Groot

Er was een tijd dat El en ik de programmaboekjes bewaarden van de voorstellingen die we bezochten. Maar, verhuizen is dan dodelijk. Dan moesten we weer selecteren. Er is echter één boekje dat die verhuizingen en selecties overleefd heeft en dat is van het programma Trappen op van Don Quishocking uit 1978. Het is een boekje van niks maar het staat bij ons prominent in de overvolle boekenkast op de werkkamer (hoezo werkkamer? Je bent gepensioneerd, gast!). Ik kan er geen afscheid van nemen. En nu is George Groot dood. George en zijn DQ hielden van liedjes die perfect van metrum en volmaakt van rijm waren. En scherp van inhoud. El en ik hielden van DQ. Ik heb vanavond dat boekje nog maar eens doorgebladerd nadat ik het interview met Groot in de Volkskrant had gelezen. Trappen op is uit 1978 en even daarna begint het te rommelen in de groep. Dat deed heel erg pijn, ook bij fans als wij. DQ was DQ niet meer. Het interview dat ik net las was interessant maar het programmaboekje van Trappen op is interessanter. Want, in dit boekje stappen de leden van DQ, ook Groot, al min of meer uit de groep door ieder voor zich een aantal vragen te beantwoorden. Groot: mijn belangrijkste karaktertrek is nurksheid, ik schaam mij het meest voor het uitslaan van liederlijke taal, ik praat het liefst over de liefde, ik zou graag de koningin van Nederland zijn, ik zou niet graag onderduiken bij mijn collega’s van het cabaret. En hé, dit is een selectie, hè. En het was 1978. En, Groot was een Groot cabaretier!

Labradoodle

Het mocht even duren, dat de halfhoge beige labradoodle tot excremeren kwam. Ik stond tweehoog achter het raam en keek naarbuiten. Hij/zij/hen rommelde al een tijdje rond in het met hedera bodembedekte perk. Op zoek naar een geurtje dat stimulerend zou werken. Werkt dat zo? Ik weet het eigenlijk niet. Maar goed, het baasje straalde louter geduld uit. Toch, nadat er een zuinig plasje uit gekomen was, had het baasje dan toch eindelijk genoeg van het dralen. Dan maar geen drol gedraaid, nu. Misschien later vanavond. Een lichte ruk aan de riem was voldoende om hem/haar/hen weer aan de parmantige wandel te krijgen. Maar niet dan nadat twee lieve jongedames nog even via aaien hun liefde voor de soort in het algemeen en deze hond in het bijzonder met het baasje hadden gedeeld. Zo zag het er uit, vond ik. De twee kenden de man niet, leek me zo, het was de labradoodle die een gesprek tussen mensen op gang bracht. En wie weet wat nog meer. Het tafereel ontvouwde zich onder een lekker zonnetje, in de schaduw van een indrukwekkende paardenkastanje in uitbloei en derhalve ook op een tapijt van roze-witte bloemblaadjes. Het had een scène in een goedgevoelfilm kunnen zijn maar wat ontbrak was een uitgekiende, aantrekkelijke kostumering en een breder narratief. Ik moest het er maar mee doen. Soms kun je niet meer verwachten van wat je ziet. Het is wat het is.

Verhalen

Vandaag ging El op zoek naar foto’s van de bank die we afgelopen vrijdag ophaalden in Swalmen. Het ding is een verhaal. Er hebben opeenvolgende generaties – minstens vier – op gezeten. Ze deed dat naar aanleiding van een gesprek dat ze op zondag met wat kleinkinderen had. Er lag een boekje op tafel. Dat gaat over het overleven van een Joods gezin in Maastricht in de Tweede Wereldoorlog. El vertelde in grote lijnen hoe dat ging. Mensen die ze in hun huis lieten onderduiken. Artsen die ze lieten opnemen in het ziekenhuis. Het verzet dat voor voedselbonnen zorgde. De baas van de vader die diens loon doorbetaalde. Dat was spannend. En nu was er dus die bank. Wat geschiedenis betreft deed die zwaar onder voor het verhaal van de Salmangs maar toch. Hier drong de afgelopen dagen het besef door dat kinderen graag naar verhalen luisteren. Een op een, twee, drie of vier of vijf. Voorlezen, oké, dat verdragen ze welwillend – uitzonderingen daargelaten, er is soms ook plezier – maar zelf vertellen, dat pakt ze echt. El zei vandaag: Wij gaan zelf meer verhalen vertellen. Over vroeger, over die bank. Misschien dat ze dan ooit nog eens net zoveel gaan lezen als wij deden, toen we jong waren, en nu nog steeds.

