Zwaluwen

We smaken op dit moment het grote genoegen van zitten op een terras met uitzicht over Figeac in Frankrijk. De zon schijnt, het is warm. Vandaag zijn we bovendien gehuld in warme windvlagen. We zien onder andere een huis waarlangs een fraaie blauwe regen groeit en vooral: bloeit. De gevel van het huis is een meter of tien breed, de blauwe regen bestrijkt dezelfde lengte. Ik moet denken aan ons huis in Vught. We woonden er van 1952 tot 1961. Ook daar tegen de voorgevel een blauwe regen. Zo’n blauwe regen moet goed geworteld zijn voordat hij echt uitbundig gaat bloeien. In Meerssen was hij er nog niet aan toe toen we er vertrokken. Te laat hadden we bedacht hoezeer we ervan zouden genieten. Het is overigens één van de planten uit mijn jeugd. Net als de sering, de jasmijn en de liguster. Daar houd ik het voor het gemak maar even bij. Nu is het de tijd van de dag dat de zwaluwen zich langzaam beginnen te verzamelen voor hun dagelijkse uurtjes luchtacrobatiek. Ik weet niet of ik het me maar inbeeld maar in die kluwen racen ook zwaluwen in groepjes rond. Soms met vier, soms met zeven, acht. Zijn dat gezinnetjes? Een papa en een mama die de jonkies leren meedoen met de meute? Kijk, voor dat soort dingen hebben we nu tijd. En voor gewoon maar wat kijken. En daar dan nog iets mee doen, zoals gisteravond.

messcherp ligt het dal
in avondzon bezongen *
vrolijk vogelkoor

Pedicure

En dan nu weer eens even heel wat anders.

Goedemorgen meneer Frederiksen, ik ben zuster Braaksen en ik kom uw voeten doen. Dus uw voeten verzorgen, u kent het wel. Nagels knippen, eelt wegsnijden en schuren, beetje – kan pijnlijk zijn – in alle spleetjes en richeltjes rond de nagels peuteren en dan nog een lekker verzorgend zalfje in masseren om de huid een beetje rust  en weer even wat natuurlijke soepelheid te geven. Dus gaat u maar lekker zitten, benen omhoog, voeten op het bankje en genieten maar. Bent u er klaar voor, dan gaan we beginnen en u mag vloeken en schreeuwen als het onverhoopt toch nog wat pijn doet. U vindt dat vervelend, ik denk dan: Wie gezond en mooi wil zijn, moet pijn lijden. En, u mag trots zijn want voor een tachtigjarige heeft u nog prachtige voeten met, ik zeg maar zoals het is, van die lieve gave teentjes en fraai gevormde nagels die nog lang meekunnen. Mits goed verzorgd. En wees maar blij want soms, echt heel soms maar toch, zijn we gedwongen niet langer de nagels maar meteen maar de teentjes af te knippen omdat de nagels veel te veel onderhoud vragen. Dan wegen de kosten en de tijd van het onderhoud van de voeten niet op tegen wat wij als medisch pedicuren met al onze toewijding en ons specialistische werk nog aan waarde aan uw lopende leven kunnen toevoegen. Maar kom, genoeg gezellig zitten praten, dat kost allemaal maar tijd en geld, aan de slag nu.

