Fout!

Een artikel in de Limburger van vandaag opent met de kop: ‘Mentaal sterke Femke van Empel gunt niemand in haar schaduw.’ Dat is fout. Dat is echt zó ontzettend fout. Het is: duldt niemand in haar schaduw. Het was zo’n misser die me weer even wakker schudde. Meestal, als ik taalfouten tegenkom, denk ik: Ach, wind je niet op, je kunt er toch niets aan doen. De fout is gemaakt, je hebt het telefoonnummer van die journalist helemaal niet, een ingezonden brief is het ook niet waard, laat maar. Morgen verpakken ze er de vis in, in die krant. Daarbij, je maakt zelf ook weleens een fout, dus niet zeuren. De pot verwijt de ketel. Maar vandaag werkte dat niet. Dat gunt in die context gebruiken, dat dat gebeurd was, dat bleef zo ontzettend jeuken. En ik ben neerlandicus, dat maakt dat je niet altijd kunt zwijgen. Adel verplicht, hè. Het is wartaal die je verwacht in de spreektaal, als mensen onder druk tempo moeten maken, niet in de schrijftaal, en al helemaal niet in de journalistiek waar normaal gesproken een eindredacteur de ergste shit uit de kolommen veegt. Ik heb een tijdje van die wartaal verzameld. Van het kaliber: ‘Triest dat mensen een slaatje slaan uit wanhopige ouders die een autistisch kind hebben.’ En uit de spreektaal: ‘Ik wil niet te veel mensen tegen de borst stuiten.’ – Gert Verhulst in Jinek – 11 juli 2017 en ‘Hij haalt het onderste uit zijn tenen.’ – Henk Lubberding over Alberto Contador – de Avondetappe – 20 juli 2017. Ik heb er nog meer, maar het is genoeg geweest voor vandaag. Slaap lekker, straks.

Tuin

hij woont daar boven op die berg

waar vliegtuigen steeds stijgen en weer dalen

en druk verkeer de lucht onrustig maakt

het doet hem niets

hij werkt er in zijn tuin

de bollen in de lente

geraniums de zomer

en ook het gras dat moet gemaaid

als felle winden uit het westen waaien

het is nu herfst

verpulvert hij er bladeren

tenslotte kruipt hij weer in huis

en blijft de winter binnen

maar tegen dat het lente wordt

zo in de loop van maart

dan steekt hij eerst zijn kop naar buiten

hij ademt heel diep in

en knippert met zijn ogen

zo maakt hij steeds een nieuw begin

Geschreven op 7 februari 1995 – Oorspronkelijke titel: Jarig op 11 maart

Eelt

Het was een beetje een uitgewoonde hal. Ik wist: Hier was ooit het kantoor van de woningbouwvereniging. Ik vond het toen al een architectonische draak maar nu zag het er helemaal niet meer uit. Ik moest er zijn omdat mijn voeten verzorging nodig hadden. En ik zat in een oversized stoel. Zo’n stoel als je ziet in prinsessenfilms. Er stonden er twee, in olijfgroen. Dat was dan weer minder prinsessen, die kleur. Achter me hoorde ik: Hallo. En nog eens: Hallo?! Niet snel genoeg gereageerd, dacht ik. Ik stond op uit de stoel, liep om een hoekje heen en zag de pedicure vragend over een balie kijken. U moet daar even het hoekje om en dan het gangetje links in, dan even rechtdoor, dan rechtsaf en dan sta ik daar en neem ik u verder mee. En inderdaad, na enig omzwerven nam ze me mee en even later zat ik met mijn blote voeten in een bak met lauw water. De bak trilde. Heerlijk. Mijn schone voeten moesten nog schoner. Procedure. We raakten langzaam aan de praat, de pedicure en ik. Ze vroeg wat voor werk ik deed. Nou, zei ik, geen écht werk meer maar ik heb het wel heel druk. Dat geloof ik niet, zei ze, dat u niet meer werkt. Ik vond haar leuk want ze voelde geen remming in het contact. Ze was wat je ziet is wat je krijgt. Dan mag je dat zeggen, wat mij betreft. Nou, zei ik nog maar eens, het is toch echt waar. Nee, zei ze, hoe oud bent u dan? Zesenzeventig, zei ik. Ze barstte in lachen uit. Dat kan niet! Hoezo, vroeg ik. Dat kan niet, zei ze nog eens. En: Dus over vier jaar bent u tachtig? Ik zei: Controleer je nou of ik kan tellen? En: Ja, dat klopt, over vier jaar ben ik tachtig. Weer lachen. Verder hadden we het over vakantie, over cultuurverschillen, over leven in en toch ook tussen twee culturen. Ze was net terug van drie weken Ghana. Relaxed daar, agenda’s hier. Niet thuis zijn daar, niet thuis zijn hier. En toen waren de nageltjes geknipt en was het eelt weer lekker weggeschaafd. Ik gunde haar een betere locatie.

