Maar

Morgen is El jarig. Het zal niet ongemerkt voorbijgaan maar het is ook niet meer wat het ooit was. Je viert een nieuw jaar maar ………. En voor je het weet schrijf je een stukje waarin het woord maar een dominante rol speelt. Ga ik niet doen. En dan ook nog de woorden echter, evenwel, doch, edoch vermijden. Geen voorbehouden, dus, geen tegenwerpingen, Je kunt El trouwens feliciteren via X. Ze heet daar @lucieleest. En omdat dit bericht wel erg minimaal is, nog een limerick.

Een eigenwijs hondje in Heide

wist zorgwekkend de hondzorg te mijden.

’Ik ben immers elf

en kan dus best zelf

mijn teken en vlooien bestrijden.’

Perron

Vanmorgen werd ik wakker met mijn gedachten bij een droom. Het was geen droom waaruit ik wakker werd maar meer een waarmee ik wakker werd. Ik was eerder vannacht, zo rond half vier, wél wakker geworden uit een droom én met het sterke gevoel dat ik die tot de ochtend, als ik echt uit de slaap zou breken, moest onthouden. Dat was dus gelukt. Je hebt dat weleens, dat je denkt: Woow, wat moet ik daarmee? Wat je hebt gezien en gehoord en gezegd pakt je dan zó beet dat je het niet kunt laten liggen. Ik begon, half wakker, de droom terug te halen, de momenten en situaties die ik wilde onthouden te markeren en het verhaal te repeteren. Je bent gek, dacht ik ook, het is half vier, ga slapen! Maar nee. Ik was in Noordwijk aan Zee. Ik was er weliswaar nooit geweest maar wat ik zag, appartementengebouwen en duinen, schreeuwde Noordwijk aan Zee. Mijn belangrijkste vraag: Hoe kom ik hier weg? Ik zag vervallen abri’s met vernielde schermen met aankomst- en vertrektijden. Hier viel geen functionerend openbaar vervoer te verwachten. Wat te doen? Lopen dan maar, naar iets dat me verder zou helpen. Niets te vinden. Totdat ik op een perron kwam, zo’n verhoging waar bussen, treinen of trams stilhouden, waar je kunt in- en uitstappen. Ik wachtte. Er dook uit het niets een struise blonde vrouw op. Ze had blond, golvend haar en droeg een lichte, wijde jas als een cape. Zowel dat opvallende haar als haar jas dreef zwierig op de wind. Meer mensen stapten op het perron. Toen we dicht op elkaar stonden begon het perron te bewegen. En best nog snel! Ik hoorde mezelf zeggen: Zoiets kun je alleen verwachten in een roman van Simon Vestdijk. Of een verhaal van Belcampo. Lees jij dan, vroeg iemand in het gezelschap? En ik: Jazeker lees ik. Reken maar. Ik vroeg: Is er een kellner aan boord? Ergens lachte iemand. Ik was me ervan bewust dat Vestdijk een roman met de titel De Kellner En De Levenden schreef. Rond het perron stonden nu wanden met ramen als van een bus. Naast mij stond Connie Palmen. Ik vroeg haar: En, ben je nou jaloers op Hugo Claus, dat hij zo’n mooie biografie heeft en jij niet? Ze zei: Ik niet, ik ben nooit jaloers. Ik vroeg haar nog iets maar dat ben ik kwijt. De bus was inmiddels een bakfiets geworden en stond stil in een duinlandschap, we stapten uit, het was niet Noordwijk aan Zee. Er waren nogal wat mannen in Duitse lederhosen en met van die jagershoedjes en er waren vrouwen in dirndl. Ik was ergens maar joost mocht weten waar.

