Haiku #2

knoppen botten uit

vogels vliegen takjes aan *

wachten op warmte

Dienstmededeling – zondag 30 maart lees ik een nieuwe column voor op Omroep Venray, in de rubriek Even Stilstaan, even na 09:00 uur a.m.. Je vindt Omroep Venray op internet. Titel van de column is Opa.

Buiten

Donderdag 26 mei 2011

Sinds een jaar of vier wonen wij buiten. Dat klinkt raar want een slecht verstaander trekt daaruit al snel de conclusie dat wij in de open lucht huishouden. Buiten betekent hier buiten de kom van het dorp, op het platteland dus. Dat hier overigens niet bepaald plat is. Integendeel. Maar ik wil niet op elke taalslak zout leggen. En ik moet met dit stukkie ook verder naar mijn echte onderwerp.

Buiten wonen is heel iets anders – gans get anders, zeggen ze hier in de buurt, in Maastricht vooral – dan wonen midden in dorp of stad. En dan staat ons huis ook nog eens in een verbindingszone in de EHS. Jawel. De Ecologische HoofdStructuur van Nederland. ’s Nachts, als wij uitgeteld liggen bij te komen van ons decadente burgerleven, kan er goed een vos of een wild zwijn voorbij het huis komen. Op weg naar kip van de boerderij of een maaltijd van eikels, kastanjes of een muisje in het Kalverbos.

Binnenkort kunnen deze wilde dieren zelfs over de naburige A2 heen, helemaal naar het Bunderbos en verder weg het Maasdal in en van daaruit weer terug naar de Biesenberg, het Watervaldal en de Wijngaardsberg, door naar het plateau dat zich uitstrekt tot Valkenburg en dan nóg weer verder. En in die wereld tik ik mijn stukkies terwijl ik uitkijk over de weiden. Waar ik vanochtend twee hazen zag. En daarover twitter ik dan. Vier keer dit keer, bijvoorbeeld.

1. In de wei naast het huis zitten twee fikse hazen onder een koel, zacht windje in een weldadig zonnetje aan het frisgroene gras te knagen.

2. In de wei naast het huis hebben twee hazen zichzelf lekker vol liggen knagen en nu koesteren zij zich onbekommerd in de zon.

3. Van een afstandje zien de twee hazen in de wei er voor de hond aan de rand van het bos uit als twee hopen zand, opgeworpen door een mol.

4. Ik heb twee hazen in een wei zo dicht bij mensen en ook honden nog nooit zo onverstoorbaar zien liggen rusten als deze twee, vanochtend.

En dat bedoel ik dan met dat buiten wonen gans get anders is.

