Vrijmarkt

We liepen nog even over de vrijmarkt waar hier in Venray vooral kinderspullen te koop zijn. Vanochtend om tien over zes had ik even wakker gelegen. Ik hoorde dat buiten een man Welkom mevrouwtje zei. Het raam stond open. Ik moest naar de WC. Dus had ik ook nog even naar buiten gekeken en gezien hoe een mevrouw met een winkelwagentje vol spullen achter de rood-wit geblokte wegafzetting verdween terwijl een man in een geel hesje haar nakeek. Ik vond dat ze er vroeg bij was, ongetwijfeld op zoek naar de perfecte plek om haar handel aan het kind te brengen. Ik wist en weet niet wat op een vrijmarkt de perfecte plek is maar vermoedde en vermoed dat die is in of op wat je bij een aardbeving het epicentrum zou noemen. Vanaf nu zouden de pleinen bij de schouwburg langzaam vollopen. Ik besloot nog even door te slapen op wat mij op dat moment van de dag de perfecte plek leek, mijn eigen bed. Toen we over de vrijmarkt liepen, was het inmiddels half twaalf. We hadden de ontvangst van gedecoreerden in de schouwburg bijgewoond, hadden genoeg gepraat gehoord en zelf genoeg gezegd en wilden wel naar buiten, de frisse lucht en de zon in. Nadat we onderweg naar buiten nog even hadden bijgepraat met Bee (leuk!). Het was lang geleden, dat we die gesproken hadden. Na een rondje over de vrijmarkt met puzzels, spellen, knuffels, autootjes, poppen en ander speelgoed, onze kinderen en kleinkinderen, oud-buurvrouw Gee (ook lang geleden, ook leuk!) en vooral ook veel kleine – keiharde – zakenkinderen en coachende en kashoudende ouders luisterden we naar de aubade van de harmonie. En ja, inderdaad, op een dag als koningsdag gaat alles zoals het altijd gaat. Later op de dag maakten we nóg een rondje door het dorp; de vrijmarkt was voorbij, er knalde muziek van de podia, de terrassen zaten stampvol, rond de bierpompen was het stervensdruk. Wat een feest!

Ruitjes

Ik denk dat je het even moet passen, zei ze. Hij haalde zijn schouders op, het is een L hè, zei hij, L is altijd goed, weet je. Hij wachtte. Maar ik wil ook even weten hoe het je staat. Je zegt altijd dat je niet van ruitjes houdt. En dit zijn ruiten, dus ….. Weer die schouders, maar nu draaide hij zich om en liep naar een van de paskamers. Hij trok het gordijn dicht, trok zijn jas uit en hing die aan het eerste van de haakjes, het waren er vier. Het hangertje met het overhemd had hij al aan het tweede gehangen. Vier haakjes, dacht hij, dat waren er veel. Een was wel zo’n beetje de standaard, met twee had je mazzel, vier was een lot uit de loterij. Drie eigenlijk ook al. Of je nou vijf of acht miljoen won, wat is het verschil nog? In beide gevallen: meer dan genoeg. Helaas, nu waren er geen vier nodig. Met een was hij vandaag al goed geholpen geweest. Het aantal keren dat van een zo’n haakje het een na het ander op de grond was gevallen. Niet op de vingers van twee handen te tellen. Hij zuchtte en begon de knoopjes van het overhemd los te maken. Het waren er een stuk of zeven. De knoopsgaten waren niet wat je noemt ruim bemeten en de knoopjes waren ook nog eens wat dik uitgevallen. Hij vorderde langzaam. Altijd dat gedoe. L was zijn maat, hij vond de ruiten van het hemd prima, dus ……. Hij nam het van het hangertje en trok het aan. De linnen stof, was het linnen of katoen, wist hij veel, het kon hem niet schelen, gleed slecht, zeg maar niet, over zijn t-shirt. Hij moest behoorlijk trekken om het een beetje fatsoenlijk om zijn lijf te krijgen. Hij zuchtte nog maar eens. Hij keek nog even in de spiegel. Hij nam zich voor dat hij het hemd open zou gaan dragen, over een donkerblauw t-shirt. Of wit, of licht grijs, dat zou ook kunnen. Hoe dan ook, het zat goed, het paste, de kleur was goed, het stond hem, hij voelde de zon op de boulevard aan de Middellandse Zee. Hij was al onderweg naar het terras met de witte wijn. Terwijl hij het gordijn van de paskamer opentrok dacht hij: Tadaaaa!

Oorlog

Fragmenten uit een tekst, geschreven op woensdag 5 mei 2010 in Meerssen, waar we toen woonden.

