En, hoe is het weer in Nederland? Ik verstond de man achter me in de rij bij de bakker in Bagnac-sur-Célé in eerste instantie niet goed. Ik stond op het punt te vragen wat hij bedoelde, maar hij begreep het al: hij herhaalde zijn vraag. Oh, zei ik, ik houd het niet bij. Maar, El wel. Daar is het nu ook beter, zei zij. Ah, hij dacht na, u verwachtte natuurlijk niet dat ik Nederlands spreek? Ik vond het een wat vreemde vraag, ik had inderdaad eerder Frans verwacht, we zijn per slot van rekening in Frankrijk, maar Nederlands kon, net zo goed als Engels of Duits. Of Lets of Fins. Dit is het Europa van de Volkeren, er loopt hier van alles rond én heeft brood nodig. Of gebak of iets kunstigs van chocolade want dat lag ook in de goed gevulde koelingen. Er moesten nog veel klanten komen die iets te vieren hadden voordat de dame achter de toonbank nee zou moeten verkopen. Vooraan in de rij sprokkelde een oude dame uit allerlei beursjes munten voor haar aankopen bij elkaar. De man gaf ondertussen zelf antwoord op zijn vraag. Dat komt, zei hij, ik heb in Nederland gewoond. En, vroeg ik, beviel het? Ik begon de man écht aardig te vinden maar zette me ook schrap voor wat komen kon. Benauwd klotenland, nauwelijks toeschietelijke mensen, veel te veel regeltjes, maar ik had buiten de waard gerekend. Tweeënveertig jaar heb ik er gewoond. Gewerkt op de veiling in Aalsmeer, in de bloemenhandel. Als krullenjongen begonnen maar steeds weer gegroeid totdat het een groot plezier was aan het einde van de dag te kijken wat er nu weer meer in de portemonnee zat. Ik moest heel even denken aan de dame met de beursjes en haar gescharrel. En, zei hij, Nederland is een geweldig land. Ik vertrok in 1972 uit Aurillac met twee koffertjes, er was daar geen droog brood te verdienen, ook niet bij de tuinder bij wie ik werkte. En toen zag ik op de televisie een uitzending over de bloemenveiling in Aalsmeer en ik dacht daar moet ik zijn. En de rest is geschiedenis. Ondertussen was de rij voor ons opgedroogd en waren wij aan de beurt. Leuk om even gepraat te hebben, zei hij en ik hoorde een vaag Amsterdams accent. Ik zag jullie auto en dat jullie hier binnenstapten. Maar, nu ben ik terug in mijn geboortestreek en hier is het leven ook prima. Vissen nu, jagen later dit jaar. We wensten hem en de anderen in de winkel nog een mooie dag, bonne journée.