X

Waar zijn toch al die leuke, spontane, gevatte, humoristische, romantische, welopgevoede, empathische, sympathieke, relativerende, belezen, creatieve, poëtische en lieve, lieve mensen die ooit Twitter bevolkten? Langzaam zijn ze afgehaakt sinds Twitter meer en meer een laatste-en-brekend-nieuwsplatform werd en er onder de paraplu van de vrijheid van meningsuiting alles gezegd kan worden, ook alles wat niet per se gezegd hoeft te worden. In de onschuldige begintijd van het platform trok je publiek en maakte je twittervrienden en -vriendinnen met tweets als Zo’n dertig houtduiven zitten hoog in de bomen van de bosrand achter de wei dicht bij elkaar lekker te zonnen (5 januari 2011). En: De vergadering van zo’n dertig duiven in de bomen van de bosrand heeft besloten en groupe boven de wei enkele rondjes te draaien (5 januari 2011). En op 16 januari 2011: De kraaienclub heeft weer eens nietsontziend en zeer luidruchtig bezit genomen van de wei achter het huis en die ernaast. Alledrie met #dewei ik zal niet zeggen dat we terug moeten naar die tijd. Die is gewoon voorbij. Maar, ik heb me niet laten wegjagen van Twitter. Wel beperk ik me tot de dagelijkse boodschap Nieuw stukje plus zo nu een dan een kleine eruptie als: Naaien amerikadeskundigen en media ons en elkaar maandenlang op met polls en peilingen, vragen ze zich de laatste avond voor de presidentsverkiezingen in Amerika af wat die peilingen waard zijn. @JinekLive #hoezodan

Zweven

Onderstaande tekst is een fragment van een column die ik schreef voor de website van de lokale omroep van Meerssen, gepubliceerd op 17 maart 2021. Met de Amerikaanse presidentsverkiezingen in het vooruitzicht misschien aardig om te lezen.

Ik heb het de laatste weken nogal te doen met de zwevende kiezer. Als het op kiezen aankomt dan lijkt zweven het nieuwe normaal. De kranten staan er vol mee, met zwevende kiezers. Het schijnt dat tot op de dag van vandaag – het is zondag – zo’n zeventig procent van de stemgerechtigden niet weet in welke lijst, voor welke naam dat ene hokje rood te maken. Je bent maar een rare als je gewoon al maanden tevoren weet welk hokje het wordt. Nou had je toen ik jong was weinig smaken. Ik ben opgegroeid met liberaal (ondernemers en hogere ambtenaren), christelijk (ondernemers, klerken en arbeiders die naar de kerk gaan) en socialistisch (lagere klerken en arbeiders). En omdat je het binnen die stromingen als gevolg van een reeks splijtende conflicten (vooral christelijk maar ook socialistisch) nog best lekker met elkaar oneens kon zijn, waren er ook nog wat subsmaken. Kan aan mij liggen, maar ik herinner me uit die tijd geen verhalen over zwevende kiezers. Wel heftige debatten vanuit eens ingenomen en zelden tot nooit meer op te geven stellingen. Maar toch, op enig moment gebeurde het dat mensen zich losmaakten (jeugdige eigenwijsheid en overmoed, opleiding, emancipatie) en zelf gingen denken. Nu staan er in de supermarkt vierenzestig soorten bier en zijn er 37 partijen om uit te kiezen. Ik wens jullie vandaag – het is woensdag – veel succes met ontzweven en landen. Zelf stem ik al mijn leven lang ton sur ton, kleur bij kleur: de kleur van het potlood.