Bevrijdingsdag. De vlag hangt uit. Gisterenavond de doden herdacht. In de synagoge in Meerssen spraken een Joodse overlevende van Sobibor, een katholieke mevrouw en een protestantse meneer. De Joodse vertelde over Sobibor en haar aanwezigheid in de rol van medeaanklager in het proces tegen Demjanjuk.  De katholieke mevrouw deed een spirituele voordracht over haar God die je altijd aan je zijde mag weten en de protestante meneer had een wat essayistisch verhaal waarvan me om wat voor reden ook de essentie ontging. Maar dat lag aan mij. Ik dwaalde te veel af met mijn gedachten. En Joost mag nu weten waarheen. En ongeveer terwijl dat gebeurde, was op televisie een aflevering van Dokument over Kamp Vught , tijdens de oorlog een van de plaatsen in Nederland waar de Duitsers mensen, met name joden, gevangen zetten. Ik heb in Vught gewoond. Van 1952 tot 1961. In het kamp woonden inmiddels Molukkers. De recente geschiedenis woonde in die periode als het ware om de hoek. Als kind – ik ben van 1947 – heb je geen idee van hoe kort tien jaar nog maar geleden is. Naast ons woonde een meneer met een lieve hond en een vrolijke dochter. Mijn ouders konden er goed mee opschieten. We gingen er op visite. Op een gegeven moment was dat afgelopen. De buurman was bewaker geweest in Kamp Vught. Bleek. Wat dat precies inhield, was me toen niet duidelijk. Als kind werd je ver van de wreedheid van de oorlog gehouden. Toch sloop de oorlog als machine van de dood langzaam binnen in mijn leven.  Mijn moeder begon gaande mijn jeugd te vertellen over haar hongertochten vanuit Den Haag naar onder andere Twente. Mijn vader klaagde over pijn op de plaats waar een Duitse soldaat hem met de vuist een klap in het gezicht had gegeven. Hij had ook ondergedoken gezeten. In een laatje van het theekastje lag als stille getuige van zijn angst een knijpkat. Mijn moeders verhalen hadden iets heldhaftigs. Steeds kwam ze met voedsel terug. Iedereen te slim af geweest. Fiets met houten banden. De hongerwinter in Den Haag kwam voorbij. Haar vader had eigenhandig een zuinig-met-hout-kooktoestelletje gebouwd. De V2’s die over de stad kwamen en toen het bijna voorbij was met de oorlog de Zweeds-wittebroodvluchten. Een broer van mijn moeder trok vanuit Eindhoven als tolk met de Amerikanen mee Duitsland in. Hij was erbij toen ze in de haven van Hamburg het koninklijk jacht Piet Hein aantroffen. En toen ze Bergen-Belsen in trokken. Zijn zonen vonden in de jaren zeventig dat hij eens moest ophouden met zijn oorlogsverhalen. Die kenden ze nou wel. Toen ik begin jaren zestig in Maastricht woonde, maakte ik voor het eerst via de literatuur kennis met de oorlog. De zaak 40/61 van Harry Mulisch markeert dat moment. Sindsdien heeft die me niet losgelaten. En de mensen uit de aflevering van Dokument over Kamp Vught ook niet. Dat blijkt als ik Uitzending gemist bezoek. Aan het woord komen die typische, echte recht-door-zee-Brabanders voor wie Kamp Vught begon als broodwinning of als hulpverleningsproject en eindigde als de nachtmerrie die de machteloosheid van de enkeling tegenover georganiseerd en door ideologie gerechtvaardigd geweld vlees deed worden. Op televisie ontrolt zich de geschiedenis van de bevrijding van Zuid-Nederland. Nog niets gehoord over Venray en omgeving. Wel even Overloon. Ook in Venray woont jarenlang de oorlog om de hoek. In kerkdorp Ysselsteyn liggen 30.000 tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde Duitse soldaten. Het drukt een stempel op de manier waarop Venray de doden herdenkt. Daar is sinds een jaar of tien elk jaar de Duitse ambassadeur te gast bij de herdenking in de Grote Kerk en bij het monument aan het Kerkpad. Na de bijeenkomst in de synagoge zijn we naar de herdenking in de binnentuin van het gemeentehuis gegaan. En vandaar in stille tocht naar de Vredeskapel bij de basiliek. Daar leest elk jaar dezelfde dame alle namen van alle door oorlogsgeweld om het leven gekomen inwoners van wat nu Groot Meerssen heet voor. Omdat in namen die nog genoemd worden de herinnering voortleeft.   