Opvatting

Ik zou me er nog niet druk over maken, als het pas in het najaar van 2026 is. Ze zaten met drieën aan een tafeltje. De twee vrouwen en de man. Het echtpaar en de vrouw-alleen. Het waren keurige mensen. Ze zaten aan een van de tafeltjes in de zon en uit de wind. Precies zoals het hoort op een vroege lentedag, zo rond een uur of elf in de ochtend. Ze waren op een leeftijd dat je er in de eerste maanden van het jaar met de zon alleen niet meer komt en dat het slikken van wat extra vitamine D in pilvorm wenselijk is. Nou, zei de vrouw-alleen, Ik vind dat ik me er druk over moet maken. We willen namelijk een bijdrage leveren en dan wil je wel weten waar je geld naartoe gaat. Ze zuchtte. Weet je, en ze boog wat naar voren, zij zijn er al helemaal mee bezig. Wordt het Frankrijk, wordt het Nederland, wordt het nog weer wat anders? Ze keek wat zorgelijk. Ik denk dat je je daar vooral niet mee moet bemoeien, hoor, het is hun dingetje, als jullie je daar als ouders mee gaan bemoeien dan vraag je om problemen, bracht de vrouw van het echtpaar in. De vrouw-alleen zuchtte nog maar eens. Weet ik, weet ik. Maar ik ben bang dat het Bretagne wordt, of Zuid-Frankrijk. Stel je voor, dan moeten de gasten duizend kilometer reizen, voor een paar nachten een hotel boeken en dan heb ik het nog niet over de kosten voor kleding, een cadeau en whatever more. Ik vind dat nogal wat en ik vind dat ook te veel. Ze moeten natuurlijk zelf de keuze maken. Trouwens ze kijken hier in Nederland ook rond. Ze gaan nog naar Chateau Neercanne, prachtige locatie hoor, maar dan zie ik ze voor een beetje, nou ja beetje, aangeklede bruiloft toch nog liever voor Chateau Sint Gerlach gaan. Ik denk, zei de vrouw van het echtpaar, dat je er veel te veel mee bezig bent. Voordat je het weet heb je een opvatting, die wil je vervolgens een keer kwijt, en dat is in dit soort situaties niet handig. De vrouw-alleen zweeg. Er streek een zachte windvlaag door de bomen. Ze dacht na. Weet je, als het hier in Nederland is, dan moeten haar familie en vrienden naar Nederland komen. Zelfde nadelen voor hun. Misschien moeten ze maar eens naar iets in Noord-Frankrijk gaan kijken – ze lachtte – in de buurt van Colmar of zo, ook heel mooi. De man schoof zijn stoel naar achteren. Sorry Ank, wij moeten gaan, denk ik, hij keek opzij, niet, Isabelle? Ank keek op haar horloge. Oh jee, al bijna half twaalf. Tijd gaat snel als je wat belangrijks te bepraten hebt. Goed dat je een punt zet.

Eendje

donderdag 12 februari 2009

Het badeendje lag al een tijdje te dobberen tussen de schuimvlokken. Als badeendjes zichzelf al vragen stellen dan in elk geval zelden de vraag naar hun raison d’être. Wat dat betreft zijn badeendjes net mensen. Het badeendje tussen de schuimvlokken stelde zich die vraag wel. Niet dat je het aan hem kon zien. Hij hield zijn diepste gevoelens altijd verborgen achter een masker van weergaloos opgewekte blijheid. Zo’n blijheid die bij sommige mensen intense woede oproept. Zo ongelooflijk jaloers maakt die blijheid. Of noem het een haatzaaiende blijheid. Of beter nog, een haatoogstende blijheid. Een blijheid die op den duur het auto-immuunsysteem ten gronde richt.

Het badeendje stelde zich de vraag naar zijn raison d’être omdat hij na het rustig dobberen altijd en eeuwig in een hevige storm en vervolgens een doodse stilte verzeild raakte. Wie of wat kon het op hem gemunt hebben? Wat deed hij fout? Wat maakte zo veel agressie los? Was het zijn eigen schuld? Wat kon hij er tegen doen? Gewoon weggaan? Was hij te veel hier? En waar moest hij dan naartoe? En hoe? De vragen buitelden voortdurend over elkaar heen achter zijn ongewild überblije maskertje van polyvinylchloride. Met steeds als eindpunt de wanhopige vraag naar het waarom van dit leven.

Het badeendje voelde zich weer niet op zijn gemak. Bijkomend probleem was dat hij ook niemand had om zijn vragen mee te delen. Er was verder tussen de vlokken geen enkel medebadeendje te bekennen. Er dreven zo nu en dan nog wel een krokodil en een bootje met daarin twee matroosjes voorbij maar daar had hij nog nooit een woord uit horen komen. En zelf was hij ook niet bepaald spraakzaam. Het enige geluid was na verloop van tijd dat van het water en van de kleine plofjes van de belletjes die samen de schuimvlokken vormden. Als er geen plofjes meer waren, waren ook de schuimvlokken weg. Dan kon het badeendje het hele bad overzien.