Armen

We wonen op een plek waar aanhoudelijk mensen voorbijkomen. Toch zitten we niet hele dagen naar buiten te kijken. De bank en de stoelen staan zo dat we niet naar buiten kunnen kijken. Hoe dat komt, ik weet het niet. Soms sta ik voor het raam en kijk. Vanochtend kwam een ouder echtpaar langs, arm in arm. En terwijl ik dat zag, dacht ik: Hij loopt wat moeilijk. En zag ik: Hij heeft zijn arm ingestoken onder de linkerarm van zijn vrouw. En dat terwijl ik de ingestoken arm altijd had gedacht te zien bij paren met de man in de hoofdrol. Zij met haar arm ingestoken onder de arm van de man. Ik dacht ook: Daar is weer zo’n waarneming, een gedachte waar je niks aan hebt. Maar, in de loop van de ochtend ook dat er misschien veel te lezen valt in hoe mensen elkaar tijdens een wandeling vasthouden of juist niet. Ik zal je niet lastig vallen met alles wat ik er de rest van de dag nog over dacht maar wel met het idee dat de ingestoken arm verwijst naar een niet geheel gelijkwaardige verhouding. De ingestoken arm zegt: Wij horen bij elkaar maar ik mag meelopen. Ik haak aan. Terwijl je ook arm-in-arm kunt lopen terwijl je gelijkwaardigheid uitstraalt. In dat geval vouwen de armen zich om elkaar heen en steken de handen in elkaar gevouwen vooruit en als je dat te statig of te deftig vindt, dan heb je gewoon elkaars hand vast. Zonder de armen om elkaar. Goed, en dan, denk zelf – bijvoorbeeld maar eens na over koppels waarvan er een de hand over de schouder van de ander heeft liggen, of achter de rug langs op de heup van de ander of koppels die wederzijds hun armen achter de rug langs op de heup of over de schouder van hun loopgenoot hebben liggen.

Zwart

Soms komt hier een oude man voorbij, hij zal tegen de tachtig zijn. Hij loopt langzaam omdat de ouderdom zwaar weegt. Een meter of zeven, acht achter hem loopt zijn vrouw, geheel in het zwart. Zo nu en dan stopt hij even en wacht hij tot zijn vrouw – ook oud – hem heeft ingehaald en begint dan weer te lopen. In eerste instantie lopen ze daarna min of meer gelijk op, in tweede instantie raakt zij weer achter. Het is dan gemakkelijk te denken dat de verhouding tussen die twee traditioneel en ongelijkwaardig is. De man gaat voorop, de vrouw, als tweederangs mens, volgt. Hij is immers van Turkse afkomst en zij ook, in haar zwarte lange jurk en zwarte lange jas, met ook een zwarte hoofddoek als op het Turkse platteland. Zo gaat dat daar. Of zo ging dat daar toen ze naar Nederland kwamen, zestig jaar geleden, hij eerst om te werken, daarna zij om in hun gezin voor hun kinderen te zorgen. Hier hebben ze de verhoudingen in stand gehouden. In de diaspora beklijven tradities uit het vaderland of moederland, religieus en/of werelds, beter dan in wat thuis heet. Lastiger is het te denken dat zij gewoon haar eigen tempo aanhoudt. Dat ze denkt: Lieve oude man van mij, bekijk het maar met dat tempo van jou. Ik heb mijn eigen tempo en daar heb je mee leren leven. Heel regelmatig wacht je op mij want wat zou je zonder mij moeten?