Experiment

Ze had er duidelijk geen zin in, de oma in een hoekje van de hal. Haar horloge was haar favoriete object van aandacht. De rest van de tijd had ze haar armen over elkaar, strak tegen het lichaam. Ze straalde gedecideerd een wrokkig G.E.E.N. Z.I.N. I.N. uit. Ze was een half uur geleden met vier ruziënde kinderen door het poortje met de krachtige magneet gestapt. Van binnenuit niet zomaar te openen. Zo konden kinderen niet ongewenst vertrekken uit het speelparadijs. Aan een grote tafel in het midden van de ruimte zaten zeven jonge moeders in een zee van kinderschoenen, buggy’s, slordig op enkele stoelen gestapelde jasjes en truitjes, kannen vol limonade, bekers en hoge glazen met iets met latte gezellig te beppen. In een van de kinderwagens lag een baby rustig te slapen. Een paar tafeltjes verder zat een opa met een tweejarige op schoot. Het kind keek tevreden om zich heen. Dit was het leven dat ze zich wenste. Op dit moment. Ondertussen bevolkten tientallen kinderen in milde razernij de jungle van speeltoestellen. Het vloekte met de rust aan de tafels, het grootst waar puzzels, boekjes, tijdschriften moesten afleiden van de teringherrie die de kinderen maakten. Ja, zei ik tegen een van onze kleinkinderen, ze kwam even aan onze tafel klagen, wij hebben ook last van het lawaai. Maar als je nou gewoon weer gaat spelen dan vergeet je die herrie vanzelf weer. En ze vertrok weer. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als alle ouderen in de hal allemaal tegelijk keihard zouden gaan gillen en schreeuwen, als kinderen. Zouden de kinderen dan opeens stilvallen? Het leek me een leuk experiment, alleen wat lastig uit te voeren. Rond half een werd het rustiger, trek en honger willen ook helpen tegen lawaai.

Mier

Op de vloer van het repetitielokaal ligt gele linoleum. Poten van stoelen hebben er in de loop van de tijd vage indrukken in achtergelaten. Soms zitten er op die stoelen mensen met enig overgewicht. Rond een van de poten scharrelde een mier. Het was de eerste van dit jaar die mij opviel, binnen. Het diertje was op zoek in deze gele vlakte, leek me. Maar ik vroeg me af wat het dacht aan te treffen, hier tussen al die stoelpoten, linnen tasjes, klappers en losliggende papieren, flesjes water en geschoeide voeten. Voor de mensen die op de stoelen zaten was het in dit lokaal flink vol, voor de mier was het een gigantische ruimte vol oneffenheden waar scharrelen veel weg had van dwalen en mogelijk verdwalen. Ondertussen zongen de mensen op de stoelen de ruimte vol geluid. Wat kreeg de mier daarvan mee? Het frustreerde even dat ik dat niet kon vragen. En misschien wilde de mier de weg naar buiten wel vragen. Ook ondertussen vroeg de dirigent nogal dwingend om aandacht, ook de mijne. Er moest een lied meeslepend gezongen en dan is het zeer wenselijk dat alle koorleden kijken naar hoe hij dat met lichaamstaal voordoet. Toen ik even de kans had om te kijken hoe de mier er aan toe was, was er geen beweging meer op de gele vlakte. De mier was verdwenen. Was tot dat moment voor mij de ruimte van het lokaal overzichtelijk geweest, dat was nu voorbij. Ik had er onder andere een mier gezien maar die was nu ergens waar ik niet kon komen. Het kon zijn dat hij morgen vanuit een linnen tasje in de keuken van een koorlid uiteindelijk toch nog iets van zijn gading zou vinden.

