De burgemeester had gevraagd of ons koor wilde komen zingen bij de uitreiking van de lintjes. Dat wilde ons koor wel. Maar in mijn hoofd bleef een beetje rondzingen: Waarom wij, zijn we aan de beurt, zijn wij zo goed, dan? En ja , natuurlijk zijn we goed, maar dan nog. Er zijn nog wel meer heel goede koren die medeburgers die een lintje krijgen kunnen toezingen. Ergens in de loop van de week dacht ik dat een van de leden van het koor wel eens tot de orde van Oranje-Nassau geroepen zou kunnen worden. En daar bleek het uiteindelijk inderdaad op uit te draaien. Het werd zo’n typische bijeenkomst. Onwennigheid vanwege al het protocol, de meeste georderden vooral bedeesd terwijl ze hun lintje krijgen. Terwijl ze in hun dagelijkse leven in allerlei maatschappelijk relevante situaties nadrukkelijk aanwezig zijn. Hoezo, waarom bedeesd? Maar goed, er is een praatje, dit gedaan, dat gedaan, zus nog altijd, zo al een tijdje niet meer, er zijn bloemen, lang zal zij/hij/hen leven, foto voor het fotoboek en voor in de krant, glaasje bubbels, oranjebittertje, handen schudden. Ik weet hoe het voelt. En ook hoe het kan ontroeren. Ik herinner me vooral de verrassing maar ook de ontlading bij het opspelden. Dat was nog in Meerssen en ik werd me op dat moment erg bewust van de historie die ik daar en elders met de mensen had. Uiteindelijk gaat zo’n lintje ook over wat je samen met andere mensen hebt gedaan en hoe zij dat waarderen.
Mispeer
We hadden wat boodschappen gedaan in Venlo – Sorry Venray! Rond het middaguur waren we op de terugweg. Op de radio las een mevrouw een column voor. Die begon met een lofrede op de Pieter Omtzigt die ze kende als ridder op het witte paard ten tijde van het blootleggen van het toeslagenschandaal. Ze had, zei ze, in die tijd veel aanzien voor hem gekregen. Mijn tenen kromden zich in mijn schoenen. Ik raak steeds meer in verwarring als taal-, spraak-, schrijf- en woordvaardige columnisten die met veel aplomb hun visie voor waarheid presenteren, zeker van alles wat ze beweren, geen enkel relativerend moment in hun stroom van woorden inbouwend, tot dergelijke talige misperen in staat blijken te zijn. Waarom toch? Het is niet speels, niet creatief, het is gewoon fout. De lofrede bleek overigens de aanloop naar een tournure naar fors affakkelen. Nou zie ik het ook niet zitten met Pieter, niet meer in elk geval, maar tot de enkels afbreken vind ik ook niks. Ik heb dat wel een beetje gehad, Het is nogal gemakkelijk om met kapotmaken als stip op de horizon in te zoomen op enkele uiterlijke kenmerken, opvallende eigenschappen, onhandig optreden en uitspraken die net verkeerd vielen. Uiteindelijk leidt het af van je eigen verhaal. Hoewel, het kan natuurlijk ook zijn dat je helemaal geen eigen verhaal hebt.
