Balk

Het was zondagochtend 11.30 uur. De zon scheen in Balk en het waaide er zoals dat hoort in de zuidwesthoek van Friesland. Het was tijd voor koffie. Er meerde een zeilboot zonder mast aan bij de ophaalbrug. Zes Duitse fietstoeristen keken toe. Het terras waarop zij achter een groen geschilderd smeedijzeren hek aan de witte wijn, bier en cappuccino zaten was ongeveer negentig centimeter diep. De stoelen van waaruit zij licht apathisch en zonder enig commentaar het aanmeren volgden, stonden in een strakke rij met de rug tegen de gevel van het café. Op een met krijt beschreven bord prees het luidkeels zijn collectie speciaalbieren aan. En de mogelijkheid het drinken ervan te combineren met het prijsvoordeel van een spaarkaart. De rij stoelen leek op de stalles in een bioscoop. Aan het hek waren terrasinwaarts twee halfronde hangtafeltjes gemonteerd. Waarop het bier, de witte wijn en cappuccino. Al met al leek een en ander nog het meest op een rij krijgsgevangen, uitgeblust wachtend op de kogel. Ik moest binnen zijn, in het café dus, om er twee koffie en twee stukken appelgebak zonder slagroom af te rekenen. Tot even daarvoor had ik ook stalles gezeten. De per mobiele telefoon opgetrommelde brugwachter was van zijn fiets gestapt, had de brug opgehaald en de zeilboot met groot gebrek had zijn weg kunnen vervolgen. In het café zat een jonge hoogblonde vrouw wasgoed te vouwen. Naast haar, op de tafel, een reiswieg met baby. Aan de bar zaten met hun rug naar de tap vijf mannen als een kopie van de Duitsers buiten. Zij volgden het vouwen met de ogen van mensen die weten hoe alles zich altijd weer dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks herhaalt. Mijn goedemorgen viel als een steen in de vijver. Er kwam enig geschrokken gemompel terug waarna het verstoorde tableau vivant zijn oorspronkelijke vorm weer aannam terwijl het vouwen onverstoorbaar door was gegaan. Weer buiten zag ik de brugwachter op zijn fiets stappen en wegrijden. De brug lag weer op zijn plek.

Lemmer, 10 september 2017