Gedachte

Er diende zich op de iPad ongevraagd een foto aan. Je herkent dat wel, denk ik. Ik kan dat nog net hebben, veel meer moet het niet worden, met dat eigenzinnige gedrag van apparaten met daarop apps. De foto waarom het gaat was er een van het oudste kleinkind, toen nog écht een kind. Tegenwoordig is hij bijna veertien en begint hij eindelijk een beetje door te schieten. Hij doet ook zo nu en dan tegen betaling klusjes en kijkt al wat vooruit. Hoewel dat laatste nog zeer mondjesmaat. Dat vooruitkijken heeft dan vooral betrekking op zijn schoolloopbaan. Wat gaat hij wel doen en wat zeker niet? Voor de rest zijn het vooral zijn ouders die aan van alles en nog wat moeten vooruit denken. De foto is uit het voorjaar van 2015 en genomen in Kasteelpark Born. Daar zijn we toen met hem en zijn kleine zusje op ons gemak langs allerlei dieren en ander voor kleine kinderen vermakelijks gelopen. Hij zit op een grote-mensen-stoel, is nog kleuter-hoogblond en draagt een paars T-shirt met daarop een afbeelding van een paar All Stars gympen. In zijn ene knuist heeft hij een geopend zakje M&M’s en in zijn andere een paar losse M&M’s. Hij kijkt naar die in zijn hand en staat op het punt ze in zijn mond te steken. Hij denkt alleen aan die M&M’s en hoe die te consumeren. Op het tafeltje waaraan we zitten staat voor hem een pakje appelsap waar zo’n plastic rietje uitsteekt. Er zijn nog geen wespen. Er is ook nog een stukje van de grijze mok met koffie van oma te zien. Op de achtergrond zitten andere oma’s en opa’s met hun kleinkinderen en ook enkele ouders met hun kinderen. Er speelt wind in zijn haar. Het is zo’n foto die een poort naar het verleden ver openzet. Van de toekomst die er nog was toen die foto genomen werd zijn er inmiddels alweer bijna tien voorbij. Dat is een gedachte waar ik nog even op moet kauwen.

Limerick 8

Van Castenray vlogen twee ganzen

naar Oirlo om de tango te dansen.

Maar daar stond een koe,

die loeide hen toe:

’Allez, ga toch dansen bij Janssen!’

Stil

Het was bijna tien uur. Ik liep naar huis. Nou is het maandagavond en dan verwacht je normaal gesproken sowieso al niet veel leven onder het kale LEDlicht maar vanavond oogde op het eerste gezicht het dorp wel écht doods. Of dood, wat je wilt. Bij een vaag verlicht hok in de plint van een woongebouw vanwaaruit op bestelling en tegen betaling via de interwebs etenswaren over het dorp en nabij gelegen leefgemeenschappen worden gedistribueerd stond een fatbike. Dat zegt genoeg. Wat doen ze eigenlijk in dat hok? Al minder doods: even om de hoek was een man op een ouwe fiets in de weer een afvalbak te scannen op de aanwezigheid van blikjes en plastic flesjes waarmee statiegeld te scoren viel. Met een smartphone lichtte hij zijn speuren bij. In het straatje verderop haalde hij mij al fietsend in en reed regelrecht en doelgericht naar de afvalbak op het pleintje voor de gele supermarkt. Hij kent ze waarschijnlijk allemaal, de afvalbakken, weet precies waar ze staan in het dorp, rijdt dezelfde route elke dag. Een keer, twee keer, drie keer? Op het pleintje zwermden een stuk of vijf jongeren om elkaar heen. Ik vond ze van een leeftijd dat ze in bed moesten liggen. De sfeer in het dorp contrasteerde sterk met die in de kroeg waar ik vandaan kwam. Daar hadden we met de schrijvers die actief waren bij Schijt Aan De Grens een mooi gesprek over hoe we mensen warm kunnen maken voor taal, vertellen, proza, poëzie. En hoe gevoelig mensen daarvoor zijn. Hoe aandachtig, hoe zwijgzaam, hoe luisterend, hoe stil. En dan écht niet doods stil.

Koffie

Of we even koffie kwamen drinken. In het nieuwe huis. Ze zouden er voor het eerst slapen. En daarna, als ze weer wakker waren en een ommetje hadden gemaakt, zou er koffie zijn, rond een uur of elf. Ze wilden alvast een beetje wennen voordat over een week of zo de de overstap definitief zou worden. We gingen op de fiets. Is dat het vermelden waard? Nou, we pakken het fietsen langzaam weer op als een vanzelfsprekende manier van voortbewegen. Lopen is tegenwoordig de standaard, de auto een gemakkelijk alternatief, voor de gemakzuchtige mens althans. Voor fietsen moeten we tegenwoordig namelijk nogal wat ondernemen. Vroeger pakte je de fiets, sprong erop en weg was je. Nu is het een procedure. De verzekering vraagt, nee eist dat je alle mogelijke maatregelen hebt genomen om diefstal te voorkomen. Stallen in een afgesloten ruimte, op slot en zonder display, indien afneembaar. En dan hebben we onszelf ook nog veroordeeld tot het dragen van een helm. Kwetsbare ouderen, weet je wel. Hoewel, de helm is sowieso beter voor het brein. Dus, voordat je op de fiets zit, ben je na het openen van de afgesloten ruimte al snel goed tien minuten verder. En in tien minuten ben je lopend ook al snel zo’n 800 meter weg. Maar, zeiden we laatst tegen elkaar: Fietsen is gewoon fijn, dus gaan we vaker fietsen. Het vraagt dan wel om het volgen van een ernstig vertragend protocol alvorens de pedalen rond te kunnen wentelen en je echt onderweg te voelen, maar toch. Bovendien, ga je een dagje fietsen dan staat de duur van het aanvankelijke oponthoud als gevolg van weinig boeiende handelingen niet in verhouding tot de tijd die het onder een stralend zonnetje door fraaie landschappen fietsen neemt. We gingen dus koffie drinken bij Em en Pee. We troffen ze in een lichte en ruim bemeten woning waar nog wel het een en ander moet gebeuren. Maar, als alles klaar is dan hebben ze ook wat. Wat wordt dat mooi. Of beter: fraai. Het huis voelde alsof je je er erg op je gemak kunt voelen. De koffie smaakte prima, de gesprekken waren weer puik. Beslist de moeite van het fietsen waard en meer dan dat.

