Hulpverleners liggen onder vuur. Bijna letterlijk. Of wellicht echt letterlijk. Er is een categorie volk dat meent dat het normaal is ongenoegen – welk ongenoegen dan ook – te vertalen in (excessief) geweld. In Brussel rijden boze boeren met tractoren in op politiemensen, uitgaanders storten zich op ambulancepersoneel, hooligans gooien stenen en verder alles wat voor de hand ligt naar ME’ers, omstaanders hinderen brandweerlieden bij het blussen. Er is een hele veiligheidsindustrie – vanuit overheid en privaat – opgetuigd om ongewenst gedrag te voorkomen – sowieso verontrustend – waarbij de politie vooral in het hogere spectrum opereert. Laat ik vooropstellen: Ik begrijp ongenoegen – al snap ik vaak niet van hoe diep het komt en zo kan overkoken – maar wat ik niet begrijp is de manier waarop het een uitweg zoekt. Geweld is echt de laatste kaart die je uitspeelt. Altijd, overal. Geweld in het publieke domein is geen lolletje zoals het dat in de boksring of de vechtkooi is. Als je met al je ongenoegen in het publieke domein op stap gaat met middelen als messen, tractoren, hamers, stokken of getrainde vuisten, dan heb je een bedoeling: ze gebruiken. Of je neemt minstens – willens en wetens – een risico. Dan wil je als het uitkomt beschadigen, vernielen, verwonden en neem je ook het risico iemand dood te slaan. Stel dat je wordt opgepakt omdat je bent losgegaan op hulpverleners, dan zou het openbaar ministerie mogelijk per defintie kunnen inzetten op poging tot doodslag. Kort door de bocht. Maar, als dat per definitie zo is, zou dat wel tot minder (excessief) geweld tegen hulpverleners leiden, lijkt me zo. Met poging tot doodslag wil je niet voor het hekje staan, toch? Ook niet als de rechter mogelijk minder ziet in je gedrag?