stuk of zeven. De knoopsgaten waren niet wat je noemt ruim bemeten en de knoopjes waren ook nog eens wat dik uitgevallen. Hij vorderde langzaam. Altijd dat gedoe. L was zijn maat, hij vond de ruiten van het hemd prima, dus ……. Hij nam het van het hangertje en trok het aan. De linnen stof, was het linnen of katoen, wist hij veel, het kon hem niet schelen, gleed slecht, zeg maar niet, over zijn t-shirt. Hij moest behoorlijk trekken om het een beetje fatsoenlijk om zijn lijf te krijgen. Hij zuchtte nog maar eens. Hij keek nog even in de spiegel. Hij nam zich voor dat hij het hemd open zou gaan dragen, over een donkerblauw t-shirt. Of wit, of licht grijs, dat zou ook kunnen. Hoe dan ook, het zat goed, het paste, de kleur was goed, het stond hem, hij voelde de zon op de boulevard aan de Middellandse Zee. Hij was al onderweg naar het terras met de witte wijn. Terwijl hij het gordijn van de paskamer opentrok dacht hij: Tadaaaa!