Meestal zag hij dan in de verte een groot hoofd. De ogen ervan waren gesloten en mond en neus kwamen nog net boven het water uit. Het water bewoog met trage en lange golven mee op de beweging van iets dat zich onder water moest bevinden. Uit de neus stroomde iets dat rond het hoofd kleine rimpelingen in het water veroorzaakte. Het hoofd zelf bleef steeds op dezelfde plaats. Totdat het zich abrupt oprichtte, waarna zich met een groot gebaar een zwaar, log lichaam uit het water verhief. Dat was het moment waarop het badeendje meende dat het met hem gedaan was. Een golf overspoelde hem en vrijwel direct daarna begon het oppervlak van het water razendsnel te dalen. Altijd eindigde het kolkende draaien met het voortdurend botsen van krokodil, bootje en badeendje tegen elkaar. Was de rust weergekeerd dan werd het badeendje opgenomen door een vlezige hand en op zijn vertrouwde plekje op de badrand gelegd.

En ook al straalde het voortdurend van blijdschap, het badeendje vond het een leven van echt drie keer helemaal niks.

Boodschap

Er is weer reuring in Groningen. Nu er sprake is van het bouwen van nieuwe kerncentrales, start ook de discussie over het radioactieve afval weer op. Voor het opslaan daarvan zijn ook de zoutkoepels onder Groningen in beeld. De burgers komen er weer in beweging. Ik kan dat begrijpen. Werd het er net een beetje rustig, en nou dit weer! Was dat nodig? Een Vandaag had een rijzige, welbespraakte techniekhistoricus opgetrommeld om daarop zijn kennis op te projecteren. Ik slaagde er helaas niet in zijn verhaal te volgen. Hoezo niet? Nou, dat zit zo. Ik raak de laatste tijd steeds meer in de war als spraak in veel lichaamsbeweging gehuld de mond verlaat. Ik raak daardoor afgeleid van waar het om gaat. Er was een tijd dat spraakgerelateerde moves beperkt bleven tot spiertjes in het gezicht voor een inkijkje in de onderliggende gevoelens. Daarna kwamen ook handen in gebruik voor het leggen van wat accenten en armen voor enerzijds en anderzijds. De techniekhistoricus zette wat mij betreft een nieuwe trend met zijn als een berk op de wind heen en weer wuivende torso en met armen die nog iets meer wilden vertellen dan eneranderzijds, verder en wijder reikend dan nodig voor het overbrengen van de zakelijke boodschap. Ergens in de ontwikkeling van spreken in het openbaar is er een moment geweest dat een coach dacht dat praten saai is als de spreker – al dan niet achter een katheder – weinig beweegt. Het gezicht is bovendien te ver weg voor de luisteraar in de zaal. Die coach heeft waarschijnlijk geadviseerd ook iets met de handen te doen. De armen kregen wat later een functie als er naar geprojecteerde sheets gewezen diende te worden. Daarna kreeg je het loopje van Brinkman en werd het pad voor choreografische experimenten verder geëffend. Eenmaal op dat pad laat de leerling het geleerde niet meer los, ook niet als het kader waarbinnen gesproken wordt een televisiescherm is. In mijn waarneming is dat te veel reuring voor een beperkte ruimte. Focus wordt lastig.

Gemak

De kleine van bijna vier werd rond half elf door zijn papa bij ons bezorgd. Als altijd met een goed humeur en vol energie die onophoudelijk een uitweg zoekt. Het lijkt mij ontzettend vermoeiend dagelijks zoveel brandstof te moeten verstoken als hij doet. Toen we rond twaalf uur zijn zus van school hadden opgehaald, verhuisden we naar hun huis met de grote tuin die baadde in de zon. Ze aten er kadetten met knakworst. Ik vond dat ik maar eens mee moest doen maar dat was niet echt een goed idee. Het bleek weer eens smakeloos en doods voedsel. Het was ook tegen beter weten in. Zelfs de mosterd was niet tot troost. Om half drie pikte ik oudste broer op bij zijn school. Het werd daarna een middag met spelletjes en wild op de trampoline spelende kinderen. Aan de einde van de middag viel de kleine met volrode konen op een stoel in slaap. We moesten hem wakker maken voor de pizza. Waarna hij langzaam weer bij de mensen kwam. De pizza ging erin als koek en ze wilden de tuin weer in. Tegen zeven uur haalden we ze weer naar binnen. Of hij nog even naar de nieuw Paw Patrol mocht kijken, vroeg de kleine, kroop bij oma El op schoot en sloot een stuk of wat ruim bemeten knuffels in zijn armen. Dadelijk heeft Sky een probleem, zei hij. Dan komen de meteorieten. Maar, hij lost het op en daarna wordt hij gered. Fijn dat hij ons door die spannende passage loodste. We voelden ons bij hem zeer op ons gemak.

