Klein

In Bornerbroek sloot eind vorige week de buurtsuper. Het pand van waaruit jarenlang boter, kaas, eieren en spritskoeken via de vriendelijke handen van Albert en Anja – en met een praatje en een gulle lach – hun weg naar de dorpsbewoners vonden is verkocht aan iemand die er paardenzadels gaat verkopen. Hebben ze zoiets daar nou echt nodig, vroeg ik me af toen ik het las. En: Wellicht dat er binnenkort dan ook nog een juwelier en traiteur kunnen aanschuiven in de Pastoor Ossestraat. Bij Slijterij Wijn van nu, Haarmode Natas en Vuurwapenwinkel SEM Jacht en Schietsport. Dat klinkt allemaal als niet echt nodig maar vooral als op zijn plek in vooral door hedonisme gedreven levens. En niet als winkels waar je ook kunt binnenlopen om er een doorsnee inwoner van Bornerbroek te ontmoeten. Wat irriteert is dat het de mensen weliswaar pijn doet dat er steeds meer kleine winkels voor de dagelijkse boodschappen uit de buurten verdwijnen maar dat die zich vooral uit in krokodillentranen. En het is inmiddels een chronische pijn. Een pijn die al decennia aanhoudt en maar niet wil wijken, die de gemoederen bezighoudt maar zich ook veel te gemakkelijk laat verdoven door het gemak van de mix van onmiddellijk, goedkoop, snel en bezorgen. We hebben er onderaan de streep gewoon helemaal niets voor over, voor het behoud van wat we in onze directe omgeving eigenlijk heel belangrijk, fijn, prettig vinden of zelfs noodzakelijk weten. Dat geldt trouwens niet alleen voor de kleine winkel om de hoek. Dat geldt zo’n beetje voor alles waarmee de diversiteit – en dus de vitaliteit – op kleine schaal gediend is. Ook voor mensen, voor groen, voor bebouwing. En ook daar laten we het in de volle breedte afweten. Economie krijgt tegen beter weten in altijd prioriteit.