Dromen

  • Het was een vreemde droom. Over het dalligste dalletje van Zuid-Limburg, tussen Ulestraten en Meerssen, bij Waterval werd een enorme spoorbrug gebouwd. Het was zeer levensecht en ook bedreigend omdat de brug ook nog boven het perceel van buurman F. doorliep en ons vanuit ons huis van ooit het zicht op het landschap benam. Raar, omdat wat ik zag een wel heel merkwaardig tracé opleverde. Over de Wijngaardsberg, bijvoorbeeld. Raar ook omdat er weliswaar verkeer is tussen Ulestraten maar ik had nog nooit iemand om een spoorverbinding horen vragen. Mogelijk hing het samen met een artikel in de Limburger, gisteren, over een man die de oude, – dertiger jaren vorige eeuw – tramlijn tussen Maastricht en Vaals digitaal had nagebouwd. Inclusief spoorbrug over een dal bij Euverum. Wat een mens al niet meeneemt naar zijn slaap. De spoorbrug die ik zag was dus in aanbouw. Hij lag boven het landschap met sterk wisselende hoogtes en de bouwmethode leek op die in YouTube-filmpjes van bruggenbouwende Chinezen. Met ingenieuze en immens grote machines die zich monsterlijk voordoen. Achteraf denk ik dat die droom misschien niet zo raar was, althans dat die zich in mijn hoofd voordeed. Ik erger me al jaren aan de manier waarop onze economie het bijna altijd wint van niet alleen natuur maar van landschap in het algemeen. En van onze gezondheid. Aan hoe de mens erin slaagt voortdurend dat te doen wat de omgeving waarin hij gezond kan blijven benadeelt. Met steeds meer infrastructuur, bebouwing en wat dies meer zij. Dromen staat voor verwerken. Nou, nu even mooi niet.

Geduld

Hij stond al een tijdje in de garage. Je moet weten, het is daar wat vochtig en dan moet lucht vooral niet te veel stilstaan, want dan krijg je schimmel. Ik dacht althans dat dat zo werkt en had er een paar maanden geleden een ventilator neergezet. Via een tijdklokje sprong die in de loop van de dag een aantal keren kort aan en vervolgens lang weer uit. Dat had hij niet leuk gevonden, bleek na verloop van tijd. Hij stond permanent stil. Ik dacht: Dat ding is rijp voor de kringloop. Totdat het RepairCafé in beeld kwam. Een keer een middag in de maand in het Centrum voor Ouderen. Vandaag. Als ik wat later zou gaan dan openingstijd, dan zou de drukte meevallen, had iemand die het weten kon me geadviseerd. Ik had besloten dat half drie dan wel een gunstige tijd zou zijn. Het parkeerterrein voor het Centrum voor Ouderen stond bomvol. In het centrum zaten midden in een ruime entree met bar en annexen achter twee tafeltjes twee montere dames, elk achter een stapeltje formulieren en met in de hand een pen. Klaar voor een gedegen intake. De rest van de ruimte was gevuld met mensen en spullen. Stel je de wachtkamer van de huisarts voor en je komt in de buurt. De dokter is weggeroepen voor een spoedgeval en heeft noodgedwongen de boel de boel moeten laten. Maar, iedereen zat erbij alsof tijd niets kost. Er heerste – cliché, cliché – een serene rust, een gelatenheid die in deze tijden van onrust weldadig aandoet. Maar, daar kwam ik niet voor. Ik ken die rust al van thuis op de bank. Ik had een ventilator waar nodig even naar gekeken moest worden. En ik had in mijn zak een design keukenwekkertje van Zack dat – voor zo’n soort wekkertje naar verhouding – een vermogen had gekost en waarvan de knopjes niet naar behoren contact maakten. Zonde om weg te gooien. Om eerlijk te zijn: Ik schrok. Ik had volgens mij – haastig rondkijkend – minstens twintig wachtenden gespot. Maar ook dat de dames achter de tafeltjes aanstalten maakten mij een warm welkom te heten. En een welkom, wilde ik dat überhaupt nog wel? Ik vroeg: Hoelang denkt u dat het gaat duren, dat ik aan de beurt ben? Ik dacht dat zij daar wel een inschatting van konden maken. Ze zouden hier wel niet voor de eerste keer zitten. Nou, zei de dame – voor mij: links zittend – er zitten hier mensen, die zitten er ongeveer anderhalf uur. Anderhalf uur, moet je weten, het was nu half drie en om één uur had RepairCafé zijn automatische schuifdeuren geopend. U kunt rustig plaatsnemen, hoor, zei ze nog. Of vindt u dat te lang? Ik hoefde niet lang na te denken. Volgende maand is er weer RepairCafé. Dan ga ik van huis met de intentie mij te oefenen in geduld.