Vreede

Het was het nieuws van de dag, dat paus Franciscus was overleden. Hoewel het in de lijn der verwachtingen lag, het was toch nog onverwacht. Ja, je kon het zien aankomen, al maanden, maar toch ……. Overal in het nieuws deskundigen en duiders. Persoonlijk denk ik bij dit soort gebeurtenissen, dus als er in het Vaticaan weer eens wat gebeurt dat de wereld beroert: Ha, Andrea Vreede! Ooit ging Andrea Vreede bij de NOS over alles wat er in Italië gebeurde en om verslag of duiding vroeg, maar evenzo ooit was dat voorbij en vraagt de NOS haar alleen nog maar om haar inbreng in de nieuwsvoorziening als het om het Vaticaan gaat. Ook vandaag bleek maar weer eens dat Vreede op afroep een perfect verhaal klaar heeft, rustig, terzake en goed voorbereid. Gebeurde er maar meer schokkends in het Vaticaan. Was Vreede nog maar correspondent van de NOS voor heel Italië. In mei 2017 waren El en ik in Rome. Op 15 mei troffen we Vreede bij het Colosseum. We hadden bij haar een rondleiding over het Forum Romanum geboekt. Uit mijn aantekeningen van toen: Thuis, want na een dag als deze wil je met je benen omhoog op een plekje van jezelf. En dat is het wel, hier in Prinsi, in de Via di Maria in Via. Naar buiten kijken kun je hier niet en dat levert een zware onvoldoende op maar de stilte en rust zijn er des te groter door. En dat is wat waard in deze stad met haar enorme turbulentie. Vanochtend tijdens een wandeling over het Forum Romanum e.a. van Andrea Vreede een aanschouwelijk, inspirerend en oogopenend college gekregen, inclusief de Shakespeareaanse tekst van de oratio van Marcus Antonius bij gelegenheid van de aanstaande crematie van Julius Caesar tot het volk van Rome, massaal toegestroomd op het forum nadat was bekend geworden dat Caesar met 23 dolksteken door een club samenzweerders om het leven was gebracht. Ook gij Brutus. Dat dus. Ze deed het voortreffelijk, Andrea. Wat ze ons geleerd heeft is anders te kijken naar al die oude steenklompen, voor het grootste deel nep, stammend uit allerlei periodes, veel knip- en plakwerk; en in elk geval zijn ze geen schim van de schoonheid die er ooit verondersteld werd op basis van waarneming en interpretatie. Het is bedrog maar tegelijkertijd een vertelling van de werkelijkheid. Plus dat ook hier in alles mensenwerk schuilt, het werk van weldoeners, moordenaars, machtigen en onmachtigen, lieden met status en rechtelozen, manupilatoren en slachtoffers, wijze lieden en handige harries, zo’n beetje alles wat wij nu ook kennen en ook weer vergankelijk zal blijken. Het Forum Romanum als blik in de toekomst van onze openbare ruimte. Zwaar in tegenstelling tot de geconserveerde schoonheid als in de musea, paleizen en op heilige plaatsen. Het doorgaans macabere lot van de openbare ruimte als gebruiksvoorwerp in tegenstelling tot de kunstvoorwerpen als objecten met een waarde. Het is een wat grof getekend theorietje dat nu even opduikt en zeker nog nuance behoeft. Wat Vreede ook deed: al die stenen koppelen aan cultuurhistorie. Van teksten perfect vertalen werd de shit uit onze klassieke opleiding met tijdens de geschiedenisles enkele vage jaren zestig foto’s opeens cultuurgeschiedenis. Enfin……… Zie ook: andreavreede.com

Springen

Het is een gewoonte geworden om belangrijke momenten in de laatste honderd kilometer van wielerwedstrijden te missen. Het is geen bewuste keuze maar meer de Wet van Dommelen. De WvD treedt in werking als mijn lichaam langzaam in een staat van bijna niet bewegen geraakt. Vooral in geval van op de bank zitten tijdens het kijken naar een golf-, tennis- of wielerwedstrijd, een kamerdebat of het lezen van een boek. De werking van de Wet van Dommelen volgt het karrenspoor van het in gestaag tempo intreden van mijn ouderdom. Daarnet miste ik dat Pogacar met Alaphilippe wegsprong uit het peloton. Wegspringen, ik heb gebruik van dat woord nooit helemaal begrepen, in het kader van de koers. De renner komt niet los van de grond en dat loskomen is toch typisch voor springen. En ja, ik weet dat wegspringen hier meer metaforisch wordt ingezet. Bij springen hoort ook aanzetten en van wegspringen in het wielrennen is het aanzetten door plotseling heel veel kracht vanuit de benen op de trappers over te brengen een wezenlijk aspect. Springen en fietsen, hoe dan? Maar goed, ik werd dus weer eens ingehaald door de Wet van Dommelen. Toen ik weer bij de mensen kwam, lag Pogacar op kop en kwam er via berichten een lang verhaal van kleinzoon Em (14) binnen. Hij had ergens in Noord-Holland een wedstrijd gefietst maar was na de herstart ervan toch maar weer uit de koers gestapt. Herstart? Ik heb, schreef hij, het gevaar van het wielrennen in de ogen gezien. De wedstrijd was stilgelegd nadat er zich een flinke valpartij had voorgedaan. En daarover schreef hij: De koers begon vandaag redelijk rustig (40kmh). We draaien het langste rechte stuk op die ongeveer 2 km lang is we rijden op het moment rond de 47 kmh. Na ongeveer de helft hoor ik iemand schreeuwen aan de rechter voorkant van het peloton terwijl ik nog steeds op de 6/7 rij van het peloton rijd. Dit is redelijk vooraan. Ik rijd op dat moment midden op de weg en ik hoor een angstaanjagend gekras. Direct daarna zie ik 3 man voor me over de kop vliegen en ik zie hierna dat er een fiets recht voor me ligt. Er waren maar 2 keuzes. Of ik waag de gok om er overheen te springen en het risico te lopen dat ik een hele vieze schuiver maak en waarschijnlijk wel wat zal breken of ik accepteer mijn verlies en ga vol op mijn remmen en een stuk minder hard op m’n bek. Maar ik weet zeker dat ik ga vallen. In een split second dacht ik hieraan maar mijn reflexen hadden al gekozen… optie 1 en voor ik het wist sprong ik over de fiets heen en landde ik veilig!!! Ik kon het niet geloven mijn benen trilden van de adrenaline, ik keek achter mij: het hele peloton lag er, op 40 man na waaronder ik! Daarna was ik weer helemaal wakker. Fietsen en springen, dus toch. Hoewel, als je springt met je fiets, fiets je dan nog wel? Of zweef je dan? Of vlieg je? Maar daarvoor heb je toch vleugels nodig? Vragen, mensen, vragen ……. Altijd maar vragen.

