Eergisteren kwam de schoorsteenveger. Hij komt altijd rond deze tijd van het jaar en hij komt altijd met zijn tweeën. Dit jaar waren het een lange magere en een korte dikke. Dat is de korte versie. De lange: de een was een lange, sportieve en atletisch gebouwde man met een nogal veertiger jaren retro kapsel die zijn zwarte maar tamelijk chique werkmansoutfit met overal zakjes, riempjes en biesjes met enige zwier droeg, de ander kwam tot ongeveer halverwege de borstkas van zijn kameraad. Hij was gezet, noem het dikkig, noem het behoorlijk zwaar en volumineus en hij bewoog zijn bovenlichaam bij het lopen enigszins van links naar rechts.
Die korte was een ondanks alles energieke man die onmiddellijk het voortouw nam, qua logistiek. Om welk rookkanaal het ging, waar hij dat kon vinden en hoe hij daar kon komen. Of er wellicht nog andere rookkanalen waren die dringend een veegbeurt nodig hadden? Nee, die waren er niet. Nadat het rookkanaal was gelokaliseerd repte hij zich naar het zwarte autootje dat voor het huis geparkeerd stond om even later met een ladder weer achter het huis te verschijnen, op weg naar de schoorsteen en het dak waaruit die tevoorschijn kwam. Nu is die schoorsteen zo geplaatst dat het nauwelijks enige moeite is er van bovenuit een borstel op flexibele steel in te steken. Wat me desondanks verbaasde was dat het uitgerekend de korte dikke was die dus de klussen op ladder en dak moest klaren. Ik zag hem al door daken zakken, er bol en wel vanaf rollen, kortom ik begreep niet zo goed waarom hij en niet de atleet de rol van dakhaas speelde.
Onderwijl was de atleet in huis verdwenen om bij de kachel te waken totdat de pijp zijn veeg zou krijgen. Hij hield een zwarte doek rond de pijp die zich als een soort klamboe rond de kachel plooide. Daar zou geen roet doorheen komen. Na de veeg – ‘Komt ie!’ ‘Oké!’ – vouwde hij de lap zorgvuldig op en begon hij met een stofzuiger het in de kachel gevallen roet op te zuigen en de pijpmond bovenin de kachel zorgvuldig te bewerken. Hij scheen er zelfs nog met een krachtige lamp in. Ondertussen overwoog ik te vragen hoe de twee tot hun rolverdeling waren gekomen maar ik vond dat wat ver gaan. Ik moest dan botweg eigenschappen koppelen aan hun werkzaamheden en ik schuwde het affront dat daar mogelijk mee gepaard zou gaan. Belangrijker was dat het rookkanaal weer een lekkere opfrisbeurt had gehad en dus weer voor een jaar gecertificeerd was.
Toen we met ons drieën achter het huis stonden, schoot me te binnen: ik zou ze vragen of ze ook de goten even wilden schoonmaken. De atleet was bereid even te kijken naar hoe ze dat dan zouden gaan doen. Hij keek naar het dak. ‘Ik zie dat we niet over de nok heen kunnen, zoals vorig jaar. Er liggen nu zonnepanelen. En op het platte dak ligt ijs, daar is het lastig een ladder neerzetten. Dan gaan we onderuit. En dat doe je liefst maar één keer in je leven. Daarna blijf je wel beneden.’ Hij was er snel mee klaar.
Ik dacht: ‘Jij spreekt uit ervaring.’ Vandaar …..