Op de vloer van het repetitielokaal ligt gele linoleum. Poten van stoelen hebben er in de loop van de tijd vage indrukken in achtergelaten. Soms zitten er op die stoelen mensen met enig overgewicht. Rond een van de poten scharrelde een mier. Het was de eerste van dit jaar die mij opviel, binnen. Het diertje was op zoek in deze gele vlakte, leek me. Maar ik vroeg me af wat het dacht aan te treffen, hier tussen al die stoelpoten, linnen tasjes, klappers en losliggende papieren, flesjes water en geschoeide voeten. Voor de mensen die op de stoelen zaten was het in dit lokaal flink vol, voor de mier was het een gigantische ruimte vol oneffenheden waar scharrelen veel weg had van dwalen en mogelijk verdwalen. Ondertussen zongen de mensen op de stoelen de ruimte vol geluid. Wat kreeg de mier daarvan mee? Het frustreerde even dat ik dat niet kon vragen. En misschien wilde de mier de weg naar buiten wel vragen. Ook ondertussen vroeg de dirigent nogal dwingend om aandacht, ook de mijne. Er moest een lied meeslepend gezongen en dan is het zeer wenselijk dat alle koorleden kijken naar hoe hij dat met lichaamstaal voordoet. Toen ik even de kans had om te kijken hoe de mier er aan toe was, was er geen beweging meer op de gele vlakte. De mier was verdwenen. Was tot dat moment voor mij de ruimte van het lokaal overzichtelijk geweest, ik had er onder andere een mier gezien maar die was nu ergens waar ik niet kon komen. Het kon zijn dat hij morgen vanuit een linnen tasje in de keuken van een koorlid uiteindelijk toch nog iets van zijn gading zou vinden.