Diamant

Vanmorgen las ik op Lokale Omroep Venray deze tekst voor in de rubriek Even Stilstaan.

Het was de zomer van 1965. We fietsten naar het westen. Eindelijk erop uit, vakantie. We hadden er zin in, vriend Gee en ik. Na eindexamens en vakantiewerk in de bouw waren we op weg door Belgisch Limburg, richting Hasselt en verder Vlaanderen in. Vlaanderen, het was een veilige keuze, er werd daar tenminste verstaanbaar gesproken. En, men zou óns begrijpen. We hadden nog stevige jongensdijen en -kuiten, de fietsen waren goed geprepareerd dus het kwam niet op een paar kilometers aan. Vijftig, zestig per dag moest haalbaar zijn. In veertien dagen was een rondje Vlaanderen goed te doen. We verheugden ons zeer op Hasselt, Brussel, Kortrijk, Brugge, Gent, Antwerpen, Turnhout. En ook de kust zouden we aandoen. We waren vertrokken vanuit Maastricht. Er stond een stevige wind uit het westen en het regende pijpenstelen. Na vijf kilometer waren we opgehouden te praten én waren we doornat. Zoveel wisten we wel van het weer, dat een loodgrijze lucht zo ver als je kon kijken enkel nattigheid beloofde. 

We waren die ochtend niet echt vroeg weggereden en toen we even na het middaguur langs een camping reden, keken we elkaar aan en dachten we hetzelfde: Daar was het eindpunt van de eerste dag. Er juichte iets heel diep in mij. Het was mijn gemakzuchtige ik. De camping lag achter een huis met daarin ook een café. Op de camping stond het gras een centimeter of dertig hoog. En het was net zo zeiknat als wij. Het duurde even voordat we de tent hadden staan maar daarna waren we voor het eerst die dag op een plek waar het droog was. En hopelijk zou blijven. Tijd om op café te gaan. Daar zouden we de route voor de volgende dag uitzetten en tegen elkaar dingen zeggen als: Gelukkig vonden we op onze trektocht door het schone platteland van Vlaanderen een aantrekkelijk stamineetje en Zullen we dan nog maar een pinke pakken? Gelukkig stonden in de taveerne een fruitautomaat en een flipperkast waar we ons geld in kwijt konden. En tegen zes uur ging ook nog de frietketel op het vuur. Uit de jukebox klonk Capri, cést fini van Hervé Vilard. Na wat pinkes sloegen we elkaar geestdriftig op de schouders. Dit was Vlaanderen op z’n best. Hier voelden wij ons thuis. Die avond lagen we al vroeg in onze slaapzakken. Het goot, de regen sloeg bijna gaten in het tentdoek.

De volgende ochtend waren we even in de verleiding te wachten tot het café weer open zou gaan. Voor een kop koffie, liefst goed straf. Die konden we wel gebruiken. Maar een voorzichtig zonnetje daagde ons uit onze trektocht onverdroten voort te zetten. Natte spullen of niet. We lieten ons niet kennen. We reden verder naar het westen, passeerden Hasselt en zetten koers naar Diest. De zon liet zich ondertussen van haar beste kant zien. Al dat natte spul in onze fietstassen en plunjezakken smeekte om te kunnen drogen. Net voor de middag reden we in Diest het plaatselijke sportpark op. In de zomer ook stadscamping. Daar was een lang, laag hek, daarop kon het natte goed lekker uitdampen. De luchtbedden bliezen we op vanuit de longen. We waren nog jong en vol energie. En we waren al flink in conditie gefietst. Na twee dagen hadden we er vijftig kilometer op zitten. De luchtbedden lagen in de tent. Het was tijd voor een middagdutje.

De tijd doet wat met herinneringen. Soms zie je na lange, lange jaren nog voor je wat je ooit zag, momentopnames die als lichtbeelden opdoemen, soms haarscherp, soms vaag, meestal gekleurd door de tijd. Of juist ontkleurd. Op oogleden geprojecteerde fragmenten uit wat een niet opnieuw af te spelen leven is. Maar veel vaker is wat je in een bepaalde periode meemaakte verdwenen in een groot, zwart gat. Dan zijn de belevenissen, is alles wat je toen zag ongewild en vaak véél te compact opgeslagen in je brein. Samengedrukt tot een dichte massa waaruit zich fragmenten niet of slechts met grote moeite laten ontsluiten en die je meestal slechts met één woord kunt benoemen. Maar, zo’n woord is veel meer dan enkel een samenvatting. Het staat voor een sterke verdichting. Je draagt een steen mee, die licht voelt of zwaar of iets daartussen in. En met een beetje geluk is die onder héél grote druk tot stand gekomen. Dan is zo’n steen een diamant. Met een schittering die van heel diep van binnenuit komt. Denkt dan de romanticus.

We kwamen die vakantie, in de heerlijke zomer van 1965 nooit verder dan Diest. Diest, dat is zo’n woord.

In het najaar van 1965 namen Gee en ik in Maastricht de Belgische bus naar een dorp in Vlaams Limburg. Daar woonden de vier toffe meiden die we in de zomer in Diest ontmoet hadden. We waren er een dag of veertien samen opgetrokken en er hing een dubbele verliefdheid in de lucht. Die dag in het najaar zouden we ze eindelijk terugzien. Spannend was het. Van de vier waren er drie uit één gezin. Het werd een mooie dag in een fraai huis, met een prieel in de tuin dat de vader van de drie, naar eigen zeggen – en hij knipoogde daar bij – had laten neerzetten voor het geval zijn dochters verliefd zouden zijn. Dan konden ze, enfin ….. Het was een prima dag. De verliefdheid bloeide. De moeder – ze vond ons aardig – zou ons na het avondeten naar Bergeijk brengen. Vandaar reed een lijnbus naar Valkenswaard en verder naar Eindhoven. Daar wachtte vervolgens de trein naar Vught, waar Gee woonde. Om alle aansluitingen te halen moesten we in Bergeijk de bus van halftien hebben. Dat was ook de laatste bus die die dag in het najaar van 1965 uit Bergeijk zou vertrekken. Ik had de betrekkelijke eer naast de moeder voorin op de stoel naast haar te zitten, vriend Gee het grote genoegen van een wat krappe zitplaats tussen de drie dochters op de achterbank. Ik had een riant uitzicht op de wegen die de moeder met de banden van haar snelle wagen teisterde. Belgische wegen anno 1965, gekend om hun brokkige wegdek, zonder heldere belijning en verlichting. Onderwijl kreeg vriend Gee op de achterbank van heel andere indrukken hartkloppingen dan ik voorin. De moeder slaagde er in ons op tijd in Bergeijk af te zetten. Tot ziens, jongens, zei ze.

Recent voorgelezen culumns in de rubriek Even Stilstaan vind je op Spotify onder de podcasts: Even Stilstaan.