De laatste maanden ben ik een aantal keren in de Boekenkelder in Maastricht geweest. Tweedehands boeken, ik heb er iets mee. Ze zijn ooit onder mijn huid gekropen. In 1965 haalde ik mijn eindexamen gymnasium aan het Henric van Veldekecollege in Maastricht. Ik was daar op mijn gemak. Ik was er terechtgekomen op de overgang van de tweede naar de derde, ik was net veertien. Ik was losgerukt uit mijn vertrouwde omgeving in V., mijn vader had in een niet nader te noemen staatsbedrijf een nieuwe post in Maastricht bezet. Hij was een Hagenees met een Rotterdamse vader en een Heerlense moeder en had een groot, bijna romantisch verlangen naar het leven in Zuid-Limburg. De school was mijn nieuwe habitat. Het Veldeke was een Katholieke school, godsdienstles was een standaard vak, er was een moderator, een priester die door de bisschop aangesteld werd als godsdienstleraar op een school voor voortgezet onderwijs. De moderator van het gymnasium van het Veldeke was hevig geïnteresseerd in de Katholieke missie en vatte het plan op tweedehands boeken te gaan verkopen. Dat zou in eerste instantie geld opleveren en onder aan de streep bekeringen in Afrika. Daarvoor had hij zakenmannetjes nodig die hij onderbracht in een zogenoemde missieclub. Ik was een van die mannetjes. Elke zaterdagmiddag – ‘s morgens hadden we nog les – haalden we met een bakfiets een marktkraam op bij een café op de Markt in Maastricht, fietsten met de kraam naar het Vrijthof, zetten bij de Perroen die kraam op, gingen met de lege bakfiets naar een pand naast de Hoofdwacht aan het Vrijthof, haalden daar een voorraad boeken op, gingen daarmee terug naar de kraam bij de Perroen, verkochten daar twee, drie uur lang boeken aan winkelende passanten voor een bedragje dat we ter plekke verzonnen om tenslotte alle handelingen in omgekeerde volgorde af te werken. Behalve natuurlijk het verkopen van de boeken. Het geld dat we voor de boeken vingen – en dat kon oplopen tot tachtig gulden per middag – ging in de kas van de missieclub en vervolgens naar de missie in Afrika. Uit die tijd stamt mijn liefde voor tweedehands boeken. De moderator in kwestie is in 1964 als missionaris vertrokken naar Afrika. We zijn toen gestopt met het boekenstalletje op het Vrijthof.
Afwijking
Het is misschien raar maar het is ook zoals het is. Ik was nog jong, zeg in mijn eerste decennium en ik kreeg een doos kleurpotloden. Of doosje. In die tijd was in deze categorie van cadeaus zes de standaard, twaalf al veel en vierentwintig een godsgeschenk. Maar goed, ook zes potloden verschaften toen veel vreugde in het tekenen. Tegelijk, ermee gaan tekenen was het betreden van een mijnenveld. Het was het afroepen van pijn. Het was wachten op het afbreken van de eerste punt. En dat ik met de puntenslijper een nieuwe tevoorschijn moest toveren. De eerste geschonden punt leidde in het doosje tot een rijtje potloden waarvan er een korter was dan de andere. Dat zag er al meteen minder perfect uit. Het voelde alsof de schoonheid van de oorspronkelijke gelijkheid wreed was verstoord. Het was het signaal dat het echte leven voor de zes potloden definitief was aangebroken. Het maakte nu allemaal niets meer uit. Nou ja, laat ik zeggen: vallen, breken, slijpen, ging steeds minder pijn doen. Gebruik laat krassen na. Soms leidt dat ondanks alles tot nieuwe schoonheid, zoals bij een tafel, maar bij potloden en ook tubes verf en waskrijt blijft er weinig tot niets bruikbaars over. Als ongerepte zessen, twaalven, vierentwintigen in een strak kartonnetje, blikken doosje of fraai gelakt kistje waren ze louter schoonheid, kleurrijke verscheidenheid in volmaakte eenheid. Ik moet denken aan de pijn die het mij deed – en nog doet – om daarop in te breken als ik bladerend door Het Grote Speelgoedboek op de pagina’s 142/143 aankom. Pure schoonheid. Is het een afwijking als ik de komende jaren fraai verpakte potloden en waskrijtjes ga verzamelen?
Muren
Juist de laatste dagen draait op de televee een reclame die ons warm moet maken voor het ophangen van objecten zonder gaten in de muren te maken. Net nu in Gaza grote inspanningen worden gedaan alle muren tegen de vlakte te werken. Gaten in muren zijn daar nu standaard. Ik weet het, het is toeval. Het lijkt me althans onmogelijk dat er hier opzet in het spel is. Dat zou wel heel cynisch zijn. Hoewel, wat betreft het incasseren van bruut cynisme zijn we de afgelopen weken wel fors over grenzen gejaagd.