Priel

Vanochtend kennisgemaakt met Priel. Priel is een Nederlands woord. Internet leerde: Een zwin of een priel is een natuurlijke geul of kreek in buitendijkse gronden, onderhevig aan het getij. En: Het woord wordt ook gebruikt voor de lineaire depressies die parallel met de kustlijn lopen aan stranden met een zachte helling (dissipatieve stranden). Waarna ik het wenselijk vond op te zoeken wat dissipatief is. En daarover zegt het internet: Een dissipatief systeem of dissipatieve structuur is een open systeem dat met zijn omgeving energie en materie uitwisselt. Een dissipatief systeem is hierdoor niet in thermodynamisch evenwicht. Tja, en dan zoek je verder en vind je: Een thermodynamisch evenwicht is een toestand waarin een thermodynamisch systeem zowel een thermisch als een mechanisch evenwicht en een evenwichtsreactie bezit. Ik duizelde. En dan had ik nog niet kunnen vinden wat in verband met dissipatieve stranden lineaire depressies die parallel met de kustlijn lopen zijn. Iets met het weer, veronderstelde ik. Maar misschien was hier depressie wel bedoeld als iets met een reliëf, iets met diepte? Je mag van mij aannemen dat priel bij mij iets aanrichtte waar ik niet bepaald weg mee wist. Priel is op het eerste gezicht en buiten een heldere context een woord als krel of zakoef of agipafels, zo’n woord dat niet bestaat en dat als het zou bestaan met geen mogelijkheid te duiden valt, ook niet in een heldere context. Zo’n woord dat je gaat opzoeken op het internet en dat je daar dan met al je goede bedoelingen het bos wordt ingestuurd om daar helemaal zakoef weer uit te komen, krel van alles wat je daar zag en hevig teleurgesteld in de uitkomst van je agipafelsen (ja, dat heeft ook een meervoud!).

Zondag

Zondag 1 april 2007

Vandaag schijnt de zon

als eigenlijk elke dag.

Maar toch, vandaag wel

heel erg zichtbaar en

warm aanwezig ondanks

een kille noordnoordwesten

wind die in elke hoek van

de tuin kruipt en haar een

das doet dragen terwijl zij

vanachter haar zonnebril

stil leest in haar stoel en

haar haren zo nu en dan

wild om haar heen slaan.

Vanavond heeft zij weer

een beetje meer kleur op

haar gezicht en zal zij

rozig slapen en dromen

alsof de zon nog schijnt. 

Fijnzerig

Donderdag 5 februari 2009

Nou meende ik toch net Frans Bauer op Radio 2 te horen zeggen dat hij fijnzerig is. Van Frans kan ik dat echt heel goed hebben. Het is een lekker spontane volksjongen met een gouden hart. Bovendien is hij ambassadeur van het dingetje van Prinses Laurentien dat met lezen en schrijven en het eventueel niets of weinig daarmee kunnen te maken heeft. Lezen en schrijven vind ik zelf ook heel leuke dingen en het is een genot te weten dat ik dat gevoel deel met Frans en Laurentien. Je kunt je erger voorstellen. Het kan overigens ook zijn dat Frans gewoon kleinzerig zei. Ik ben namelijk een beetje slechthorend.

