We zaten op een terras met uitzicht op de Maas, Mo en ik. We hadden elkaar alweer een tijdje niet gezien en nu was er de gelegenheid. Om ons heen liepen de tafeltjes langzaam vol voor de lunch. Vooral met jonge mensen. Ik had de indruk dat het hen behalve om eten ook ging om zien en gezien worden. Ik moest denken aan de late zestiger jaren, begin zeventiger. Maastricht was nog lang niet getransformeerd tot één groot horeca-etablissement. Er waren toen wel al terrassen maar het waren er niet veel. En dan nog enkel op de pleinen en nog bescheiden tegen de gevels van de restaurants en cafés. Het terras was nog in opkomst, net als het grote zien en gezien worden. Het was bovendien een lokale aangelegenheid, typisch Maastrichts, toerisme was er nauwelijks. De stad was nog écht van de Sjengen en hun explosief groeiende naoorlogse kroost voor wie in rap tempo aan de randen van de oude stad nieuwbouwwijken uit de grond werden gestampt. Zien en gezien worden op en langs de terrassen, het hoorde bij de jeugdcultuur die langzaam tot bloei kwam en ruimte opeiste in de oude, slaperige stad. Mo en ik bespraken de toestand in de wereld. Daar zijn we erg goed in geworden, in de tijd dat we elkaar kennen. We delen een belangstelling voor geschiedenis, en dan voor Rusland en Oost-Europa in het bijzonder. En we mogen ons graag tegen de politiek aan bemoeien. Zowel lokaal als landelijk. De laatste tijd pakken we er trouwens de hele wereld ook nog maar even bij. Dat is hard nodig, vinden we. We vrezen voor de toekomst van de democratie. De grote stappen, gauw thuis-versie van ons toekomstbeeld is dat de autocraten steeds meer wind in de zeilen krijgen. Dat lijkt ons niet ideaal. Maar, het weerhoudt er ons niet van de dag van vandaag te nemen zoals die is en te genieten van de ontmoeting. Onze invloed op trends en ontwikkelingen is tanend, maar we hebben er wel nog steeds zin in, in lezen, studeren, leren, ideeën uitwisselen en om ons heen kijken naar hoe anderen in de weer zijn. En daar dan het jouwe van denken.