Zwaar
Op dinsdag 11 september 1973 bracht generaal Pinochet in Chili de socialistische regering onder leiding van president Salvador Allende ten val. Het was een smerige machtsovername waarbij het leger het presidentiële paleis onder vuur namen. Allende doodde zichzelf daar tijdens beschietingen met een ooit van Fidel Castro gekregen AK47. Ik ga daar hier verder niet over uitweiden, dat doen allerlei bronnen op de interwebs veel beter. Op de maandag ervoor gaf ik les aan een 4HAVO-klas. Ik gaf er Nederlands. Het was het zevende uur. Ik was wel zo’n beetje gaar, de leerlingen waren echt gaar. Normaal gesproken waren ze nog wel van goede wil. Ik vond het eigenlijk wel een leuke club. In die tijd volgden we als sectie Nederlands een eigen methode. We putten ons materiaal zoveel mogelijk uit de media. Alle leerlingen op de bovenbouw waren geabonneerd op een weekblad. Voor 4HAVO was dat toentertijd de Haagse Post, het tegenwoordige HP/DeTijd. Gevolg was dat de leerlingen volop kennis konden nemen van actuele ontwikkelingen in de wereld. En van opvattingen daarover. Omdat het er in Chili nogal om spande en de HP daar oog voor had, raakten we daar tijdens de les over in gesprek. Maar, de leerlingen waren niet vooruit te branden. Ik kon me niet goed voorstellen dat ze de urgentie van wat zich in Chili afspeelde niet voelden, zelfs niet wilden zien die middag. En dat vertelde ik ze. Het was al met al geen lekkere les. De bel was een bevrijding. Dat zegt genoeg. Terwijl de klas snel leegstroomde en ik mijn spullen in mijn tas deed, bleef een van de leerlingen wat rond de lessenaar hangen. We bleven met ons tweeën in de klas achter. En terwijl ik aanstalten maakte om samen met haar het lokaal te verlaten, zei ze: Meneer, mag ik wat zeggen? Dat mocht, vond ik. Meneer, de klas wilde niet echt vandaag. Dat komt niet door u. Het is niet persoonlijk. Het is het onderwerp, dat is te zwaar. We komen allemaal net uit het weekend en dan zijn we met heel andere dingen bezig dan met die putsch in Chili. We hebben dan veel na te praten, we worden verliefd en er gaan verkeringen uit. Het voetbal heeft gewonnen of verloren. We zijn gewoon nog met dat soort dingen bezig. Ik kwam niet veel verder dan verbaasd luisteren. Het klonk als wijsheid en misschien was het dat ook wel. Ik heb haar vriendelijk bedankt voor de informatie. Ik hield voor mezelf dat ik het gevoel had net een achtste lesuur te hebben volbracht. Leermomentje.
Vader
Vandaag is mijn vader 47 jaar dood. Naarmate ik ouder word, sta ik daar meer bij stil.
Huisnummers
Ons eerste woninkje had huisnummer 243. Begin zeventiger jaren verhuisden we naar huisnummer 81, begin negentiger jaren naar negen. Daarna realiseerden we ons dat we aflopend hadden gewoond in drie tot de macht vijf, drie tot de macht vier en drie tot de macht twee. Drie tot de macht drie (27) hadden we overgeslagen. Dat was jammer. 729 als kers op de taart leek ons sowieso onhaalbaar. Bovendien, als je iets te nadrukkelijk zoekt, vind je het niet. Daarna woonden we op veertien, op 149 en nu wonen we op 68. Grappig is dat in 149 veertien en negen zitten. Bovendien zijn een, vier en negen samen veertien en zes en acht ook samen veertien. En tenslotte, vier min een is drie. Niet dat het wat betekent. Maar toch.
Jozef
En dan lees ik dat Jozef van den Berg overleden is. Op 13 oktober, in een klooster in Griekenland. Ik verbaas me erover dat zijn overlijden al op zijn wikipediapagina is ingevoerd. Dat gaat snel. Jozef was een poppenspeler die ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw een paar keer heb zien optreden in Schouwburg Venray. In vreemde gedaantes en met poppenkist, poppenkast en in wonderlijke decors. Op de een of andere manier pakte hij me elke keer weer helemaal in. Ik denk omdat hij een rasverteller was die je langzaam met huid en haar zijn wonderlijke wereld introk, een andere werkelijkheid. Hij slaagde erin met volwassenen te doen wat goed geschreven en geïllustreerde kinderboeken met kinderen doen. Je helemaal meenemen, met open mond, ademloos luisterend, je rechtstreeks raken in je hart. Daar zit je hoofd niet meer tussen. Van den Berg gumde – bij wijze van spreken – eerst bestaande beelden en denkbeelden weg om vervolgens de lege pagina’s met nieuwe sprookjes te vullen. Van den Berg wist me te verleiden als volwassene weer ongegeneerd kind te zijn.
