De bel ging en dat hadden we verwacht. Het haalde ons wel uit ons gedoe. We waren bezig de kerstsfeer weer in plastic dozen weg te stoppen. In de loop van de tijd hebben we nogal wat van dat spul in huis gehaald om in de aanloop naar Kerstmis wat te kiezen te hebben. Ooit dachten we dat we die tijd ook wel zonder konden. Tijdens de periode van het bewust stilstaan bij het voorrecht dat vrijheid, vrede en vreugde om nieuw leven heet. Maar naarmate dat meer wende slopen de parafernalia van wat een Gezellige Kerst Samen En Met Leuke Dingetjes heet het huis in. Je weet wel, ballen, lampjes, boom, christmas carolers, kaarsjes. Niet dat het neigt naar overdaad, nee, het is bescheiden maar ook aan de ruime kant vergeleken bij de drie kaarsen die we brandden in 1973. De Club van Rome drong aan op soberheid. Maar de urgentie daarvan legde het af tegen neoliberale ambities. En we lieten ons meenemen. De bel ging en die kondigde het arriveren van een meneer uit een naburig dorp aan. De ballen zaten inmiddels in hun plastic doos, de lampjes moesten nog en de kunstboom stond kaal buiten op het balkon en die hadden we net bijna klaar om in zijn krappe doos te proppen. Straks ging het allemaal weer voor elf maanden de berging in. De man uit het dorp om de hoek kwam voor de kinderstoel. Niks bijzonders, dat ding, gewoon van Ikea maar wel nog in prima staat. Via Marktplaats, gratis maar wel zelf afhalen. Er stond een stralende ik-word-voor-de-eerste-keer-opa voor de deur. Dat wierp ons even terug in de tijd. Naar 2010. Toen kochten we onze eerste kinderstoel. Vanwege de komst van een eerste kleinkind. De kinderstoel voor onze eigen kinderen was een krijgertje. Zoals zoveel in die tijd. Dat de kinderstoel nu voor niets de deur uitging paste in dat plaatje. Ook in dat van de Club van Rome, trouwens. Het stemde wel even wat weemoedig, geen ukkies meer om voor te zorgen. De kleine van drie gaat al rap richting vier. Maar er was nu ook een sta-in-de-weg de deur uit. Dat ook.
Bouw
Er was een kind over de vloer. Bee had in de weken voor Kerstmis zijn komst aangekondigd. Bee is acht jaar en kan zichzelf maar moeilijk bezighouden. In de winter. Als het weer niet meewerkt en hij binnen moet blijven, als hij niet kan voetballen, het water in kan of met een schop de bodem te lijf dan houdt het even op. Maar voor een spelletje is hij altijd wel te porren. Bee is van het samen iets doen of zich een game laten inzuigen. Dat laatste desnoods urenlang. Over dat urenlang zijn de volwassenen die hem koesteren en een mooie toekomst toewensen niet enthousiast. Dus is de schermtijd per dag gedoseerd. Goed, we hadden dus Bee op bezoek. Hij kwam El helpen. Die zou vandaag een begin maken met de bouw van de Notre Dame. Gerenoveerd in Parijs, hier nog in de planfase voor de bouw. Bee kwam om te bouwen. Samen met El. Bijna niets is mooier dan een verse doos met steentjes van Lego. Ze begonnen te bouwen. Bee is slim, een jongen en soms ook net even iets te snel. Jongens doen dingen het liefst zonder de handleiding te lezen. Jongens weten alles al. De samenwerking tussen El en Bee was iets als Bee doet, El kijkt: is het goed? Na een uur bouwen vond Bee dat het tijd werd voor een spelletje. Oké, zei El, Reis door Europa? Nee, zei Bee, op de iPad. Oké, zei El, dan pak ik nu de eierwekker en zet die op dertig minuten. Oké, zei Bee. Het klonk als in een krimi.
Hoedje
Bij de machine in de supermarkt waarin lege blikjes kunnen verdwijnen in ruil voor wat centen stond een breed uitgevallen man vanuit twee grote plastic boodschappentassen in een boodschappenkarretje min of meer ritmisch plastic en blikken leeggoed te deponeren. Het was een choreografie die zo nu en dan in het ongerede raakte omdat de machine niet onmiddellijk elk blikje of fles herkende als geld waard. Of er überhaupt even niets mee wenste te doen omdat het gewoon slecht werkende apparaten zijn. Ik miste een strak muziekje waardoor de haperingen in het dansje nog meer nadruk zouden krijgen en het theatrale effect nog groter zou zijn. De man was ook nog eens zo gekleed dat hij op een toneel niet zou misstaan. Hij droeg weliswaar een spijkerbroek maar daarboven een ruim vallend jasje met een wild uitgevallen dessin in blauw en wit. Een hoedje zoals dat doorgaans gedragen wordt door jazzmuzikanten die de trompet bespelen topte zijn vrolijke hoofd af en aan de onderzijde droeg hij schoenen in alle kleuren van de regenboog. Hij had plezier in de interactie met de machine. En waarschijnlijk niet alleen omdat de vibes en de moves hem zo bevielen. Aan het einde van de rit zou hij na het drukken op de stopknop behalve een vrolijk mens ook nog een gefortuneerd man zijn. #niet Ik dacht het en tegelijk realiseerde ik me dat al dat plezier goed was voor slechts wat schamele centen, bij elkaar gescharreld uit afvalbakken, bij buren, van de straat en elders.
Sporen
de tijd zet zich
met tederheid met krammen
in ons vast
/sporen van ons bestaan
/en altijd voor ons ligt
waarvoor wij verder gaan
Deze tekst schreef ik op 18 december 1990.