Prikken
De man met de zwarte pet en de winterjas en de bril schuifelde langzaam naar het scherm op de console. Ik had daar net ook voor gestaan. Ik moest een kort keuzemenu door – ik vond het niet echt logisch – en aan het einde van de rit mijn geboortedatum, -maand en -jaar intikken. Ik had uit de console een bonnetje met een nummer gekregen en nu zat ik te wachten op de plingplong en het op de schermen opduiken van het nummer op mijn bonnetje en het nummer van de kamer waar ik naartoe zou moeten. De man met de zwarte pet was inmiddels ook begonnen met zijn vingers vakjes op het scherm aan te tikken. Hij nam de tijd om te lezen wat er hem op het scherm aan tekst werd aangeboden. Hij hield een kaart voor een kaartlezer, daarna een formulier met een barcode en constateerde dat dat allemaal nergens toe leidde. Lichte vertwijfeling maakte zich zichtbaar van hem meester. Het was een beetje vallen en opstaan, het proces waar hij doorheen ging. Maar, na enig proberen en falen raakte hij toch op het laatste scherm, na het invullen waarvan de console als beloning zijn bon met een nummertje zou vrijgeven. Ik zag dat hij niet begreep wat hij moest invullen. Het werd tijd hem te hulp te schieten. Had ik er te lang mee gewacht? Had ik lang genoeg gewacht? Je wilt per slot van rekening niet de indruk wekken dat je te snel denkt dat iemand een helpende hand wel kan waarderen. Of gewoon niet zonder kan. Ik stond op. U moet nu uw geboortedatum, -maand en -jaar invullen, zei ik. En ja, daar klonk mijn plingplong. Ik aarzelde en zei nog maar snel even: ……. (zie hierboven) invullen. Je, de lezer, begrijpt wat ik bedoel. Toen ik het kamertje binnenstapte dacht ik: Die is chagerijnig. En die moet mij zo meteen prikken. Ik zal niet zeggen dat ze het met opzet deed maar de prik was een echte prik. Ze zei ook niet: Nu gaat ie erin. Nou word ik tegenwoordig niet meer warm of koud van zo’n prik – dat was vroeger wel anders – maar ik dacht wel: Dit ben ik beter gewend. Even later was het voorbij. Inmiddels was ik wel nieuwsgierig geworden. Dat chagrijn, waar kwam dat vandaan? En, vroeg ik, heeft u nog een lange dag voor de boeg. Ze keek op. Ze leek me verrast door mijn vraag. En toen brak er een vage lach door op haar gezicht. Zeker, zei ze. Toen ik door de wachtruimte terugliep naar de uitgang van de kliniek klonk de plingplong van de man met de zwarte pet. Naast hem zat een veel jongere vrouw. Die was net te laat geweest om haar vader te helpen? Er zijn dingen die je nooit zult weten. Tenzij je vragen stelt. Daar kun je ook te ver mee gaan, dacht ik. Thuis wachtte het ontbijt, met koffie! Prioriteiten, prioriteiten.
Knippen
Ik las van de week ergens dat veel mensen helemaal geen zin hebben om te praten. Bij de kapper. Ik ben een van die mensen. Het kan mij bij de kapper in principe niet stil genoeg zijn. Het liefst sluit ik mijn ogen en laat ik het gewoon gebeuren. Soms, heel soms, is er een klik met de regisseur van schaar, kam en scheermes. Dan is praten en luisteren iets terloops en daarmee ook iets vanzelfsprekends.. Het kan er zijn maar ook niet. Het voelt als de wind, die aanwakkert en weer luwt, als eb en vloed die komen en gaan. Sinds we weer in Venray wonen voelde ik mij zeer ontheemd, qua kapper. Ik was de weg kwijt in de wereld van het knippen na zo’n jaar of veertien kapster C. in Meerssen. Wat was ik daar bij haar in goede handen. In Venray werd ik een zwerfklant. Allemachtig, wat werd ik ze ongelooflijk zat, al die babbelzuchtige wellness-godinnen en die ene wellness-god die oeverloos leegliepen over, ja, waarover eigenlijk? Laten we zeggen: Over alles. Vooral over wat ze zoal bezighield en waarvan ze dachten dat ik daar ook mee bezig was en dat ik wilde weten wat ze daarover dachten. Nee dus. Ik dacht vaak: Verbouw je huis en vertel me er niks over. Ga op vakantie maar vertel mij niet waar en wanneer. Ga trouwen maar vertel me niet hoe je jurk er uitziet en hoeveel lagen de bruidstaart heeft. En vraag me niet of ik al vakantieplannen heb, hoe ik over het weer denk, of ik niet aan een kleurspoelinkje toe ben. Niet terwijl je mijn haar knipt. Dan wil ik zen kunnen zijn. Maar, nu heb ik dan toch eindelijk weer een kapper gevonden – een kapster trouwens – die in dik tien minuten mijn hele hoofd rond gaat. Ik hoef qua praten helemaal niks en toch is de knipbeurt een aangename séance. Uiteindelijk komt alles weer goed.
