Vroeger, toen alles anders was maar niet per se ook beter, begon de winter rond 21 december, op basis van de stand van de sterren, astronomisch bepaald, dus. Maar, meteorologen en klimatologen drukken liever op 1 december op de startknop van de winter. Omdat het ze de mogelijkheid biedt om de seizoenen onderling beter te kunnen vergelijken, lees ik op de website van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. U en ik zijn vanochtend dus wakker geworden in de klimatologische winter. Of het ook echt koud is, ik zou het niet weten want u hoort mij wel nu, op 1 december, maar de tekst heb ik geschreven en ingesproken in de eerste helft van november. Ik kijk al schrijvend naar buiten en het is grijs weer. Dat was wel anders in de zomer van 2001.
We waren al even onderweg, vanaf het huisje waar we twee weken zouden verblijven, over het langweggetje dat ten noorden van de bocht in de rivier naar het oosten liep. Rechts van ons hadden we zo nu en dan zicht op de rivier, soms liepen we er vlak langs, soms liep het pad even omhoog en weer omlaag tegen de flauwe helling links van ons en zagen we slechts bomen en struiken. Als we op de vlakte bovenaan de helling tussen de korenvelden, weiden en bosschages al eens een huis zagen dan oogde dat verlaten. We moesten nog wel wat kilometers lopen voordat we bij Réals de rivier zouden kunnen oversteken. De rivier, dat was de Orb. Het was lekker wandelweer, ondanks de felle zomerzon. Er stond een zachte, koele wind uit het westen en zo nu en dan nam een wolk ook even wat van de ergste hitte weg. We waren in twee dagen, dus op ons gemak, met de auto naar Cessenon-sur-Orb gereden, voor het eerst Zuid-West Frankrijk in, richting Occitanië en Pyreneeën, naar de regio Languedoc-Rousillon. We hadden sinds onze aankomst, vijf dagen geleden, elke dag flink gewandeld. We hadden weliswaar hard gewerkt maar toch te veel zitvlees gekweekt. Nu liepen we weg van Cessenon om er met een boog weer naar terug te lopen. Daar wachtte onder een dak van platanen een dorps terras met koel bier. We zouden samen met de oude mannen en vrouwen van het dorp zien hoe de schoolbus in beeld kwam, de kinderen zouden uitwaaieren, de nauwe straten in, naar huis. En tegen etenstijd zouden we de rivier wéér oversteken om vanaf het terras bij ons huisje het schilderachtige plaatsje tegen het decor van zomergroene bomen op de helling te zien oplichten in de namiddagzon.
Maar zover was het nog niet. Nu moesten we het nog doen met zo nu en dan een slok uit de flessen in de rugzak, water. En met onze gedachten. Hoe komt zo’n rivier aan zijn naam, vraag ik me af, zei El, terwijl we dicht langs de oever van steen naar steen stapten. Orb, het doet me denken aan de paus en het Urbi et Orbi. Aan het Latijnse woord voor wereld, aarde, cirkel, bol. Maar wat heeft deze rivier dat je er bij aan de wereld denkt? Ik bedoel, je woont aan een rivier, je kijkt er dagelijks naar en op een gegeven moment denk je: Rivier, ik noem jou Orb? Tja, mij leek het niet waarschijnlijk dat het zo gegaan was, maar hoe dan wel? Dat was iets voor thuis, voor grasduinen op het internet. Maar, je weet hoe dat gaat, dat kwam er niet van.
