Ramp

Deze tekst schreef ik in februari 2008! Dat is dik 17 jaar geleden!

Gisteren las ik in de krant dat we –  de Nederlander, dus –  niet voldoende zijn voorbereid op rampen. We hebben geen noodvoorraad in huis en evenmin al die andere dingen die het leven draaglijk moeten maken als rondom ons de boel instort. Het schijnt ook dat de overheid al zo’n anderhalf jaar bezig is ons te porren om altijd op het ergste voorbereid te zijn. Niets van gemerkt. En dat terwijl ik toch een redelijk open oog heb voor mens en maatschappij en met name voor allerlei engs omdat ik angstig ben aangelegd. Misschien heb ik daar inmiddels net iets te goed mee leren leven. En voor je het weet verlies je dan de zorgzame overheid uit het oog.

Hoewel, zorgzame overheid? Ik begrijp dat die in geval van rampen met name een beroep wenst te doen op onze eigen verantwoordelijkheid. Althans in eerste instantie; de eerste drie dagen of zo. Want voor zo lang zou je per persoon drinkwater in huis moeten hebben. En dat hebben we dus niet, blijkt. Evenmin als crackers, batterijen en een transistorradio. Kaarsen, die hebben wij Nederlanders wel in huis. Ongetwijfeld omdat we zo van de gezelligheid zijn. Persoonlijk zou ik aan het overlevingspakket nog de wijn willen toevoegen. Al was het maar omdat wij, mijn lieve L. en ik,  die in elk geval altijd voldoende in huis hebben. En bovendien toiletpapier. Want de krant wordt dan natuurlijk ook niet meer bezorgd.

Even voor de duidelijkheid: ik behoor niet tot de Nederlanders voor wie vitten op de overheid hun identiteit vult. Het duurt écht heel lang voordat ik begin te klagen en ik ben al lang blij dat er mensen zijn die het werk van de overheid willen doen. Waar gehakt wordt, vallen spaanders en wie zonder zonden is, werpe de eerste steen, het zijn zinsneden waar ik iets mee heb als de overheid in het geding is. Maar soms ……

Neem nou mijn moeder. Die krijgt de ene dag van een deskundige te horen dat ze het volledige zorgpakket verzorgingshuis krijgt geïndiceerd – <i>Nou mevrouwtje, een kind kan het zien, u bent echt aan het verzorgingshuis toe; indien u niet, wie dan wel?</i> – en drie dagen later belt er een vriendelijke mevrouw om haar te vertellen dat ze er bij leven en welzijn over anderhalf jaar mag komen wonen. Terwijl ze nu – 87 jaar – een hele waslijst aan kwalen en kwaaltjes heeft die het thuis wonen praktisch onmogelijk maken. NU, dus!

Er dreigt een ramp. En eigenlijk is die er al. Die ramp heet ouderen die opeens te oud en te ziek blijken om nog thuis te blijven wonen. Ouderen die er – in de lijn van overheidsbeleid – voor gekozen hebben zo lang mogelijk zelfstandig te blijven. Helaas kan de daarvoor noodzakelijke thuiszorg het al lang niet meer bijbenen. De bewijzen daarvan stapelen zich al enkele jaren op. Er is daar te veel kaf en te weinig koren. En het moet allemaal voor een grijpstuiver. Procedures nemen te veel tijd. En dan zijn er ook nog zaken die door de gemeentelijke molen moeten. Voor heel veel ouderen zal er, als het er echt op aankomt, geen plaats in de verzorgingshuizen blijken te zijn. Zoals wel vaker regelt de overheid ontzettend veel maar pakken goede bedoelingen in de praktijk anders uit.

De overheid waarschuwt ons voor rampen. Ze vergeet daarbij helaas te waarschuwen voor rampen die ze zelf creëert. En in de praktijk blijkt het – onaangekondigd – ook in die gevallen onze eigen verantwoordelijkheid daarop voorbereid te zijn. Mijn moeder moet ondanks haar evidente beperkingen gewoon nog anderhalf jaar lang haar eigen zaken blijven regelen.