Verlegen

We waren bij de HEMA in het dorp. We noemen het centrum van Venray nog altijd het dorp. Dat komt, ooit was het nog écht een dorp, we hebben dat nog meegemaakt, nu oogt het als een stad. Er zijn flinke buitenwijken, er is een schouwburg, het centrum kent winkelleegstand, de bestrating is – nog niet zo heel oud – meer dan doorleefd, er hangen overal zakken met verpakkingsmateriaal aan lantaarnpalen, in bijna elk hoekje is nog onlangs gepiest of gekotst en in het voetgangersgebied staan reclameborden in de weg. Maar, we waren bij de HEMA en moesten een speelding voor een van de kleinkinderen kopen. Het joch wordt binnenkort acht jaar. Het duurde even voor we gevonden hadden wat we zochten. Zo kwamen we onder andere langs een afdeling met speeldingen voor kinderen die nog geen acht jaar zijn. In het voorbijgaan zag ik: Engels op de verpakkingen. Ik vond het wat vreemd, Thuis maar eens kijken waar HEMA vestigingen heeft, dacht ik. Misschien, maar dan nog, dient het ergens toe. Maar, eerst moesten we langs de kassa. Er waren er drie naast elkaar. Het leek wel marechaussee. Achter de middelste huisde een caissière die er duidelijk geen zin in had. Ook een overvrolijk goedemiddag van onze kant kon daar geen verandering in brengen. Ze was hooguit een jaar of achttien en vroeg zich nu, hier beland, af wat het leven haar nog meer te bieden had dan klanten de winkel uit helpen, veronderstelde ik. Hoewel ik vond dat onze goedgemutstheid meer verdiende dan een sikkeneurig hoofd als antwoord, was ik bereid te denken dat het meisje eigenlijk veel te verlegen was om mensen vriendelijk tegemoet te kunnen treden. En dat ze wellicht binnenkort niet meer achter de kassa te vinden zou zijn maar in het magazijn. Ik had opeens écht met haar te doen. We wensten haar nog een fijne dag toe. Er gleed zo waar een flauwe glimlach over haar gezicht. Eenmaal thuis keek ik op internet in welke landen HEMA vestigingen heeft. Ik vond niet dat die spreiding het gebruik van Engels op verpakkingen van kinderspeelgoed in het land dat je thuisbasis is rechtvaardigt. Wat ik als reden kan bedenken is dat het voor het overleven van de HEMA noodzakelijk wordt geacht.