Opstaan

Vandaag in de Volkskrant een groot artikel over vallen. En dan vooral vallen als iets dat ouderen veel vaker overkomt dan jongeren. Want de spiermassa neemt af, kracht vloeit uit de ledematen, licht tot ernstig wankelend met naar vastigheid tastende armen door de wereld waden wordt de norm. Tenzij je in verzet gaat. De oudere dient te blijven bewegen, het krachthonk te bezoeken, althans in het dagelijkse leven van alles te doen dat botten en spieren prikkelt tot herontwikkeling en het gevoel voor balans scherp houdt. Helpt dat allemaal onvoldoende dan zijn er nog valcursussen. Maar één keer cursus is niet voldoende, op herhaling en weer herhaling en blijven herhalen is het advies. Die neiging tot vallen herken ik. Lopen is in de loop van de tijd steeds iets minder vanzelfsprekend gaan voelen. De evenwichtsorganen, hoewel ook aan slijtage onderhevig, doen in principe nog steeds wat ze moeten doen maar de constructie waarin ze hangen is niet meer zo strak en toch veerkrachtig als die was. Dus hebben we nu hier in huis besloten nog actiever te worden dan we al zijn. Nog meer lopen en nu ook nog naar het gymlokaal. En balansoefeningen doen. Dat helpt de kans op vallen te verkleinen en geeft kracht om op te staan voor het geval dat toch.

Wartaal 3

Vorige week tijdens een uitzending van Nieuwsuur raakte Mariëlle Tweebeeke van haar à propos en struikelde vervolgens sprekend pardoes de woordcombinatie slaak van verluchting in. Het viel zó op dat Even Tot Hier er ook een korte terugblik aan wijdde. Het was een grappige verhaspeling. Slaakte een kreet van verlichting was de bedoeling, lijkt mij zo.

Net hoorde ik in het kader van het horen van de vox populi een mevrouw zeggen: Wie het kleine niet eert, het grote waardeert. Het kwam niet uit de mond van iemand die even in de war was, daar klonk het veel te overtuigd voor. Het rolde over de lippen van iemand die echt denkt dat dit de zegswijzige manier is waarop je zegt dat wie het kleine niet eert, het grote niet weerd (waard) is. Iets met klok en klepel. Toch, wat de mevrouw zegt klopt an sich wel. Kan althans waar zijn.

Van de week was ik bij een lezing. De spreker wilde met enige regelmaat op een gegeven ogenblik zeggen en dan hoorde ik iets als op ee gebenblik. Dat klonk slordig.

Net nog een opvallend exemplaar uit de categorie wartaal in een reclame: De toegangstijden zijn kort terwijl wachttijden bedoeld zijn.

In de Limburger deze week: Soms liep een misdienaar voorop met een kruis met daarin de spijkers geslagen die de smid een paar dagen daarvoor gesmeden had. Gesmeed, toch?

En ook in de Limburger de kop: Meisjes zien Venlonaar masturberen: taakstraf. Krijgen die meisjes een taakstraf?

En een tijdje geleden zei een baas van de politie: Laten we daar nou eens met de mantel der liefde naar kijken.

Kort

stil nu – sluit mij op – geef mij ruimte – alleen voor mij – – – en niemand die – mij ziet of hoort – terwijl ik schrijf – – – en later – écht – véél – later zal ik luider – dan je nog luisteren – kunt jou voorlezen – wat ik ademde – daar

Juli 2013