Haiku

Ik schreef in 2010 een stukje over de haiku, naar aanleiding van een droom. Komende zaterdag en zondag besteden tijdens Schijt aan de Grens collega-schrijvers Piet Bögels en Jean Thijssen in Overloon en Venray aandacht aan de haiku, een versvorm met oorsprong in Japan. Dot stukje is een voorschot daarop.

Ik kan er maar niet vrolijk van worden, van het weer. Ik lijd aan een acuut tekort aan natuurlijk licht. Ik moet het dus echt even van mijn eigen innerlijke zonnigheid hebben. En die is nou ook weer niet altijd aanspreekbaar en onuitputtelijk. Neemt niet weg dat ik mijn uiterste best doe voor mijzelf en voor mijn omgeving het zonnetje in huis te zijn.

En juist nu realiseer ik me dat ik vannacht wakker wordend dacht: Over hun ijzig stille zwijgen ligt het doodskleed van de onmacht. Ook al niet om vrolijk van te worden. Wel heel blij, want het is prachtige poëzie. En al bijna voldoende als compleet gedicht want met zo’n zin is alles wel weer even gezegd. Ik kan wel proberen haar uit te bouwen tot een mooi kwatrijn of zelfs tot een sonnet met kans op wending naar iets moois zoals het in rook opgaan van dat doodskleed, maar zo voelt ie niet, deze zin.

Ze heeft meer de statuur van een haiku. Maar nog niet de structuur – regel 1 vijf, regel 2 zeven en regel 3 vijf lettergrepen – en de ritmiek – op één ademtocht uit te spreken. En evenmin inhoudelijk – een waarneming met tegenstelling, liefst aan de natuur of van een stemming – plus nog heel beknopt geformuleerd. Er is wellicht werk aan de winkel.

Eerst maar eens even dat met die lettergrepen. Dan krijgen we

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods

kleed van de onmacht

En dat kan, al is dat opdelen van doodskleed wel erg op het randje, met name omdat daardoor het uitspreken van de haiku op één ademtocht in gevaar komt. Bij zo’n verspringing van regels binnen één woord (enjambement) bak je toch het risico van een klein inhouden, een kleine hapering in de ademtocht in. Maar, al met al zit het zo met de structuur en de ritmiek van op die ene ademtocht wel goed. Ik vind in elk geval dat het kan.

Maar dan hebben we die natuur, stemming en tegenstelling nog. En zelf heb ik nog als pijnpunt dat ik me afvraag of een haiku niet iets plezieriger van inhoud zou moeten zijn. Speurend op internet zie ik wel een tendens in die richting. Geen moord en doodslag in haiku’s, geen tranendal. Eerder ochtenddauw en zonnestralen en zon die lacht en blauwe hemel, heel groen gras en koetjes tussen boterbloemen zachtjes soms heel klagelijk loeiend. Maar, ik vind ook dat een haiku daar maar tegen moet kunnen. Tegen een beetje minder prettige emotie. Misschien moet de haiku maar eens volwassen worden. Deze in elk geval wel.

En nee, ik vergeet die natuur en stemming en tegenstelling niet. Natuur hoeft niet per se. Het mag ook stemming zijn. Het is of/of, begrijp ik uit informatie op het internet. En in mijn versregel zit stemming genoeg, zou ik zeggen. En wat die tegenstelling betreft. Daar is wel een oplossing voor. Tegenover het ijzig stille zwijgen kan in dit verband natuurlijk ook goed woede staan. Zo op het eerste gezicht. Woede roept de gedachte aan dynamiek en lawaai op, terwijl ijzig stil zwijgen nogal het beeld van onbeweeglijkheid oproept. Dan wordt het

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods-

kleed van de woede

Helaas vind ik dat niet zo mooi. Ik houd meer van die onmacht. Die is nog radelozer. Onmacht is de woede al voorbij en zoiets wilde mijn hoofd in dit verband ook, geloof ik. De woede gaat al schuil onder dat ijzig stille zwijgen en is al gepasseerd omdat die ook nergens toe leidt, ook niet meer werkt als katalysator in een gecompliceerd geraakte relatie. En dan rest nog slechts de onmacht. Dat met die tegenstelling, dat dan dus maar gewoon niet. We houden het dus op

Over hun ijzig

stille zwijgen ligt het doods

kleed van de onmacht

En dan dus zonder dat afbreekstreepje in doodskleed. Nergens voor nodig; alleen maar overbodige vorm. De lezer snapt dat wel. Of heb je liever dat het ligt doods het kleed van de onmacht wordt?. Nee, dat wil je niet. Hoop ik.

Zag je trouwens halverwege dit stukje koetjes tussen boterbloemen zachtjes soms heel klagelijk loeiend voorbij komen? Waar doet dat je aan denken? Zet dat eens even goed neer. Dus

koetjes tussen bo-

terbloemen zachtjes soms heel

klagelijk loeiend

Haiku!

Meerssen – woensdag 10 februari 2010