Wettelen

Gisteren zagen we in Bar Laat hoe Jeroen Pauw in gesprek ging met Dimitri Verhulst over zijn film Waarom Wettelen? Pauw zat zich enorm te verkneukelen. Omdat hij Dimitri aan tafel had, met hem mocht praten én de film al had gezien en zijn uiterste best deed niet alle leuks al bij voorbaat op tafel te leggen. We werden nieuwsgierig. Wat was het dat Pauw allemaal niet zat te verklappen? De film zou morgen ( dus vandaag) in de bioscopen komen. El ging zoeken. Waar konden wij morgen (vandaag dus) de film van Verhulst gaan zien? Niet in Venray, niet in Helmond, niet in Venlo. El kwam uit in Reuver. Reuver ken ik vooral van er met de trein stoppen en weer doorrijden. Heel dik vijftig jaar geleden. Toen we een parkeerplaats zochten kwamen we uit bij station Reuver. Een prachtig opgeknapt en onderhouden gebouw, kantoor nu en stammend uit 1863 en toen gebouwd als station type SS 5e klasse. Van de parkeerplaats was het drie minuten lopen naar Luxor, een bioscoop annex etablissement waarvan zowel terras als gelagkamer ruim bemeten en druk bezet waren. Daar liep gezapig veel vrij tijd vol. We mochten plaats nemen in zaal drie. Wat ik daar over wil zeggen: Een pareltje. Maar ook, na een uur en drie kwartier hadden noch de personages in de film, noch de toeschouwers in de zaal antwoord op de vraag Waarom Wettelen? Nog geen schim van een antwoord. Verder vonden we het een grappige film, op z’n Vlaams met veel directheid, relativering, zelfspot, absurdisme en karikatuur. Op de achtergrond schemerde een lange traditie van stripverhalen. Behalve een kijkfilm was Waarom Wettelen? een luisterfilm, vooral ook als het om tekst ging. Die tekst was helemaal à la Verhulst, soms grof, soms subtiel. Het verhaal is een vondst maar diep gaat het niet. Heel soms dook er iets op van fijnbesnaardheid, een eigenschap die wij hier op de bank tot gisterenavond nooit met Verhulst in verband hadden gebracht. In Bar Laat bleek de doorgaans literair ruwe Verhulst ook nog een – volgens Pauw – niet onverdienstelijk pianist én kenner van het werk van Chopin te zijn. Dat verraste ons wel. Héél erg.

Kleine

Vanochtend hadden we de kleine over de vloer. Een keer in de veertien dagen komt de laatste driejarige die we hebben onze wereld en dan vooral die van El ontregelen. Zelf ben ik op zo’n woensdag in de loop van de ochtend het huis uit wegens verplichtingen elders maar vandaag was ik daarvan vrijgesteld. Is de kleine er dan is de krant lezen geen vanzelfsprekendheid, is rust niet gegarandeerd en is stilte een gunst die verleend wordt en geen goed recht van ouderen. Na Paw Patrol en lekker spelen gingen we een wandelingetje maken door het dorp en belandden we in de speelgoedwinkel. Dat was niet toevallig. We vonden dat we wel weer eens iets nieuws mochten aanbieden in onze collectie speelgoed waarvan het grootste deel inmiddels sleets genoemd mag worden. De kleine is – ik zei het al – de laatste kleine in de rij en El en ik waren eerder deze week tot de conclusie gekomen dat zo’n laatste in de rij het qua verwennerij zwaar moet afleggen tegen de eerste. We signaleerden zelfs een glijdende schaal. Hoe jonger, hoe minder met extra’s bediend. Goed, we waren in de speelgoedwinkel en we liepen langs de rekken, achter de kleine aan. Op een gegeven moment werd zijn aandacht getrokken door een brandweerauto, een ambulance en een politieauto, zelfde plank, even groot, zelfde merk, zelfde prijs. En dan is daar de reputatie van de kleine. De kleine kan kiezen. De kleine is gedecideerd. Nee, niet de brandweerauto, de politiewagen werd het. Echt de ambulance niet? En kijk eens hoe mooi rood, die brandweerauto! Zijn keuze hoefde niet te verbazen want sloot aan op een vraag die we hem eerder vanochtend – hij was in een zelf opgezet rollenspel met boeven en hulpverleners en een telefoon verwikkeld – hadden gesteld: Wat ben je liever: Politieman of brandweerman? Politieman, zei hij. Geen twijfel mogelijk. De driehonderd meter die we naar huis moesten lopen droeg hij zelf de doos. Gaat het een beetje, vroeg El een paar keer, onderweg. Ja hoor! Wat de kleine wil, dat doet de kleine. Daarin is hij heel groot.