Divers

Inmiddels is wel duidelijk dat de natuur beter af is met biodiversiteit. Naarmate meer soorten uitsterven, holt de kwaliteit achteruit. Dan is ze prooi van bramen en brandnetels. Het evenwicht tussen soorten die zich aan elkaar aanpassen is zoek. In de landbouw weten ze dat ook. Monocultures zijn uiteindelijk de dood in de pot. Beter is wisselende gewassen uit te zetten. Diversiteit houdt de grond in conditie. Als diversiteit een sleutwoord is in natuurbehoud en -herstel en in landbouw en grondbeheer, waarom dan niet in de samenleving? Kort door de bocht: laten we daar biodiversiteit lezen als etnodiversiteit. Hoe meer soorten, hoe meer kwaliteit, want minder monocultuur en dus een habitat die zich gezond kan ontwikkelen. En die dus ook de samenleving vooruithelpt. In dit licht zijn partijen als BBB, PVV en FvD spreekbuizen van bramen, brandnetels, mais, raaigras en de witte mens. Van de grenzeloze woekeraars die niet de balans zoeken en zich aanpassen maar overwicht nemen ten koste van talloze minderheden.

Uniek

Van de week ging het op televee over uniek willen zijn. Heel veel mensen willen dat graag, uniek zijn. Eruit springen. Bijzonder zijn. Niet zoals anderen. Opvallend. Helemaal je eigen ik en zelf de ruimte geven. Kijk mij! Dat was zo’n beetje het verhaal. De deskundigen: Toch gaan mensen steeds meer op elkaar lijken. Iets met data oogsten, algoritmen en daar ongemerkt slachtoffer van zijn. Gestuurd naar een verschijning waarvan je niet wist dat je die in je hebt en die heel veel mensen ook hebben of willen hebben. Aangesmeerd door commerciële partijen. Geholpen door kunstmatige intelligentie. Dat noemen we niet KI maar AI, artificial intelligence, omdat in het Nederlands KI, kunstmatige inseminatie, een heel andere tak van sport is. Vermoed ik. En omdat alles in het Engels moet, natuurlijk. Hoewel. Misschien liggen AI en KI wel dichter bij elkaar dan op het eerste gezicht lijkt. AI plant ook zaadjes, zij het dan in geesten die daar rijp voor zijn. KI is de meer fysieke kant van een soortgelijke procedure.

Pijn

Bocholtz op zijn kop. Joes is de slimste. Kind van het dorp, in veel opzichten een aanstormend talent. Gefeliciteerd Joes! Gefeliciteerd Bocholtz! Gefeliciteerd Limburg! Maar, een uur geleden hoorden we ook dat Th. overleden is. Hij was oud. In zijn slaap heel rustig vertrokken, zegt E.. Troost. Triest is dat zijn vrouw V. in Australië is om hun kinderen te bezoeken. Of beter was. Ze is nu onderweg naar huis. De pijn. Ik moet denken aan al die mensen die sterven als hun geliefden – even – niet in de buurt zijn. Om ze te behoeden voor het harde afscheid, denk ik. Ook pijn. Altijd pijn. Maar het gaat ook altijd zoals het gaat. We hoorden het in de pauze van muziek en interessante praat, met een glas wijn in de hand, tussen vrienden. Het kan verkeren.

Preken

Alvast één gemeente die zegt te weigeren de spreidingswet uit te voeren. Een gemeente die procedeert tegen het COA, ook overheid. Ambtenaren die brieven sturen omdat ze het niet eens zijn met het beleid van hun ministerie. Beide overheid. Ministerie dat weigert motie uit te voeren. Overheid. Het lijkt erop dat de kortere lontjes daar nu ook wortel schieten. Niet raar, want ook daar werken mensen. Neemt niet weg dat het een weg is die we niet moeten willen gaan. Ik bedoel de we die we in dit land met ons allen zijn. Wat die we nogal eens willen vergeten is ons algemeen belang. Willen we als samenleving overeind blijven dan zullen we daar altijd ons eigen belang tegen moeten afwegen. Als die – denk: jouw, denk: mijn – afweging leidt tot keuzes die eerder problemen veroorzaken dan die op te lossen dan mag je – jezelf – vragen stellen bij die keuze. En niet alleen jij of ik maar wij allemaal. Maar goed, ik dreig te gaan preken. Dat wil ik niet.