Ben je weleens aan de Maas geweest? Bij Eijsden? Bij Borgharen? Bij Geulle aan de Maas? Bij Berg aan de Maas? Bij Maasbracht? Bij Maaseik? Bij Broekhuizen? Bij Geijsteren? Bij Katwijk? Bij Cuijk? Bij Maashees? Bij Gennep? Bij Heumen? Bij Roermond? Bij Venlo? Bij Rotterdam? Bij Hedel? Bij Kessel? Bij de Hamert? Bij Well? Nee? Ik wel. Niet dat de Maas daarvan anders wordt. De Maas is de Maas. De Maas blijft de Maas. Ik word daar even anders van. We waren deze week in Eijsden waar de Maas ons land binnenkomt. We stonden er op het Bat en keken uit over het donkere water, aan de overkant België. Rechts de St. Pietersberg en boven de kruinen van de bomen de piloon van de hangbrug bij Ternaaien over het Albertkanaal. Links de monumentale treurwilg. Het was er zonnig maar niet wat je noemt warm. Op de Maas zwommen ganzen. Veel ganzen. Ganzen die we niet konden thuisbrengen. Welke dan? We dachten even dat het eenden waren. Maar, het waren zeker ganzen want ze waren te groot voor eenden en het waren geen zwanen. Daarvoor waren ze weer te klein. Er ging even overheen voordat we dachten dat we het zeker wisten. Vanuit het westen trok een stijf windje over het water, tegen de glooiende, nog diepgroene oever op, de Diepstraat in. De Maas lag er bij alsof ze zich zeer thuisvoelde in het landschap dat ze in de loop van de eeuwen voor zichzelf en voor ons gefixt had. Het pontje voer af en aan. Op de Belgische oever wapperden boven een groot terras – alles is handel, ook de oevers van de Maas – de Belgische, Waalse en Europese vlag. We stonden er vijf, zes, zeven, acht minuten, zeg negen of tien minuten. We stonden stil. We voelden de zon, de wind door de haren. We namen onze tijd. Een fractie van al de tijd dat moeder Maas Limburg en land nog veel verder weg al vochtig en vruchtbaar houdt. Kijkend over de Maas weet ik weer wat rust is, op zo’n dag als 5 oktober 2023.