Hond

Het was nog erg vroeg, maar ik stond toch al voor het raam, kommetje yoghurt met muesli in de hand. Dat moest leeg, het was mijn ontbijt. Het was overigens niet alleen vroeg, het was ook nog grijs, miezerig zeikweer. Van dat weer waar we sowieso veel te veel van hebben. Er was geen beweging dan die van de bomen op een zacht windje. Afgevallen bladeren kleefden aan het natte wegdek. Er kwam een mevrouw om de hoek, een hoek van het gebouw waarin de bank zit. Maar, eerst kwam haar hond. Het was wonderlijk want de hond kwam weliswaar het eerst in mijn beeld maar trok niet aan de lijn. Hij kuierde met de neus bij de grond, intens genietend van de geurtjes die zich tegel na tegel aanboden. Het was zo te zien een hond op leeftijd, een hond die wist wat er in de wereld te koop is en in alle rust zijn dagen slijt. Niet haasten, was het motto, het leven gaat al snel genoeg voorbij, daar moet je zuinig mee omgaan. Het was een zwarte hond, enigszins langharig, met wat witte vlekken in de buurt van voorpoten en borst. Merkloos? Ik wist het niet. Het was in elk geval een hond die met het etiket lobbes wel zou kunnen leven. Ik hoorde het hem denken: If you don’t know my name, just call me Lobbes. Lobbes hield zo nu en dan even in, wachtte even, liep dan weer door, hield weer in en zijn mevrouw volgde geduldig zijn invallen van het moment. Ik dacht dat ze Lobbes nog wat ruimte wilde geven omdat hij oud is, mogelijk niet lang meer leeft? Ze naderden het pleintje met de parkeerplaatsen die op dit vroege uur allemaal leeg waren. Geen idee waarom, maar de traag levende hond zette na enig gedreutel op het trottoir koers naar een van de parkeerplaatsen. Je weet, plassen doen honden ook om een geurvlag achter te laten. Midden op de parkeerplaats ging zij over tot halfzit en plaste een snelle straal. Ik vroeg me als niet-hond af waarom? Ik had op die parkeerplaats nog nooit ook maar één hond gezien en kon me daarom niet voorstellen dat er in de nabije toekomst het plasje van Lobbes impact zou hebben. Ik bedoel: dat er een hond kennis zou nemen van Lobbes’ luchtje en zou denken: Oh jee, dit is het terrein van Lobbes, wegwezen dus! Ondertussen raakte het kommetje leeg en even later verdween Lobbes met zijn vrouwtje uit beeld. De dag kon nu echt beginnen.

Vragen

Vraag 1 – Gisteren luisterde ik naar het album Voyage van ABBA uit 2021. Opeens vroeg ik mij af: Is ABBA een K3 voor volwassenen? Of beter: K3 een ABBA voor kinderen? Want ABBA was er eerst. Je kunt je trouwens afvragen of ABBA niet voldoende was geweest, voor iedereen en dus ook voor kinderen. En K3 dus overbodig. Nou, wat vind je?


Vraag 2 – Wintertijd regeert weer. Daar kun je blij mee zijn maar ook niet. Het kan je bovendien evengoed niks kunnen schelen. Maar, herken je het gevoel dat je trek in eten krijgt en dat je nog een uur moet wachten? Dat het biologischeklokgevoel dat de vijf in de klok zit en dat een glas witte wijn dan mag volgens de winterklok nog een uur moet wachten? Kun je daarmee omgaan?


Vraag 3 – Heb je gisteren ook de Oekraïense vrouwelijke commandant van een peloton gezien die een bundel gedichten had uitgegeven? Want, zei ze, ik zal binnenkort wel sneuvelen en dan wil ik wel wat nalaten. Ontroerde jou dat ook? En dacht jij ook: Maar, lieverd, je laat ons, levend in vrijheid, dan je leven toch al na?