Riem
Er kwam een man om de hoek, mij tegemoet, Hij had duidelijk geen haast, hij kuierde. Om zijn nek hing een hondenriem. Niet zoals een hond die om krijgt maar zoals je losjes een das draagt, niet omgeslagen, dus. Zijn handen nonchalant in de zakken van zijn zomerse broek. Het was warm. Hij had een hoed op, een strooien hoed van Italiaanse snit. Raar, die riem, dacht ik, maar het zal wel. Vooral omdat er geen hond te bekennen was. Ieder zijn ding. Vrijheid, blijheid. Ik ging de hoek om en zag vijftien meter verder een kleine, witte hond op korte pootjes. Dicht tegen de gevel. Speurend naar geurtjes met een boodschap of die in de wereld van de hond gewoon lekker zijn. Hij kon goed van de man met de hoed zijn die ik net op de hoek was tegengekomen. Maar ook niet. Had die die hondenriem niet om gehad dan zou ik niet op het idee zijn gekomen dat ze bij elkaar hoorden. Ze liepen en keken geen van de twee alsof ze zelfs in de verste verte ook maar iets met elkaar van doen hadden. Alsof niet de een de hondenbrokjes in een bakje gooide en de ander die hapslik wegwerkte. Alsof niet het fluitje van de een onmiddellijk tot een reactie van de ander zou leiden. Ze leken niet in elkaar geïnteresseerd. Eerder opzichtig niets met elkaar te maken hebben. Twee wezens, twee levens. Het was slechts die riem op die opvallende plek die een relatie suggereerde..
Eenzaamheid
Vanmiddag zat ik aan een gesprekstafel. Het onderwerp was eenzaamheid in relatie tot kleur. Of omgekeerd, dat weet ik niet precies, hoe de introductie van het thema er precies had uitgezien. Ik schoof daarvoor te laat aan. Ik had het idee dat ik als een steen in de vijver viel. Om de gesprekstafel zaten allemaal vrouwen. Een stuk of acht, negen. Het duurde even voordat ze verwerkt hadden dat er een man aanschoof. Houd me ten goede, het zou gezien de idealen van de zeventiger, tachtiger jaren anno 2023 niet zo raar moeten zijn maar in de afgelopen decennia is het dichten van de kloof tussen mannen en vrouwen niet bepaald geslaagd. En vooralsnog ben ik sceptisch over de mogelijkheid dat de toenemende genderfluïditeit daarbij gaat helpen. Maar goed, nadat de eerste schrik voorbij was, kwam het doodgevallen gesprek weer aarzelend op gang. We leven in een tijd waarin eenzaamheid met hoofdletters wordt geschreven. Er zijn als gevolg van de vergrijzing steeds meer alleenstaande ouderen, er is in het algemeen een toename van alleenstaanden, er is het spoor van vernieling dat COVID en zijn lockdowns in het leven van mensen en vooral jongeren heeft getrokken, er is het verslavende gebruik van social media en daardoor het gebrek aan direct, meer of minder fysiek, contact met medemensen, vooral medejongeren. De vraag die op tafel lag was wat daaraan te doen is? Het koor waarin ik zing wil dat onderzoeken. Niet wetenschappelijk, maar meer voor de vuist weg, vanuit verstand en hart. Het idee is dat we op bestaande muziek teksten schrijven op basis van wat we in de loop van de komende weken met elkaar aan ideeën over eenzaamheid en bruggetjes naar eenzamen delen.
Wartaal 2
Ik schreef al eens – op 28 juni 2023 – over de wonderlijke wartaal in de media. En dat ik er gedurende een periode notities van maakte. Een tijdje schreef ik ook nog op wie, waar en wanneer even uit de bocht vloog. Zoals bij de vijf onderstaande fragmenten. Daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt.
Gaan we:
- ‘En dat de huidige generatie van nu dat erg gewaardeerd heeft’, zegt Leontine van Moorsel in de Avondetappe van 4 juli 2017.
- Elke algemene uitspraak over de werkelijkheid is altijd een generalisatie – Thierry Baudet in HP/DeTijd – begin juli 2017.
- ‘Voordat je het weet, is het allemaal verdwenen en zijn het alleen nog maar herinneringen van zij die ooit zo’n busrit overleefden.’ John Schoorl in de Volkskrant – 7 juli 2017 over de Busboerkes.
- ‘Als modeliefhebber is St. Tropez een inspiratiebron’ – Isabelle Kramer in Chapeau 4 2017 – tekst van Ingrid Beckers.
- ‘Ze heeft de Giro voor de tweede keer gewonnen, net als twee jaar geleden’ – NOS Sport – over Anna van der Breggen – Rivkah op het Veld – 9 juli 2017.
Ik pikte deze vijf uit mijn verzameling naar aanleiding van weer een paar pareltjes die vandaag voorbijkwamen.
- de baas van de poltie was bij Sven Kockelman, tussen half twaalf en twaalf uur, om daar politiebeleid uit de doeken te doen. Hij zei op enig moment: ‘Misschien kan daar nu eens met de mantel der liefde naar gekeken worden.’
- In de zendtijd voor politieke partijen, vlak voor het zes-uurjournaal, had de baas van Volt het over ‘de moedige keuzes die we durfden te nemen’.