Vanavond was ik in Overloon. Dat is een mooi dorp. En dat zeg ik niet zomaar. Ik weet niet wanneer ik er voor het eerst kwam maar dat is zeker al zo’n jaar of 50 geleden. En misschien was ik er daarvoor ook al eens. Toen was het een slaperig kruispunt met ergens aan de rand het Oorlogsmuseum. Nu is het een fraaie en levendige kern die is opgenomen in bijna alle fietsroutes in Noord-Limburg en oostelijk Noord-Brabant. Bijna elke elektrische fiets moet er wel eens geweest zijn. Vroeger had je er behalve het museum ook een toprestaurant. Nu is er naast het Nederlands Oorlogs- en verzetsmuseum Zoo Parc. En een ijssalon zonder weerga. Plus is het in mijn ogen een echt Brabants dorp. Vraag me niet waarom dat zo voelt. Ik woonde ooit in Vught en met de ouders van mijn beste vriendje maakten we oneindig veel dagenlange fietstochten door oostelijk Brabant. De sfeer van al de dorpen waar we toen doorheen fietsten zie en voel ik in het Overloon van nu. Dezelfde sfeer als in het gebied rond Valkenswaard waar een oma en opa woonden. Van Best en Son en Breugel waar een oom en tante woonden. Vandaag in Overloon spraken we met elkaar over Schijt aan de Grens, een cultureel festival dat we met een kleine oceaan van vrijwilligers organiseren in Overloon en Venray, in één weekeinde, elk aan een andere kant van de grens tussen Limburg en Brabant. Op zo’n avond in Overloon voel ik me Brabander én Limburger. Terwijl ik in ‘s Gravenhage geboren ben.