Raar

Wat kan ik voor u betekenen, vroeg de serveerster op het terras aan het plein. We hadden daar al even over na kunnen denken want het terras zat bomvol. En het had dus even geduurd voor we haar waren opgevallen. Aan ons lege tafeltje, zonder glas, kop of bord. Eerder op de dag was ik al eens door het dorp gelopen en ik had gezien dat het behoorlijk druk was. Maar ook, terwijl ik toen door de Grote Straat liep viel me opeens op dat de zon alweer flink lager staat. Tegen de zon in kijkend wordt het weer lastiger te zien wie je tegemoet komt. In een dorp waar iedereen bijna ieder ander kent mis je dan tussen alle lui van buiten wel eens iemand die je graag gedag had gezegd. Bij een van de winkels stond een rek buiten. Er kwam veel volk op af want leuke koopjes voor 10 euro! Het was beslist overjarig spul maar voor 10 euro kun je het niet laten hangen, toch? Op het plein stond een ruime safaritent. Daaronder presenteerde zich in zijn volle breedte dementievriendelijk Venray. Van een afstandje keek ik toe. Het was weer perfect georganiseerd. Steeds weer verbaas ik me over hoe dit dorp het voor elkaar krijgt om weekend na weekend op het plein de fonteinen te laten zwijgen. Volgende week weer met een boekenmarkt. Maar goed, of ze nog iets voor ons kon betekenen, dus. Nou, nee, want we hadden net via de QR-code op het tafeltje en via internet onze wensen aan de bar kenbaar gemaakt. Ze knikte vriendelijk en was als jongmens met een heldere missie alweer vertrokken om elders te polsen wat ze kon betekenen. Ik dacht dat het een heel raar idee is dat je via een procedure waarmee je vanuit je luie stoel aankopen doet in Polen, China of de USA ook een glas wijn bestelt dat op nog geen tien meter afstand wordt ingeschonken door het meisje dat je net nog oog in oog vroeg of ze iets voor je kan betekenen.

Vrienden

Hebben jullie dat ook, dat Facebook jullie suggereert vrienden te worden met mensen die je (heel) goed kent, maar dat je dan: In Nog Geen Honderd Jaar denkt? Juist omdat je ze heel goed kent, dus. En weet dat het niet gaat klikken. Of al niet klikt. Terwijl er ook mensen zijn die je van haver tot gort kent en waarmee je juist daarom vrienden wilt worden en dat dan Facebook zegt dat je die niet persoonlijk kent en dat je daarom met die mensen geen vrienden kunt worden. Terwijl Facebook je ook vrienden voorstelt – en sommige zelfs tientallen malen – die je op geen enkele manier ook maar persoonlijk zou kúnnen kennen. Ja, ik geef toe, onder het kopje dat ik ze zóú kunnen kennen. In dat laatste geval lijkt Facebook te suggereren dat die mensen – althans op Facebook – dringend om vrienden verlegen zitten: zo eenzaam, zo zielig, doe er wat aan, wees een goed medemens, sluit ze in je hart, maak ze jouw vriend. Wat word ik moe van het idee dat Facebook van de relatie tussen mij en vrienden heeft. Wat ik hoop: dat mensen een beetje plezier hebben van mijn stukjes.

