Er is niet veel dat ik haat, maar foto’s met alleen maar mannen, door de knieën gezakt, de armen naar voren gestoken, de duimen omhoog en strijdkreetschreeuwend, die komen heel dicht in de buurt. Ik denk aan sportteams, de afdeling sales van een motorzaak of de directie van een beleggingsconsultancy die viert dat aan haar hoede één miljard aan vermogen is toevertrouwd. Verder vind ik haten een tamelijk nutteloze bezigheid, ook omdat het een minder begaafd broertje van machteloosheid is. Als je weet dat ergens niets aan te doen valt, aan wat je stoort, irriteert, afwijst, niet behaagt, dan is haten een alternatief dat nog iets van kracht en macht in zich heeft. Het zorgt er al met al voor dat ik zuinig ben met haten. Goed, we waren vandaag in een bioscoop die als huiskamer is ingericht. Iemand had de kringloopwinkels in de regio bezocht en daaruit alle bankstellen en gemakkelijke stoelen meegenomen. En dus zaten we met een kleinkind op een uitgezakte driezitsbank. Daar hadden we dus niet voor naar de bioscoop hoeven gaan. Zo’n bank hebben we thuis ook. Maar de film niet. En daar kwamen we voor. Vee van negen wilde hem nog eens zien en dus …. Ik ga niet klagen over de herrie en bliksemsnelle beeldwisselingen die bijna twee uur uit de luidsprekers en van het doek spatten maar ik verbaas me niet meer over het toenemende aantal overprikkelde kinderen.