Bedoeling
De kleinste is meestal het meest aanwezig. Hij moet ook opboksen tegen alleen maar groter spul dat hem weliswaar ruimte geeft maar toch boven hem uit blijft steken, meer weet en meer kan. Hij gaat graag zijn eigen weg, ontsnapt graag aan de aandacht. We waren zaterdag in Discovery in Kerkrade – een aanrader voor alle nieuwsgierigen tussen vijf en 100+ – waar we een groot deel van de tijd bezig waren met de kleine ontdekkingsreiziger in beeld te houden. Het beroerde was dat hij geen voorkeur voor een bepaald doel had. Er was niets wat hem zo fascineerde dat je ervan uit kon gaan dat je hem daar wel weer terug zou vinden. Hoewel, zijn moeder. Uiteindelijk raakten we hem niet kwijt. Zo nu en dan zei hij: Dat vind ik leuk. Onderaan de streep: hij is heel duidelijk over zijn standpunten. Vorige week was zijn vader bezig aan de straatkant van het huis een hek te plaatsen. We gingen het werk bewonderen. We spraken met de vader en de moeder over de nu toegenomen veiligheid, vooral die van die kleinste die te pas en te onpas de straat opzocht. Het ontging de kleinste niet. Hij ging ook nog eens kijken bij het net geplaatste hek. Hij nam het resultaat even in zich op, kwam half rennend terug en sprak: Hee, nu kan ik niet meer naar voren, dat is niet de bedoeling.
Belangrijk
Terwijl we een warmloopwijntje dronken, hagelde het nog even. We waren terug van een wandeling en hadden op televee daarna nog naar de finish van Luik-Bastenaken-Luik gekeken. Dadelijk zouden we wat gaan eten. En een tweede wijntje drinken. Het echte wijntje na dat warmloopwijntje thuis. Het lange weekeinde in Zuid-Limburg was bijna voorbij. We hadden regen, wind, kou en we hadden op de valreep nog wat hagel, dus. We gingen naar Discovery in Kerkrade. De kleinkinderen waren er uren zoet. De kinderen ook want die kleintjes zijn voortdurend zoek of bijna zoek. We deden spelletjes. We wandelden van Heijenrath naar Teuven, naar Slenaken en weer naar Heijenrath. Onze oude knoken en spieren van dienst hadden het er lastig mee. We zijn het heuvel op heuvel af ontwend geraakt. En nu zijn ze allemaal weer naar huis en zitten wij hier nog een avond de baas te spelen over de afstandsbediening. Die was de afgelopen dagen vooral in handen van de kleinkinderen. Paw Patrol, dat werk. Ze konden ook nauwelijks naar buiten: regen en kou, ik zei het al. Maar goed, het zit er op, het was gezellig, we zijn weer eens allemaal zonder aanleiding bij elkaar geweest. Dat wordt eigenlijk steeds belangrijker.
Pannenkoekenrestaurant
Er waren nogal wat kinderen die zich tijdens het verblijf in het Zuid-Limburgse pannenkoekenhuis niet steeds helemaal op hun gemak voelden. Ze vulden overtuigend de nog beschikbare geluidsruimte in onze oude oren met gehuil en varianten daarop. Teringherrie komt nog het dichtst in de buurt van wat het was. Want pannenkoekenhuizen mogen dan van oorsprong staan voor oergezelligheid zonder weerga, nostalgisch gedesigned met inzet van eikenhouten balken en schoonmetselwerk, waar uiteenlopende generaties in pais en vree met elkaar de zoete dis genieten, in de praktijk van alledag zijn het panden waar vooral duivelse herrie huist – in Berg en Dal bij Nijmegen ligt er derhalve een op de Duivelsberg. Bovendien zijn de oogjes er veel groter dan de maagjes. Peuters, kleuters en iets oudere jonge kinderen komen er aan het einde van de dag sowieso moe van alle prikkels van het gezinsuitje binnen en de suiker van de pannenkoek Smulfestijn en het ijsje na doet er vervolgens nog een schep onrust bovenop. Daarna breekt de pleuris pas echt uit. Nietemin zijn er tafeltjes waaraan koppeltjes zonder kinderen zich de kinderlekkernijen onverstoorbaar laten smaken. Ik kan me niet voorstellen dat je je geheel vrijwillig aan de sfeer in een pannenkoekenrestaurant overlevert. Wij waren er vanavond omdat we met ons gezin iets leuks – vooral voor de kleintjes – wilden doen en daar hoort dan samen eten zonder veel voorbereiding bij. En we wilden per se iets anders dan friet en pizza. Tja, en dan worden het pannenkoeken. Dus. Je hebt wat over voor een plezierig gezin.
