In november 1966 vierde het Nijmeegse studentendispuut Torso zijn eerste lustrum. Ter gelegenheid daarvan verscheen een bundel (quasi) literaire bijdragen van de leden. Van mijn hand onder andere een (poging tot) vertaling van het chanson J’aimais van Jacques Brel. Achteraf een beetje pretentieus en hoog gegrepen voor de net negentienjarige die ik toen was. Maar wat was het leuk spannend om te doen. Ik heb niet gekeken of ik het chanson nu anders zou vertalen. Ik vermoed van wel.
J’aimais – Jacques Brel
Ik hield van de elfen en prinsessen
waarvan men mij zei dat ze niet bestaan.
Ik hield van de tederheid en het vuur;
je ziet, ik droomde reeds van jou.
Ik hield van de torens, hoog en wijd reikend
om de liefde van ver te zien komen.
Ik hield van de torens, de ogen van het hart;
je ziet, ik keek reeds naar jou.
Ik hield van de rimpeling der meren,
van edele wilgen die voor mijn ogen kwijnden.
Ik hield van de lome beweging van het wier;
je ziet, ik kende je reeds.
Ik hield ervan te rennen tot ik doodop was.
Ik hield van de nacht totdat ik het licht zag.
Neen, het was geen beminnen, ik heb aanbeden;
je ziet, ik hield reeds van jou.
Ik hield van de zomer om zijn stormen,
Om zijn bliksem, inslaand in een huis.
Ik hield van de schittering op je gelaat;
je ziet, ik verteerde je reeds.
Ik hield van de regen die de bodem doordrenkt
Onder het neveldek van het vlakke land.
Ik hield van de mist, gedreven door de wind;
je ziet, ik weende reeds om jou.
Ik hield van de wijnstok en de hop,
van de steden van het noorden, grauw als de nacht,
van de diepe rivieren die mij weer naar mijn bedding roepen;
je ziet, ik vergat je reeds.