11 februari 2011 – Meerssen
Gisteren twitterde een van mijn vrienden en volgers: Niet zeiken popje, dat kan ik nu even niet hebben. Ik kon me er alles bij voorstellen. Het was tegen enen in de nacht en dan zijn mensen moe. Dan moet je niet aankomen met vragen die ’s middags rond een uur of twee nog wel hout snijden. De vraag was prima, de timing minder. Dan is het niet erg dat ik geen antwoord krijg. Ik was zelf ook moe en had waarschijnlijk juist daarom slecht getimed.
En zo geredeneerd maakt vermoeidheid elk misverstand draaglijk. Mijn advies is dus elkaar moeilijke vragen te stellen als je beiden vermoeid bent. Dat maakt de ruzie die erop volgt draaglijker dan wanneer deze zich midden op de dag naar aanleiding van dezelfde vragen ontwikkelt. Het is waarschijnlijk niet het advies waarop je zat te wachten maar het kwam even steels voorbij. Dus ik dacht, … enfin, bedenk dat zelf maar. Je bent er slim genoeg voor.
Wat de reactie overigens nog draaglijker maakte was dat mijn vriend en volger mij popje noemde. Tot gisteren had nog niemand mij ooit popje genoemd. En ik begon daar eerlijk gezegd net langzaam onder te lijden. En zo rolt dat. Als je ergens aan toe bent, komt het vanzelf op je pad. Kwestie van tijd, kwestie van mentaal afdwingen, met vibes op afstand en zo. Of anderszins mentaal manipulatief. Of zo. Vriend en volger en ik waren samen toe aan popje.
Op Twitter is het een vaker voorkomend kooswoord. Een van de heren daar noemt zijn dame bijna voortdurend poppetje en dat vind ik dan persoonlijk weer een stuk minder. Ik houd meer van het stevige pop of popje. Ik denk dat de gebruikers van pop en popje echt heel anders in elkaar zitten dan de gebruikers van poppetje. Ik vind poppetje neerbuigend, maar pop en popje, die hebben iets stoers, die zetten iets neer. Waarvoor mijn dank.