Van de week moest ik opeens denken aan een voorval, lang geleden. We woonden in Vught en ik was – gokje – een jaar of tien. We woonden in een huurhuis in Vught. Dat had een garage en wij hadden geen auto. Mijn ouders verhuurden die garage voor tien gulden per maand aan iemand met meer geld dan zij én in het bezit van een auto. Hij woonde zeker 500 meter bij ons vandaan en kwam elke ochtend te voet zijn auto ophalen en aan het einde van de dag kwam hij die weer bij ons in de garage zetten. Waarna hij weer te voet naar huis ging. Hij werkte in Den Bosch, net als mijn vader, die lopend, met de fiets of de bus naar zijn werk ging. De huurder en mijn vader werkten daar in gebouwen vlak bij elkaar. Ik kan me niet herinneren dat mijn vader ooit meereed. Het bezit van een auto lag ver buiten het bereik van de financiële mogelijkheden van mijn ouders. Voor ons kinderen was rijden in een auto een bijzondere gebeurtenis. Op een dag vroeg de huurder of ik zin had mee te rijden. Dat had ik wel. Hij moest een boodschap doen. We reden Brabant in. Zeg in de richting van Sint Michielsgestel en verder. Het was een heerlijke rit. Ik genoot. Totdat de huurder bij een boerderij stopte en de wagen parkeerde langs de kant van de weg. Blijf maar even hier zitten, zei hij, opende zijn portier, stapte uit, sloot zijn deur en liep het erf van de boerderij op, verdween uit het zicht. Ik voelde me niet helemaal senang. Maar, hij had even gezegd, dus ……… ik vond dat zijn even lang duurde en nog langer duurde en hield mijn ogen voortdurend gericht op het punt waar de huurder achter de boerderij verdwenen was. Opeens zag ik iets bewegen. Het liep over het erf. Het bewoog laag bij de grond. En het bewoog snel. Opeens drong tot me door: Het is een kip. En: Het is een kip zonder kop. Er liep iemand achteraan. Die kende ik niet. En ik dacht: Gewoon recht vooruit kijken, dit heb jij niet gezien, hier moet je dadelijk niet over willen praten. De tijd verstreek. Ik raakte uitgekeken op de weiden, de weg met aan weerszijden hoog opgaande populieren, er stond een zachte wind, de zon scheen. Rondkijken in een omgeving die je niet kent is leuk maar het plezier houdt een keer op. Opeens hoorde ik hoe de klep van de kont van de wagen open werd gemaakt en weer gesloten. Daarna ging de deur van de huurder open. Hij ging zitten en zei: Zo, dat is ook weer gebeurd. Ik dacht: Ja, en ik ga niet laten blijken dat ik weet wat dat is. Ik kon de soep al ruiken. Ook op de terugweg kon ik genieten van het ritje dat mij op deze mooie dag in de schoot was gevallen. Ondanks de kip zonder kop in de kofferbak.