Eer

Vanavond zat Ronald Plasterk bij Pauw aan tafel. Hij is, hoe dan ook, de minister-president die Nederland nooit gehad heeft. En, hij kan ook de beste burgemeester-in-oorlogstijd zijn die Nederland nooit gehad heeft. Nu staat Dick Schoof aan de lat voor het opstrijken van die eer. Nou ja. Eer. Even terug naar Plasterk. Terwijl ik naar dat interview zat te kijken dacht ik: Nou zit daar Plasterk bij Pauw op de martelstoel, Pauw beent hem reepje vlees voor reepje vlees – pulled meat – uit over details waarin maar weinig mensen die twee nog kunnen volgen. Ik zat erbij en ik keek ernaar. Dat klinkt dom maar dat is het niet. Ik begrijp best dat Pauw prooi ruikt, want Pauw ruikt altijd prooi, zo is Pauw en dat gaat nooit over, en ik begrijp ook dat Plasterk met al zijn ambitie maar ook met alles wat in de media gepubliceerd is toch nog vlekvrij door wil in het leven. En die combinatie is de gedroomde mix die leidt tot aandacht en mogelijk ook ophef en/of serieuze analyse voor de happy few. Maar of de kijker naar Sophie en Jeroen hier nou op zat te wachten? Ik weet het niet maar neig naar: Ik betwijfel het.

Winkeltjes

Zaterdag rijd ik waarschijnlijk even naar ZuidLimburg. Even snel heen en weer. Ik ga dan naar een winkeltje. Winkeltjes hebben het moeilijk, tegenwoordig. Alles wat klein is, heeft het moeilijk, en dan winkeltjes zeker. Hoor ik winkeltje, dan zie ik al die winkeltjes van mijn jeugd. Ze waren altijd dichtbij, de bakker, de slager, de groenteboer, de kruidenier, altijd om de hoek. Je kreeg van je moeder dertig cent in het klamme kinderhandje gedrukt om bij het bakkertje een Frans broodje te kopen voor 27 cent. En dan moest je drie centjes mee terug naar huis krijgen. Goed tellen en goed vasthouden hoor jongen. Ja mama. Je kon als vijf-, zesjarige alleen voor een brood op stap omdat het winkeltje om de hoek was; er kon je niks gebeuren dan onderweg struikelen over een boomwortel in het onverharde voetpad langs de beklinkerde straten. Goed vasthouden, de centjes. Tot voor drie jaar woonden we in Meerssen en liep ik soms naar Maastricht. Ik mocht dan graag een kop koffie drinken op een terras op de kop van de Grote Looiersstraat. Vandaar kon je met een beetje geluk het kleine kruidenierswinkeltje aan Achter de Molens zien liggen. Ook dat is inmiddels gesloten. Helaas. Maar tegelijkertijd is het wonderlijk dat het nog zo lang heeft kunnen overleven. Maar goed, zaterdag dus even naar Puth, naar het winkeltje waar H. treintjes verkoopt. Waar ik moet wachten op mijn beurt, want er zijn nog altijd andere liefhebbers van treintjes. En die weten H. ook te vinden. H. mailde dat de wagons die ik besteld heb zijn aangekomen. Heb zin in dat ritje.

Verbouwen

Het is niet nieuw, dat mensen een oud huis kopen in Frankrijk, Portugal, Spanje of Italië. Iedereen die weleens in Frankrijk op een mooie zomeravond met een glas rode wijn in de hand bij invallende duisternis in serene stilte naar de vleermuizen heeft zitten kijken heeft ook ooit het idee van een eigen huis daar gehad. Vooral omdat het daar zoveel mooier weer is dan in Purmerend, Vierhouten, Dedemsvaart of Made. Maar alles wat er daarna volgde was iets van en voor jezelf. Ging je niet tot koop over: niks aan de hand. En, kocht je wel een bouwval, dan bleef alle gedoe met verkopers, notarissen, overheden en aannemers ook vooral jouw gedoe. Inmiddels is die tijd wel voorbij. Ook dankzij de media. Jouw gedoe delen met anderen is cool. En, niets zo leuk als kijken naar het gedoe van anderen. Vooral als het de behoefte aan een nieuw leven, wennen aan een andere omgeving, het niet spreken van de taal, het aanleggen van een moes- en boerenbloementuin en het verbouwen van een wrakkig huis behelst. Maar er tegelijkertijd ook enig uitzicht op succesvol ondernemen is. Zelf volg ik tegenwoordig op YouTube wat van die eeuwig optimistische types die zich dag in dag uit door weer een dag nieuw leven en verbouwen heen zwoegen. In Frankrijk, Portugal, Spanje of Italië. Ik heb op een bepaalde manier met ze te doen maar ook weer niet. De meesten hebben van hun gedoe een verdienmodel weten te maken. Eigenlijk kan me dat helemaal niets schelen. Ik ben oprecht geïnteresseerd in hoe ze dingen aanpakken, vind het leuk als ze blij zijn met weer een stap naar het realiseren van hun droom. Tegelijkertijd zie ik hoe slecht het weer er vaak is. Hier hebben we veel regen, maar daar lopen ze ook vaak in regenkleding. En het kan er ook stervenskoud zijn, hogerop in de bergen. Zo blij dat we er nooit aan begonnen zijn.