Melding

Er stond inmiddels een dag of vier, vijf een OV-fiets in het fietsenrek aan de overkant van de straat. Hij kon er goed al iets langer hebben gestaan. Nou weet ik niet hoe lang het gemiddeld duurt voordat je iets opvalt dat afwijkt van het beeld dat je doorgaans hebt als je uit je raam kijkt. Kan langer, kan korter duren. Maar, zo’n OV-fiets is een opvallend geval, in de kleuren van de NS. Daar kijk je niet snel overheen. En, van een OV-fiets verwacht je dat ie in zo’n rek wordt gezet door iemand die bij haar oma op bezoek gaat. Zo’n bezoekje is meestal met anderhalf uur wel weer voorbij, dus dan is die fiets ook weer weg, zou je denken. Ik vond dat dit bezoekje aan oma met vier dagen al behoorlijk uit de hand gelopen was. Niet dat mijn mening ertoe doet, je moet net zo lang bij je oma op bezoek gaan als je wilt, maar zo’n OV-fiets huren, dat kost je met vier, vijf dagen toch al gauw tussen de twintig en vijfentwintig euro’s. Om kort te gaan: ik vond het raar, die fiets daar en dan ook nog zo lang. Ik begon me zorgen te maken. Wellicht was hier sprake van een verdwijning, al dan niet vrijwillig. Zo’n fiets kun je toch alleen maar afmelden op een plek waar dat geregistreerd kan worden? Dat was niet hier voor de deur. Dus van iemand hield hier, bij ons voor de deur, het spoor op? Je weet het niet, toch? Je begrijpt wat ik bedoel? Dus besloot ik vanochtend de politie te bellen. Nou vond ik het nogal overdreven om meteen maar 112 te bellen. Ik was niet getuige van iets ernstigs waar onmiddellijk op diende te worden ingegrepen door een of meer hulpverleners. Er liep geen bloed uit, er brandde niets en er waren geen messen in beeld, evenmin zag ik ergens een scherpschutter op een dak of in de bosjes, dus ……… Maar misschien ging het wel om een mensenleven. En wist nog niemand dat en realiseerde niemand zich dat maar zat er wel ergens iemand zich af te vragen waarom Herma (gefingeerde naam!) maar niet – ook niet bij oma – te bereiken was. Internet leerde me dat ik de politie kon bereiken onder nummer 0900-8844. Aan de andere kant van de lijn ging de telefoon over. Er gutste een heel verhaal uit de telefoon en de vraag of ik na de piep maar even de naam van de plaats van het bureau dat ik wilde bereiken wilde inspreken. Daar was de piep en ik: Ve – BAM! Of ik maar even duidelijker wilde spreken want de chatbox had me niet kunnen verstaan. Weer een piep en nu kreeg ik wel de kans Venray volledig en helder gearticuleerd in te spreken. De telefoon: Wij verbinden u door met onze collega’s van eenheid Limburg-Noord. Het wachten kon een aanvang nemen. Geen gezellig muziekje, wel een eindeloos vragen om momenten geduld – al onze collega’s zijn in gesprek – totdat: een stem die dingen zei waaruit ik kon opmaken dat ik verbonden was met de politie van Limburg-Noord. Nou is het dilemma, ga ik jullie lastig vallen met een grove transcriptie van het gesprek dat volgde? Ik denk het niet. Ik kreeg het advies de NS, dan wel de gemeente te bellen. Ik rondde het gesprek af met: Dus ik begrijp het goed dat u geen reden ziet om iets te ondernemen? Die conclusie is helemaal juist, zei de politieman.

Alfabet

Dat heb jij ook vast weleens, dat je je iets zit af te vragen en dat er dan opeens iets door je hoofd schiet en dat je dan denkt: Hoezo dan? Mij overkomt dat bijvoorbeeld nu, nu ik een stukje begin te schrijven. In mijn stukjes treedt soms El op maar nu wilde ik ook Em en Pee er een podium geven. Dus ik stond op het punt om te schrijven: We zaten weer eens samen aan tafel, doen we dat wel genoeg? ………… toen ik dacht: Hoe komt het toch dat je in het alfabet sommige letters – en dan bedoel ik met name de medeklinkers – noemt door er een klinker voor te zetten (ef, el, em, en, er, es, iks) en andere (de rest) door er een klinker (en soms nog iets meer: zet) achter te zetten? Misschien zou ik omdat ik taalkundige ben beroepshalve een antwoord op die vraag moeten hebben, maar ik heb het niet. Ook nooit bij stilgestaan, ook nooit over nagedacht, ook nooit bij toeval iets over gelezen. Dus als je niks te doen hebt, zoek het maar eens uit. Ga ik ondertussen iets leuks doen.