‘Er reserveren hier naar verhouding veel ouderen een graf’, zegt de directeur van de natuurbegraafsplaats, hier vlakbij. Dat lijkt me logisch, alleen al vanwege de leeftijd en het onvermijdelijk met steeds meer zekerheid naderende levenseinde. Als je jong bent is het graf in principe nog een eindje weg. En dat kan goed doorgaan totdat je een jaar of zestig, zeventig bent. We zijn op deze begraafplaats in een bos, met raadsleden en commissieleden van de gemeente. Wat me verrast is een andere veel gehoorde reden die ze noemt. ‘Ze willen vooral hun kinderen niet opzadelen met de verplichting van het onderhoud van de graven van hun ouders. En evenmin met de vraag of, vaak tegen hoge kosten, hun graven na drie of vijf jaar nog in stand gehouden moeten worden of niet. Als je je hier laat begraven’, zegt ze, ‘dan ben je verzekerd van eeuwige grafrust en de graven liggen in een natuurgebied dat als natuur onderhouden – en voor zover noodzakelijk – hersteld wordt. Daar hebben de nabestaanden geen omkijken meer naar.’ Ik herken de reden: je kinderen niet lastig willen vallen met je nalatenschap. Dat ikzelf, eenmaal onder de grond, in transitie naar voedingsstoffen voor plant en dier, tot die nalatenschap behoor, was nog niet echt tot me doorgedrongen. We hebben inmiddels wel al ontzettend veel weggedaan en compact opgeruimd met het oog op het ontlasten van onze kinderen. Soms denk ik dat we daar wel erg ver in gaan maar gelukkig blijkt dat ook voor onszelf erg plezierig, We zijn nu immers van veel rommel af en we hebben weer goed overzicht, bijvoorbeeld. Het gaf een goed gevoel ballast af te werpen en andere mensen plezier te doen met nog goede spullen. Plus, we droegen bij aan de circulaire economie. Goed bezig oudjes, zeggen we soms tegen onszelf! En nu spelen we dus met de gedachte om ons eens wat serieuzer te oriënteren op opgaan in de natuur, hier vlakbij.