Moeders

In de Volkskrant van gisteren (écht gisteren, in tegenstelling tot gisteren in het stukje van gisteren) staat een interview met Jolande Withuis naar aanleiding van het verschijnen van haar biografie over haar moeder. Titel: Moeder, antimoeder. Ze is niet de eerste auteur die dat verhaalspoor bewandelt. Op 3 maart 2021 schreef ik in een column voor de website van de lokale omroep van Meerssen:

Met enige regelmaat verschijnt er een boek waarin het verhaal van een moeder wordt verteld. Laatst nog door Jan Brokken in De tuinen van Buitenzorg. In de Nederlandse literatuur gingen onder andere Maarten ’t Hart (Magdalena) en Adriaan van Dis (Ik kom terug) hem voor. Waarom ik daarover begin? Nou, van de week zaten we met de kleinste van drie jaar te eten. Het is in dit verband belangrijk te weten dat wij voor onze kleinkinderen weliswaar oma en opa zijn maar in het dagelijks verkeer noemen ze ons bij de voornaam. En van belang is dat wij behalve van borden ook van lapjes eten. Het zijn fraaie patchwork placemats van de hand van mijn moeder. Dat voor nu over mijn moeder. En, vroeg mijn El aan die van drie, weet jij wie die gemaakt heeft? Dat wist ze niet natuurlijk. Oma Er, zei El. De kleine keek bedenkelijk. Wie is dat, vroeg ze. Dat is de mama van Paul, wees El naar mij. Maar die is dood. Bedenkelijk kijken ging over in fronsen. En jouw papa en mama? Tja, zei El, ook dood. Oh, zei ze. Ze dacht na – zoveel was wel duidelijk, ze vond het een interessant gesprek – over een volgende vraag. Die kwam: En jullie dan? Nou, zei El, wij niet, wij leven nog. Goh, dacht ik. Maar daarmee was de conversatie nog niet af. Ze haalde nog even diep adem, keek El indringend aan en vroeg: En de volgende keer? Om naadloos over te gaan naar een volgende hap vanillevla. Ze wil later trouwens treinmachinist worden, dat jullie het even weten. Ja, dat verraste ons ook.

Lorelei

Vrijdag (is niet gisteren maar vrijdag 26 februari 2021) troffen me twee foto’s in de Volkskrant. Centraal hetzelfde beeld: jonge vrouw op schouders van vriend, hoog oprijzend uit menigte. De ene foto liet zien hoe het de woensdag ervoor in het Vondelpark was geweest, de andere hoe eind zeventiger en begin tachtiger jaren de disco de jeugd in zijn greep hield. Vooral de foto die Joris van Gennip in het Vondelpark maakte, greep me op de een of andere manier. Het was een foto om eens goed te lezen. Behalve het meisje stak er nog zo het een en ander boven de menigte uit. Vanzelfsprekend de bomen in het park. Verder het standbeeld van Joost van den Vondel en een kerktoren. De bomen van alle tijden, de jonge vrouw van nu, de schrijver uit de Gouden Eeuw en de kerk van de Middeleeuwen. Een lange geschiedenis in één beeld gevangen. Toeval, natuurlijk, want de fotograaf viel ongetwijfeld – net als ik –  voor die jonge vrouw: voor iedereen te pronk, genietend van zichzelf en de aandacht, op een vitaal voetstuk. Het is mooi weer, de temperatuur is goed, het voorjaar kietelt het lichaam meedogenloos wakker. Hier ben ik, kijk mij, even geen ophok, even uitdagen, even rebels. Even Lorelei in het Vondelpark. 

Bovenstaande tekst is een fragment uit een column die op 3 maart 2021 verscheen op de website van Meer Vandaag, de lokale omroep van Meerssen, nu opgegaan in Heuvelland Vandaag.