Golfen

Het was een mooie ochtend. De zon scheen. Dat is op zich al iets waar je de dag voor prijst. Want wat is er de afgelopen tijd veel regen gevallen en veel regen dat impliceert ook veel wolken en dus weinig zon. We hadden er zin in. In weer een rondje lopen om zwaaiend met een ruim assortiment aan stokkies een balletje over nogal grote afstanden naar wat gaatjes in de grond te verplaatsen door het achtereenvolgens stevige klappen en subtiele tikjes te verkopen. We noemen het golfen. Het was een bijzondere ochtend, want Youp heeft een punt gezet. Het was dus ook een beetje een feestelijke ochtend. We konden nu golfen zonder de vloek van Youp. Youp zwijgt. Youp zwijgt dus ook over golfen. Youp maakt golfen niet langer belachelijk. Of de mensen die dat leuk vinden. Als Youp zich aan zijn afspraak houdt te zwijgen. Althans in het theater.

Sfeer

Het ging even flink tekeer, vanmiddag. Opeens was het zover. Zwarte wolken, bliksem, donder, rukwinden, stortbuien. Het duurde twintig minuten en toen was het weer voorbij. De statige bomen op het pleintje, vol in het blad, hadden moeite de wilde bewegingen van de wind bij te benen en die energie met houterige souplesse in levensreddend mee- en terugveren om te zetten. Voordat de sluizen opengingen waren we nog even door het dorp gelopen. Het was er aangenaam druk: laatste zondag van de maand, dan zijn er veel winkels open. Laatste zondag omdat mensen dan net hun salaris hebben gekregen. En dan was het ook nog de laatste zondag van mei. Dan is ook het vakantiegeld binnen. En rond deze tijd betaalt de belastingdienst ook nog eens veel geld terug. Het is de tijd tussen lente en zomer. Op het plein voor de schouwburg was de fontein weer in vol bedrijf. Die trekt altijd kleine kinderen. Soms is het wervelende ook iets te onweerstaanbaar, met een nat kind als gevolg. Er zijn ouders die voorbereid zijn en droge kleren en een handdoek bij zich hebben. Maar, dat is meer voor hartje zomer en volop zon. Zover was het vandaag nog niet. Ouders met kleine kinderen waren waakzaam. We liepen nog een winkel binnen voor wat shirtjes. Binnenkort begint de vakantie. Dan gaan we weer even weg. Naar andere pleinen en pleintjes, ander onweer, andere temperaturen, andere mensen, andere sfeer. Zin in.

Poort

De jongste – getrouwd, drie kinderen – en zijn eega bouwden de afgelopen jaren een huis. Ze deden veel zelf. Vandaag moest er een begin van poort naast het huis worden geplaatst. Aan de andere kant van het huis staat al een hek. Nu moest ook die poort er maar eens van komen. De jongste van de jongste is namelijk een klimmer én wegloper. Die mag graag zijn ouders van streek maken door net even te lang uit beeld te zijn. Een begin van een poort maken is meestal een fluitje van een cent. Drie volwassenen steken de handen uit de mouwen en voor je het weet is Kees klaar. Niet vandaag. Het duurde iets langer. En het was een klus die nauwelijks vreugde bracht. Want. Het zou niet gaan regenen, zei de app van het weer en radicaal rechts had zon beloofd, in Nederland, maar niets daarvan. Het was regen waar je heel nat van wordt, motregen dus. Dat werkt niet mee, in het gemoed. De vier extra handen hadden gezegd: Als het gaat regenen dan komen we niet, dan wordt het een andere dag. Maar de motregen zat in het complot. We zouden om tien uur beginnen en de motregen begon om kwart over tien en de app ziet motregen slecht, dus wij waren er toch en toen waren we om elf uur zeiknat. Vervelend. Het duurde even voordat alles helemaal op de goede hoogte en waterpas stond. Om twaalf uur motregende het nog. Toch, we hoefden alleen nog beton te storten in de gaten met daarin nauwkeurig ingemeten het begin van de poort. En in de mal van de poer voor de pin waarmee je de poort in het midden kunt vastzetten. Rond twee uur stonden de palen waaraan de deuren van de poort moet worden opgehangen in de beton. Nog wel stevig ingeklemd in latten en lijmklemmen want het beton moet natuurlijk nog wel lekker uitharden. De zes volwassen handen kregen overigens hulp van nog twee volwassen handen plus zes kinderhanden. Die sleepten vooral betonzand aan. Dat scheelde in het tempo. Het natte beton was rap-rap klaar. En toen hadden de zes volwassen handen toch nog de hele middag vrij. Hoera!