Bouwen

We lieten ooit een huis bouwen. We hadden in een nieuw wijkje in Venray een perceel gekocht. Voor een gigantisch bedrag, vonden we. En dan moest de bouw van het huis nog beginnen. En betaald worden. Dat was op zich geen probleem maar het moest toch maar gebeuren. We gingen op zoek naar een aannemer. Toen we er een gevonden hadden, schreef hij een bedrag onderaan een streep en zeiden we: Doe het maar, maar dit is het, hè! En we vroegen: Wanneer is het klaar? Nou, dat kon nog wel even duren. Maar dat wilden we niet. Het moest liefst voor 1 oktober. Ik kan er nu wat weken naast zitten, terugkijkend, maar 1 oktober moest en zou het worden. Ongeveer. We, de aannemer en El en ik, gaven elkaar een hand en El en ik dachten: oké, dat is dan afgesproken. Het was februari en in zes, zeven maanden zouden we een huis hebben. Begin april begon het graven. Daarna begon het te regenen. Nee, vandaag kon er niet gewerkt worden. En morgen moest op een ander werk een vloer gestort, en overmorgen, ja dan kwamen ze weer, maar alleen ‘s ochtends want ‘s middags zou het gaan regenen en dan konden ze op een andere bouw een binnenmuurtje zetten. Ja, en sorry maar de pannen kunnen nog niet op het dak want de dakdekker blijkt een prutser. En oh ja, het voegwerk moeten we uitkappen want dat is te snel gedroogd. Dat doen we als jullie er wonen. Oké? Vanmiddag waren we bij Em en Pee. Ze zijn een huis aan het bouwen. Half juli krijgen ze de sleutels. Zegt de aannemer. Net als wij, toen, in 1990, dacht – of minstens hoopte – Pee dat je als opdrachtgever de regie hebt. Langzaam kwamen wij er dik dertig jaar geleden achter dat daar geen sprake van kan zijn. En nu hij ook. Er is altijd wat. Of het gaat niet door of het gebeurt voordat je het weet of later. Meestal later. Net als bij ons toen lijkt bij hem langzaam de lijdzaamheid toe te slaan en als een deugd te voelen. Het gaat zoals het gaat, het is zoals het is, het is hoe de goden het doen gebeuren. Bouwen is vooral laten gebeuren, loslaten en vervolgens zen zien. Het hielp ons dat de aannemer het bedrag onder de streep respecteerde. En uiteindelijk haalde hij ook de deadline.

Verleiding

Kruis erachter, zei ik donderdag. Ik wijd er geen woord meer aan. Geen woord. Maar nu is het natuurlijk wel heel verleidelijk om er een stukkie over vol te laten lopen. Maar ik doe het niet. Er zijn momenten dat je hard moet zijn. Ook voor jezelf. Juist voor jezelf. Je wordt er een beter mens van. Nee zeggen tegen een immense verleiding als die van vandaag dwingt me diep in mezelf te kijken. Dan moet ik me afvragen hoe het komt dat ik er maar ternauwernood in slaag de verleiding te weerstaan. Dat de wil te weerstaan altijd op enig moment gebroken kan worden. Dat de verleiding het grootst is in de weken dat HET speelt maar ook dat de verleiding in me zit, in de gedaante van lust. Maar ik geef er niet aan toe! Sorry dus, want als lezer loop je nu wel een heel leuk stukje mis!

Bank

We reden even heen en weer naar Swalmen. Daar stond in de tuin al enkele jaren een bank met een geschiedenis. Eerder stond hij in Roermond, nog eerder in Kasen en nog eerder in Eijsden. En nu moest hij naar Merselo. Eigenlijk is het een onooglijk ding maar er zijn in het niet bestaande, virtuele familiealbum plenty foto’s met daarop de bank en op de bank een meer of minder gerenommeerd familielid. De bank moest naar Merselo omdat onze jongste zoon Dee er herinneringen aan heeft. Hij kon goed opschieten met zijn opa die na het overlijden van dierbare aanverwanten de bank – ook vanwege sentiment – uit de boedel van het ouderlijk huis had weten te verwerven. Er zijn foto’s waarop de moeder van zijn opa op die bank zit. Die bank stond op dat moment tegen de achterzijde van de familieboerderij in Eijsden aan de Breusterstraat. Dat was een achterzijde op het zuiden met uitzicht op een weide met hoogstam fruitbomen. Die foto zal uit het eerste kwart van de eerste helft van de vorige eeuw zijn. Zwart/Wit, uiteraard. Kortom, die bank heeft echt een leven achter zich. In de loop van de tijd zijn de houten planken enkele keren vervangen, gevernist, grijs geschilderd. Wat de bank tot een bank uit het einde van de negentiende eeuw en ook bijzonder maakt zijn de gietijzeren poten. In de vorm van takken, gekopieerd uit de natuur, gebruikelijk in die tijd. Gegoten in ijzer: gietijzer en dus broos en breekbaar. Maar ze leven nog. Dit weekeinde ga ik hem weer in elkaar zetten. Voor een vijfde of misschien wel zesde leven. In elkaar zetten omdat ik hem eerst moest demonteren want anders kreeg ik het geval niet mee in de auto.

