Het duurde even voor ze écht ongeduldig werden, de man en de drie vrouwen. Het waren nette mensen. Het leken Engelsen. Die laten niet snel merken dat ongeduld opspeelt. Ze hulden zich in een geharnast zwijgen. We dachten dat ze óf een ruzie van een half uurtje geleden zaten te verteren óf dat het een gewoonte was, stuurs zwijgen omdat je je niet goed behandeld voelt. Ondertussen stond de garçon zich aan de andere kant van het terras in de kijker van een aantrekkelijke jonge vrouw te spelen. Hij had dus even (te) weinig oog voor de noden van cliëntèle die bereid was voor zijn gewaardeerde diensten en goederen geld neer te leggen. De man stond op uit zijn stoel en liep naar de garçon. Het was een lange, blonde man met een pet en hij had nog een rugzakje om. Maar, de garçon was zo’n jongen die gewoon zijn eigen ding doet, die je de pis niet lauw maakt en die stiekem heel goed in de gaten heeft wat er zich allemaal op zijn terras afspeelt. Die laat het niet op een reprimande aankomen. Dus, hij stak een hand op naar de lange blonde man en liet zijn hoofd ook nog wat werk doen. Het betekende: Ik heb je gezien, sorry, hier was even iets belangrijker, maar nu ben ik er dan wel voor de volle 100 procent voor je, je viens. Hij gaf de jonge vrouw snel een zoen. De lange blonde man liep terug naar zijn tafeltje met de drie vrouwen en deed onderwijl zijn rugzakje af. Dat kon nu, ze konden zo de garçon aan hun tafel verwachten. Het werd tijd, vonden ook wij. En daar was hij dan en hij nam op: een koffie, een Perrier en twee Leffe’s. Het duurde nog even maar toen die eenmaal op het tafeltje van de lange blonde man met de pet en zijn drie vrouwen stonden, trad daar per onmiddellijk de dooi in. Er brak een geanimeerd gesprek los. Er was een getemde leeuw losgelaten uit zijn kooi. Het bleek de Vlaamsche leeuw. Vanaf de eerste slok van zijn Leffe begon de man met de pet te vertellen. Er werd onderwijl veel gelachen. De man leek me vertrouwd met het tot kunst verheven ouwehoeren in de kroeg. In een Vlaamsche kroeg, ergens in de Westhoek, waar zijn kameraden van de wielerclub hem deerlijk zaten te missen. Terwijl ze hem nou ook niet bepaald beneden, op stap als hij was met die twee zussen van zijn vrouw. En dan ook nog zijn éigen vrouw, hè. Twee weken, hè, twéé weken, amai, ge moet dan zot zijn, hè?
Jan Cremer overleden