De stad

De stad had ik al eens voller gezien. Maar nu was de drukte ook aanzienlijk. Het was rond elf uur, de zon scheen soms, maar niet echt van harte. Opvallend dit keer: veel ouderen die met tweeën of vieren een beetje zoekend rondliepen. Niet wetend wat te doen. Zonder duidelijke richting, geen tempo, lopen, stilstaan, babbeltje …… dat werk. Pas met het verstrijken van de uren van de dag zou dat veranderen, dacht ik. Dan kwam de avond steeds meer in zicht. Dan zou het richting Vrijthof gaan, richting Rieu. Ze waren niet de enigen. Er werd veel naar de weg gevraagd, veel in het engels. Hoe kom ik bij het Vrijthof. Waar zijn de rondvaarten op de rivier? De weg naar het Bonnefanten? Ik zag het, zittend op een terras. Ik zal niet zeggen dat al die dwalende zielen in de weg liepen, maar het zat wel dicht in de buurt. De stad is van iedereen, laat dat duidelijk zijn. Ik had gekozen voor een stoeltje tegen de gevel van Charlemagne aan het Onze Lieve Vrouweplein. Het was uit de macht der gewoonte dat ik daar was neergestreken. Ongemerkt ga je hechten aan vaste patronen. Auto in Mosae Forum, dan de Hoenderstraat oversteken, Muntstraat, Kleine Staat, Wolfstraat en je bent er al. In de Munstraat een moeder: Houd nou eens op met dat gehuil. Dat kwam uit een jochie van jaar of drie. Daar was een moeder met een niet zo volgzaam kind aan de wandel. Uit ervaring wist ik dat als zo’n kind wil huilen, tja, dan huilt het. En dat de belofte van een ijsje kan helpen. Zelfs in de winter. Een echtpaar vond het lastig kiezen of werd het maar moeizaam eens. Heen en weer drentelen, wijzen, hier kijken, daar kijken. Werd het het terras van De Lanteern, van Van Buuren of Charlemagne? Verder was de stad als altijd. Voor mij. Het voelde goed en stelde gerust.