Regenen
We gingen een weekend weg, vanmiddag. We stapten in de auto en er barstte een enorme hoosbui los. Met hagel. Het voelde vertrouwd. Het begint gewoon te worden: Wij gaan een paar dagen weg en het weer keert zich tegen ons. Niet dat de zon altijd schijnt als we in ons appartementje zitten, maar toch. En nu zitten we in een groepsaccommodatie. Met z’n elven. Zes volwassenen en vijf kinderen. En een hond. We hebben net samen gegeten en buiten huilt de wind om het huis. Het is koud. De kinderen doen analoge spelletjes en eten chips. De jongste lurkt voor het slapengaan nog een flesje dunne pap leeg. De volwassenen drinken koffie. En praten bij. We gaan rustig de avond in. Laat het maar regenen.
Overloon
Vanavond was ik in Overloon. Dat is een mooi dorp. En dat zeg ik niet zomaar. Ik weet niet wanneer ik er voor het eerst kwam maar dat is zeker al zo’n jaar of 50 geleden. En misschien was ik er daarvoor ook al eens. Toen was het een slaperig kruispunt met ergens aan de rand het Oorlogsmuseum. Nu is het een fraaie en levendige kern die is opgenomen in bijna alle fietsroutes in Noord-Limburg en oostelijk Noord-Brabant. Bijna elke elektrische fiets moet er wel eens geweest zijn. Vroeger had je er behalve het museum ook een toprestaurant. Nu is er naast het Nederlands Oorlogs- en verzetsmuseum Zoo Parc. En een ijssalon zonder weerga. Plus is het in mijn ogen een echt Brabants dorp. Vraag me niet waarom dat zo voelt. Ik woonde ooit in Vught en met de ouders van mijn beste vriendje maakten we oneindig veel dagenlange fietstochten door oostelijk Brabant. De sfeer van al de dorpen waar we toen doorheen fietsten zie en voel ik in het Overloon van nu. Dezelfde sfeer als in het gebied rond Valkenswaard waar een oma en opa woonden. Van Best en Son en Breugel waar een oom en tante woonden. Vandaag in Overloon spraken we met elkaar over Schijt aan de Grens, een cultureel festival dat we met een kleine oceaan van vrijwilligers organiseren in Overloon en Venray, in één weekeinde, elk aan een andere kant van de grens tussen Limburg en Brabant. Op zo’n avond in Overloon voel ik me Brabander én Limburger. Terwijl ik in ‘s Gravenhage geboren ben.
Kleine
Hij doet al lekker mee, met de groten, die kleine. Hij is inmiddels ook al bijna drie jaar en bovendien een wonderlijk joch. Zijn grotere broer en zus hebben we nooit goed verstaan, geboren mompelaars, maar hij spreekt alle woorden die hij kent duidelijk uit, Hij articuleert dat het een aard heeft. Hij ruimt zijn spullen netjes op als je hem dat vraagt en hij accepteert een nee voor nee. Als je uitlegt waarom je nee hebt gezegd, zegt hij: Ik snap het. En wat ook voor hem pleit: Hij houdt van boekje lezen en hij heeft eigenlijk altijd goede zin. Oh, hij kan ook boos zijn, hoor, maar dan wekt hij de indruk te acteren. En hij weet dat wij dat vermoeden. Hij weet wat hij wil. Hij weigerde tot voor twee weken zijn haar te laten knippen, liep erbij als een hippie, soms met een staart of knot. Maar toen, opeens mocht de kapper hem kortwieken en nu is hij een keurig kereltje en nog altijd tevreden. Hij laat zich voorlezen, luistert geconcentreerd naar de liedjes van Juf Roos, zingt ze mee en maakt er zo nu en dan een dansje bij. En hij houdt van fruit. Ik kan het eigenlijk allemaal niet geloven. Ik vrees het ergste. Wat moet dat worden als die in de puberteit komt?