Lachen

Van de andere kant van het plein klonk een bekend geluid. Het was het geschreeuw van meeuwen. En wel de meeuwen uit de reclame van een zekere verzekeringsmaatschappij. Die meeuwen die bovenop een lantaarnpaal zitten en luid lachend dreigen een cabriolet vol te schijten. Ik zat er met mijn rug naartoe maar El kon zien dat er slechts hartelijk gelachen werd. Het plein was een plein in Eindhoven. Het was rond het middaguur. De zon kwam zo nu en dan achter de wolken vandaan. Het was zo’n dag dat het alweer niet echt wilde zomeren. Radicaal rechts had dan wel beloofd dat in Nederland de zon weer zou gaan schijnen maar het was duidelijk dat de wolken nog niet mee wensten te werken. We waren lang niet meer in Eindhoven geweest. We hadden immers veertien jaar lang Maastricht om de hoek gehad en dan weet je het wel. Eindhoven was er in die periode vooral geweest om snel omheen te rijden, op weg naar de Randstad. Maar, zagen we nu, dat doet geen recht aan de ontwikkeling die Eindhoven doormaakte. En nog steeds, waarschijnlijk. ASML en zo, zoals vroeger Philips en DAF. Hoe dan ook, we kuierden door het centrum, liepen eens door de boekwinkel, keken eens naar een bloesje, gingen bij de ANWB aan, raakten voor even de weg kwijt en streken tenslotte neer op het plein met de terrassen. Waar zo hartelijk werd gelachen. Brabant.

Piep

Soms rijden we naar Frankrijk en om daar een beetje op te kunnen schieten nemen we daar ook tolwegen. Een jaar of tien, vijftien geleden kochten we een klein kastje dat communiceert met de tolpoortjes. Dat plak je achter de voorruit, in de buurt van je achteruitkijkspiegeltje. Als je dan in de buurt van de slagboom komt, hoor je een piep en vervolgens gaat de slagboom open. En, racen maar weer. De eerste jaren maakten we ons geen zorgen over de houdbaarheid van het wonderlijke ding dat ons tegen betaling achteraf razendsnel door de poortjes hielp, maar na een jaar of tien zei El: Dat ding, gaat dat nooit leeg? Tja, en dan heb je dus een spook in huis. Een spook dat maar Goede raad is duur blijft roepen. Totdat we in de Kampioen lazen – Voor de goede orde: We zijn lid van de ANWB, bijna erelid, zo lang al, maar de Kampioen gaat zo goed als altijd linea recta naar het oud papier. Sorry bomen! – dat ze in de winkels van de ANWB zo’n ding kunnen testen. Dus, op naar Eindhoven. Daar troffen we dit keer een zeer goedlachse mevrouw. Ze legde gevraagd en ongevraagd van alles uit. En ja, deze batch, een van de eerste ooit, van dit soort kastjes, het was tevens de beste ooit. Dit ding van ons, dat ging het nog jaren doen: piep zeggen bij de tolpoortjes en de slagboom doen juichen. Hup, gooi de arm maar weer in de lucht. Piep! En rijden maar weer. En nee, natuurlijk niet nalaten jaarlijks te testen, maar goud, hoor, deze batch. We voelden ons in- en intevreden. Van puur geluk kochten we nog een nieuwe verbanddoos en voor El een kekke – ja, dat kan bij de ANWB – polo. Toen we de winkel uitstapten zei El: Gelukkig dat we nog wat andere dingen nodig hadden want anders waren we écht voor niets hier naartoe gereden.

Trots

De afgelopen weken weer enkele keren in de verleiding geweest om trots te zijn. Vanwege Klein, maar niet dus, en nu ook weer vanwege een hoofdlijnenakkoord. Moe van. Sowieso heb ik niks met het woord trots. Denk aan Trots Op Nederland. Heeeeeeevige kriebels, als in jeuk en niet als in lente. Trots is een overschreeuwwoord. Ik weet het, dat woord bestaat niet en het bekt niet fraai maar je weet wat ik bedoel. Het woord trots gebruik je als je weet dat er iets heel erg schuurt. Trots is iets met wapperende vaandels, slaande trommels, schetterend koper en ook slachtoffers, veel te veel slachtoffers. En hollywoodfilms. En een werkelijkheid waarin zowel de overwinnaars als de verliezers helden zijn. Een kwestie van perspectief, van waar je geboren bent, wie je bent en wie je wilt worden. Het leven is strijd. Iedereen trots, iedereen held?