ESC

Kijk dan niet, zeg ik tegen mezelf, als ik denk dat die European Song Contest (#esc) vooral gênante uitzinnigheid is. Kijk dan gewoon niet, zet de televee uit, zet Pointer op of Nieuwsuur maar zeur niet, zeur niet, zeur niet. As we speak zingt een Belg nogal vals en druipt het melodrama in vette modderstromen uit de trussen. Goed, ik kijk desondanks. Althans, terwijl in Malmö de fine fleur van baanbrekend muzikaal Europa en nog wat landen die goed aanhaken bij onze paneuropese identiteit ongeremd alles wat ze heeft in de met veel galm overgoten strijd gooit, tik ik m’n stukje. Zo nu en dan werp ik een korte blik op wat het lawaai voorbrengt en ik realiseer me dat deze European Song Contest (ESC, staat dat niet voor Escape?) ook voor de tikkers van stukjes een goudmijntje is. Voor je het weet ben je verslaafd. Dus, ik ga er helemaal niks meer over zeggen. Kruis er achter. En slaap lekker, straks. Maak je los. Escape!

Chemie

Het was er vandaag dus wéér niet. Weer geen regeerakkoord. Kerrolain zei vanochtend nog wel: Ik heb chemie met alledrie. Maar desondanks niet, dus. Ik hoorde wel al een carnavalskraker geboren worden. Die drie, die drie, die hebben het nie, die hebben het nie, maar raad eens wie, maar raad eens wie, IK IK IK heb chemie met alledrie. Duidelijk is: Kerrolain doet er niet toe. Ik mag dan haar IK met hoofdletters schrijven, ze is een rechtse allemansvriendin en uiteindelijk voor niemand speciaal. Ondertussen zijn er drie voor wie chemie blijkbaar vooral gewoon een bètavak is en een bedrijfstak waar goed verdiend wordt maar waarvan ze niets weten en ook niets willen weten. Die zeggen wél er met elkaar uit te willen komen. Maar, ze hebben geen idee hoe ze zich dat concreet voor moeten stellen. Wat is de weg daar naartoe? Twee mannen aan een achteraftafeltje die teksten schrijven om in mapjes te doen? Hier leidt blijkbaar slechts de gedachte dat als je iets maar heel erg wilt, dat het dan ook lukt. Verder is er helemaal niets. Op enig moment eindigt het hele circus met een grote plof. Toch nog chemie.

Ongeluk

Toen ik vanmiddag terugreed naar huis, vanuit Tegelen, raakte ik al ter hoogte van Blerick in langzaam rijdend verkeer verzeild. Over de vluchtstrook raasde een brandweerwagen voorbij en daarna nog een en daarna een politieauto en daarna nog een ambulance. Toen ik vijfhonderd meter verder was stonden ze daar de rechter rijstrook te blokkeren. Even verder hing een auto dwars op de rijstroken in de vangrail. Ongeval dus. De kijkersfile aan de overkant bleek langer dan de vijfhonderd meter die ik langzaam had moeten rijden. Ik had de indruk dat er veel hulpverlening op de been was maar dat het allemaal nogal meeviel. Maar goed, het was een vluchtige waarneming, ik had per slot van rekening zelf ook nog een auto in het gareel te houden. En nu zette ik net de televee aan en daar is het tweede ongeval van deze dag. Het Eurovisie Songfestval, de eerste halve finale. Het kan zijn dat ik het fenomeen niet meer begrijp want in mijn ogen is het de jaarlijkse hoogmis van herrie en wansmaak. En van hysterie. Tegelijkertijd zingt het al weken rond in de media. Het moet dus wel iets zijn waar velen vol verwachting naartoe leven. Ik heb het gevoel dat ik mezelf buiten de tijd plaats met te twijfelen aan de waarde ervan. Dat ik er niet meer bijhoor, dat ik de essentie van het in onze joods-christelijk cultuur dominante jonge levensgevoel niet begrijp. Ik weet nog dat jongeren met gitaar, banjo en mandoline en knusse liedjes rond een kampvuur ondanks wolken van motten en muggen het leven vierden en zich daar uren in konden verliezen. Daar volstrekt gelukkig van werden. We shall overcome. Hoewel, nu komt Frankrijk voorbij en daar kan ik wel weer wat mee, Maar ja, dat is Frankrijk. Heerlijk land.

Oh, was niet Frankrijk, was Letzenburg. Ook heerlijk land.

Groeningen

In Groeningen, precies als ik er binnenrijd

gaan er de straatlantaarns aan, led maar toch

knus en dorps en huiselijk – warm helder –

de schemer is gevallen, regen dreigde al

maar zet nu door. De wissers doen hun werk.

De weg gaat onder kathedrale bomen

tussen bermen die als bruiden van de nacht

In het wit van fluitenkruid zich laten welgevallen

dat mijn groot licht hen nog even uit de slaap houdt.