Ik ben wel nieuwsgierig naar hoe het bed voelt. Ze zegt het terloops, terwijl ze met heel andere dingen bezig is. Denken wij. Je moet weten dat wij voor logé’s geen permanent bed maar wel een zeer comfortabel luchtbed hebben. En dat fenomeen kent ze niet. Ze is zeven jaar en ligt op de grond met onze collectie Friends van Lego te spelen. Ik zeg dat ik me dat goed voor kan stellen maar dat ze haar nieuwsgierigheid maar even in een kastje moet zetten, de deurtjes sluiten en die met een sleuteltje op slot draaien. Na het eten, dan gaan we het luchtbed opblazen. Weer iets om naar uit te kijken, denk ik. Je verlangen koesteren is een vorm van intens genot. Maar ook dat zeg ik niet. Ze zegt: Oké. Ik moet opeens denken aan Joy, het frisdrankje in het buikige flesje, nogal speciaal in de wereld van het drinken van een kind dat het in de vijftiger jaren vooral met water, melk en ranja moet doen. Het bezorgde mij toen een gelukkig moment, toen, spelend op de grond, met buurjongen Berend en autootjes. Alles in evenwicht. Alles hier en nu. Zij speelt ondertussen onverstoorbaar door, eindeloze gesprekken voerend namens poppetjes die om haar moverende redenen van alles met elkaar te bespreken hebben. Rond hun kampeerwagens, bij een fontein, met honden en katten. Ik luister er niet naar, ik hoor het, het is het geluid van een kalme beek, van een kind in een eigen wereld. Dadelijk gaan we een luchtbed opblazen, met een pompje op stroom. Dat wordt lawaai waarmee we onvermijdelijk en helaas bewust de rust, haar rust, onze rust op de schop nemen. Het is niet anders. Er moet vanavond ook nog comfortabel geslapen kunnen worden. Overigens, ze begint uit zichzelf op te ruimen. Stapt uit haar wereldje.