De man met de zwarte pet en de winterjas en de bril schuifelde langzaam naar het scherm op de console. Ik had daar net ook voor gestaan. Ik moest een kort keuzemenu door – ik vond het niet echt logisch – en aan het einde van de rit mijn geboortedatum, -maand en -jaar intikken. Ik had uit de console een bonnetje met een nummer gekregen en nu zat ik te wachten op de plingplong en het op de schermen opduiken van het nummer op mijn bonnetje en het nummer van de kamer waar ik naartoe zou moeten. De man met de zwarte pet was inmiddels ook begonnen met zijn vingers vakjes op het scherm aan te tikken. Hij nam de tijd om te lezen wat er hem op het scherm aan tekst werd aangeboden. Hij hield een kaart voor een kaartlezer, daarna een formulier met een barcode en constateerde dat dat allemaal nergens toe leidde. Lichte vertwijfeling maakte zich zichtbaar van hem meester. Het was een beetje vallen en opstaan, het proces waar hij doorheen ging. Maar, na enig proberen en falen raakte hij toch op het laatste scherm, na het invullen waarvan de console als beloning zijn bon met een nummertje zou vrijgeven. Ik zag dat hij niet begreep wat hij moest invullen. Het werd tijd hem te hulp te schieten. Had ik er te lang mee gewacht? Had ik lang genoeg gewacht? Je wilt per slot van rekening niet de indruk wekken dat je te snel denkt dat iemand een helpende hand wel kan waarderen. Of gewoon niet zonder kan. Ik stond op. U moet nu uw geboortedatum, -maand en -jaar invullen, zei ik. En ja, daar klonk mijn plingplong. Ik aarzelde en zei nog maar snel even: ……. (zie hierboven) invullen. Je, de lezer, begrijpt wat ik bedoel. Toen ik het kamertje binnenstapte dacht ik: Die is chagerijnig. En die moet mij zo meteen prikken. Ik zal niet zeggen dat ze het met opzet deed maar de prik was een echte prik. Ze zei ook niet: Nu gaat ie erin. Nou word ik tegenwoordig niet meer warm of koud van zo’n prik – dat was vroeger wel anders – maar ik dacht wel: Dit ben ik beter gewend. Even later was het voorbij. Inmiddels was ik wel nieuwsgierig geworden. Dat chagrijn, waar kwam dat vandaan? En, vroeg ik, heeft u nog een lange dag voor de boeg. Ze keek op. Ze leek me verrast door mijn vraag. En toen brak er een vage lach door op haar gezicht. Zeker, zei ze. Toen ik door de wachtruimte terugliep naar de uitgang van de kliniek klonk de plingplong van de man met de zwarte pet. Naast hem zat een veel jongere vrouw. Die was net te laat geweest om haar vader te helpen? Er zijn dingen die je nooit zult weten. Tenzij je vragen stelt. Daar kun je ook te ver mee gaan, dacht ik. Thuis wachtte het ontbijt, met koffie! Prioriteiten, prioriteiten.