Ik ben d’r helemaal klaar mee, zei de man aan het tafeltje naast ons. Hij zat tegenover een vrouw met een zwarte tuniek en daar overheen een ruim vallende, openhangende jas zonder knopen van een soepele, dunne stof met een wild en veelkleurig dessin. De vrouw zelf viel ook nogal ruim uit. Ik vertel dat met enige schroom, want ik schrijf het op en denk tegelijkertijd: Kan dat nog wel in deze tijd, dat je iemand zó beschrijft dat er wellicht om gelachen wordt? Omdat dat lachen wellicht voortkomt uit een poging de draak te steken met en wellicht jezelf en anderen te vermaken ten koste van een ander mens, van een medemens nog wel? Het leek me een aardige vrouw, dat ook. De man die er helemaal klaar mee was, zat nogal strak in zijn vel. Hij was van het type ex-marinier. Hij droeg zijn nogal stekelige haar als een petje, had een scherpe kaaklijn en sprak kort afgemeten – mét stemverheffing. Maar, ook weer niet zo hard dat ik kon horen waar hij nou precies helemaal klaar mee was. Wat wel doorklonk was dat zijn klaar ook echt klaar was. Er was geen ruimte meer, hij had het gehad want dan was het weer zus en dan weer zo. Wat er ook beloofd werd, het kwam er nooit van, resultaten, ho maar. Alle smoesjes waren nou wel voorbijgekomen, hij had genoeg geduld gehad, dus er moest nu echt niets meer gebeuren want dan kon – of beter: er moest nu echt wél iets gebeuren, want anders …. hij had lang genoeg gewacht, no mercy. Ik weet niet wat er tussen de twee aan het andere tafeltje gebeurde maar het volume van de stem van de ex-marinier viel terug. Oké, hij zou eerst de spullen onder het afdakje wegbrengen. Naar het stort, de kringloop. En dan de kast, waar wilde ze de kast hebben? In de salon? Oké, ging die naar de salon. Aan de lange muur? En de tafel en de stoelen naar Marktplaats, zoals gisteren besproken? Ik dacht: Die gaan samenwonen. Zij trekt bij hem in. Of hij bij haar? Of samen in een ander huis? En ik vroeg me af waarom ik niet dacht dat het gewoon een al dertig jaar getrouwd stel was. Langzaam werd het rustiger aan het tafeltje naast ons. En toen kwam er voedsel, er kwamen nog twee cola’s en de innerlijke mens in de man kwam tot rust.