je mist de d van arend, man,
maar Arensman, jij vloog.
jij sloeg brutaal je vleugels uit.
en Pogacar, hij mist
– geschreven – ook een d,
die deed maar wat,
bleef stupéfait,
ontregeld achter
…… en deed maar wat.
en Vingegaard,
niet veel meer waard,
heeft je enkel nagestaard.
oh Arensman, jij vloog,
reed bekkentrekkend,
keihard door.
er was in jou een stem
die zei: je redt het man,
je kan, je kan, je kan.
je rijdt die twee gewoon op
een of twee seconden.
jij deed gewoon
waarvan men zegt
dat zij het niet meer konden.
oh Arensman, jij vloog.