Slechthorendheid is overigens niet prettig. Toen ik afgelopen zomer met mijn jongste zoon ’s avonds op een zoele zomeravond in de tuin stond, vroeg hij of ik die krekel hoorde. Voor mij bestond er tot dat moment geen krekel. Ik: Welke krekel? Nou, die krekel die je hoort, zei hij. En ik Dat is dan toch echt een krekel die jij hoort. Hij: Dus jij hoort die krekel niet? Nee, ik hoorde die krekel niet. Dan hoor jij niet te best, zei hij. Dat hoorde ik dan weer wel en daarbij wist ik dat al wat langer. Maar dat ik een krekel niet meer kon horen, dat wist ik niet. Te lang niet meer in Zuid-Frankrijk geweest. En dat betaalde zich nu uit met de vertraagd aangewaaide wetenschap dat krekels uit mijn belevingswereld zijn verdwenen. Nu ik het opschrijf vraag ik mij af wat er nog meer niet meer tot mij doordringt maar er wel is. Ik kan op het moment even niets bedenken. Hoewel, in elk geval een hoop hoge tonen in de muziek. Want die gaan het eerste op de loop als je slechthorend wordt.

Ook niet prettig: ik hoor soms heel andere dingen dan mijn lieve L. bedoelt. Koop je meteen ook even koffie? klinkt op afstand – en zeker in de buurt van de afzuigkap – in mijn oren al snel als Loop je weer in hetzelfde kloffie? Dat soort misverstanden heeft ook iets te maken met verwachtingspatronen. Ik loop inderdaad weer in dat kloffie en ik weet dat lieve L. graag ziet dat ik regelmatig iets anders aantrek. Liefst ook nog iets toonbaars. Zelf loop ik het liefst in mijn gewone kloffie omdat er altijd wel ergens een lik verf overheen moet, een gat geboord, een gat gegraven of gras gemaaid. Me steeds maar omkleden is ook al zoiets. Als druk baasje heb je daar geen tijd voor of je neemt er de tijd niet voor. Geef je me de boter even? klinkt voor mij ongeveer als Evert op zijn kloten geven? En dat terwijl we het helemaal niet over een Evert hadden en beiden geen Evert kennen. Althans voor zover ik weet.

En ja, natuurlijk overdrijf ik maar ga er maar van uit dat ik tegenwoordig toch iets beter op moet letten dan vroeger toen alles nog zonder ruis en ongestoord tot mij kwam.

Rob

Waar was jij toen je hoorde dat Rob de Nijs was overleden? Nou, wij waren onderweg van Nijmegen naar Venray, in de auto. Het was zo ongeveer toen we de Maas overstaken, via de brug in de A73. We kwamen van een ontmoeting met vrienden van lang geleden. Uit de tijd dat Rob de Nijs tot de vaste bezoekers van de hitlijsten ging behoren. Rob de Nijs was ooit mijn leven binnengekomen tijdens een vakantie bij neefjes en nichtjes in Delden. Zij hadden een platenspeler én een plaatje met daarop Zachtjes Tikt De Regen Op Het Zolderraam. Ik was niet bezig met waar Rob zich op dat moment om bekommerde. Rustig laten tikken, dacht ik. Sentimenteel gedoe. En ik had niks met nederlandstalige muziek. Wel was ik jaloers op de neefjes en de nichtjes, vanwege die platenspeler. We hadden er thuis een maar daarover waakte mijn vader als een kat over haar jongen. Die kwam alleen op zondagen uit de kast. Voor operettemuziek. Ook niks aan. Veel later pas, toen ik Nederlands gaf aan een middelbare school, het album Zing Je Moerstaal (tgv Boekenweek 1976) uitkwam, Boudewijn de Groot almaar bleef scoren, Doe Maar doorbrak, Don Quishocking in schouwburgen de show stal, Willem Wilmink met prachtige teksten schitterde in kinder- en jeugdprogramma’s op televisie, Kinderen Voor Kinderen zich nestelde in ons gezinsleven, Herman van Veen Alfred Jodocus Kwak aan ons voorstelde en onze kinderen van de straat hield, kreeg ik ook Rob de Nijs weer in het vizier. Met zijn hits. En nou spookt me Banger Hart voortdurend door het hoofd.