En toen was er opeens de hond. Hij moest ergens bij ons aangesloten zijn. Het was een lichtbruine, met een gladde huid en hij bewoog zich soepel maar ook nerveus. Hij had vooral belangstelling voor wat zich op de grond aan luchtjes aan hem presenteerde. Ik zeg nu hem, maar misschien was het wel een zij. Ik kan me dat niet herinneren. Hij had niet echt belangstelling voor ons maar zoveel was duidelijk: hij liep met ons mee. In het begin vonden we dat nog wel leuk maar we hadden ook het idee dat er een moment zou komen dat wij niet wisten of de hond de weg naar huis – waar dat ook mocht zijn – nog zou vinden. Langzaam maar zeker raakte onze aandacht op de hond gericht. En we begonnen hem adviezen als reste ici en va t’en te geven. Het eerste vertaal je met Blijf hier maar wij bedoelden Je kunt beter hier blijven want als je met ons meeloopt kom je nooit meer thuis en wij weten echt niet wat we met jou in ons leven moeten. Het tweede met Ga weg! Maar niets hielp. De hond bleef doof voor elk advies, keek ons zo nu en dan aan alsof we hartstikke gek waren en bleef weliswaar op gepaste afstand maar toch ook ongegeneerd met ons meelopen. Het voelde echt heel hinderlijk, alsof we slachtoffers van een stalker waren. El en ik hebben sowieso niks met honden, laat staan met honden die zich in de loop van een relaxte vakantiedag uit het niets aan je opdringen. Als we dadelijk de rivier weer oversteken, dan zal hij wel uit zichzelf het pad terug nemen, zei El. Dat was lief. Er sprak hoop en bemoediging uit maar in haar stem hoorde ik vooral ook lichte vertwijfeling.
Aan de andere kant van de Orb, we waren de brug bij Réalsovergestoken, deed de hond nog steeds alsof hij niets met ons van doen had. Maar, hij bleef tegelijkertijd om ons heen cirkelen. Verder dan tien, vijftien meter was hij nooit weg. Het was voor onszelf maar zeker ook voor buitenstaanders onmogelijk de hond, El en mij als los van elkaar te zien. Hadden we tot aan de brug op een van God en mens verlaten pad gelopen, voor de brug voegde zich dat bij de doorgaande weg tussen Réals en Cessenon-sur-Orb. Op die weg het nodige autoverkeer. De hond werd en niet warm of koud van. Hij ging gewoon verder met waar hij al steeds mee bezig was geweest maar nu op en rond een strook asfalt. Wist hij veel. Hij volgde weer alle mogelijke interessante geursporen, dook de berm in, bewoog zich lenig en nerveus door struweel, dook weer op uit de berm, stak de weg over, plaste maar weer eens tegen een boom, stak de weg weer over, ………… Automobilisten gingen in de rem, toeterden, draaiden raampjes open, wezen naar de hond, wezen naar ons, staken woedend vuisten naar ons op en riepen zinnen als Garde ce chien avec toi, idiotwat Houd die hond bij je, idioot betekent. Ondertussen bedachten wij gebaren met hoofd, handen en romp voor Hij is niet van ons, Wij weten ook niet hoe dit moet stoppen, kortom voor grote radeloosheid. Het was allemaal waar, er was geen gebaar gelogen bij, maar het hielp niet echt.
Inmiddels hadden we er ons bij neergelegd dat de hond tot in Cessenon-sur-Orb en eventueel nog verder, nog tot thuis, met ons verkleefd zouden blijven. Thuis zouden we de deur achter ons in het slot kunnen gooien en de hond buiten kunnen sluiten. Maar, zover zou het niet komen. Als in een klassiek drama was er opeens – net zo opeens als die hond er anderhalf uur eerder was geweest – een deus ex machina. Een gebeurtenis waarop niemand had kunnen rekenen, iets wat zomaar uit de lucht komt vallen en een complex probleem in een vloek en een zucht tot een goed einde brengt. Er stopte een auto, er stapte een jongen uit. Ce chien, je le connais. Die hond, die ken ik,begrepen wij. Lang verhaal kort: Na enig gedoe had hij de hond te pakken, zette hij hem in de kofferbak van zijn auto en namen wij afscheid van de al te trouwe viervoeter. Later die middag zagen we de kinderen uit de schoolbus stappen en dronken we een koel glas bier op de goede afloop.
Naschrift: Deze column las ik vanochtend voor op Omroep Venray in de rubriek Even Stilstaan.