Nederland

En, hoe is het weer in Nederland? Ik verstond de man achter me in de rij bij de bakker in Bagnac-sur-Célé in eerste instantie niet goed. Ik stond op het punt te vragen wat hij bedoelde, maar hij begreep het al: hij herhaalde zijn vraag. Oh, zei ik, ik houd het niet bij. Maar, El wel. Daar is het nu ook beter, zei zij. Ah, hij dacht na, u verwachtte natuurlijk niet dat ik Nederlands spreek? Ik vond het een wat vreemde vraag, ik had inderdaad eerder Frans verwacht, we zijn per slot van rekening in Frankrijk, maar Nederlands kon, net zo goed als Engels of Duits. Of Lets of Fins. Dit is het Europa van de Volkeren, er loopt hier van alles rond én heeft brood nodig. Of gebak of iets kunstigs van chocolade want dat lag ook in de goed gevulde koelingen. Er moesten nog veel klanten komen die iets te vieren hadden voordat de dame achter de toonbank nee zou moeten verkopen. Vooraan in de rij sprokkelde een oude dame uit allerlei beursjes munten voor haar aankopen bij elkaar. De man gaf ondertussen zelf antwoord op zijn vraag. Dat komt, zei hij, ik heb in Nederland gewoond. En, vroeg ik, beviel het? Ik begon de man écht aardig te vinden maar zette me ook schrap voor wat komen kon. Benauwd klotenland, nauwelijks toeschietelijke mensen, veel te veel regeltjes, maar ik had buiten de waard gerekend. Tweeënveertig jaar heb ik er gewoond. Gewerkt op de veiling in Aalsmeer, in de bloemenhandel. Als krullenjongen begonnen maar steeds weer gegroeid totdat het een groot plezier was aan het einde van de dag te kijken wat er nu weer meer in de portemonnee zat. Ik moest heel even denken aan de dame met de beursjes en haar gescharrel. En, zei hij, Nederland is een geweldig land. Ik vertrok in 1972 uit Aurillac met twee koffertjes, er was daar geen droog brood te verdienen, ook niet bij de tuinder bij wie ik werkte. En toen zag ik op de televisie een uitzending over de bloemenveiling in Aalsmeer en ik dacht daar moet ik zijn. En de rest is geschiedenis. Ondertussen was de rij voor ons opgedroogd en waren wij aan de beurt. Leuk om even gepraat te hebben, zei hij en ik hoorde een vaag Amsterdams accent. Ik zag jullie auto en dat jullie hier binnenstapten. Maar, nu ben ik terug in mijn geboortestreek en hier is het leven ook prima. Vissen nu, jagen later dit jaar. We wensten hem en de anderen in de winkel nog een mooie dag, bonne journée.

Echtpaar

Ze praatten heel zacht én ze spraken Frans. Als ze al wat tegen elkaar zeiden. De beschaving zat pontificaal met ze aan tafel en dicteerde het protocol. We hoorden of verstonden niets maar we konden ons niet voorstellen dat er aan het tafeltje naast ons ook maar één onvertogen woord viel. Kortom, we waren de stille getuigen van een geleidelijk versteende harmonie in een relatie van waarschijnlijk reeds een jaar of zestig, mogelijk plus nog wat. Het echtpaar was op weg in de tachtig, keurig gekleed en nog goed geconserveerd. Geen gram te veel ook. Ze waren prototypisch maar ik kon ze niet loslaten, hij boeide me. Nee, geen echt idee waarom. De man zat schuin tegenover me en leek me een autoriteit, niet in de zin van macht maar in de zin van gezag, kennis, begrip en rechtvaardigheid. Een man die gewend was aan beslommeringen in een door het recht schijnbaar uiterst overzichtelijke wereld en die daar als gevolg van een gevoel voor balans en de kerk in het midden grote verdiensten had. Daar ook niet mee te koop liep. Die bij zijn afscheid als referendaris geprezen was om zijn bescheidenheid. Nooit op de voorgrond maar altijd onmisbaar aanwezig. Zijn vrouw kon ik niet zien maar op basis van wat ik meekreeg uit een zo nu en dan steelse, zijdelingse blik, quasi op zoek naar nog ander interessants, en het stralen van een aura – ik moet even lachen, lach ongeneerd mee – dacht ik: bedacht op wat jan en alleman denkt, statusgevoelig, onzeker, angstig, veel te jong gekoppeld en getrouwd. Let op, allemaal door mij gedacht, zegt meer over mij dan over deze madame La Dame. Ze aten zich met smaak door een menuutje. Een grote fles Perrier moest ervoor zorgen dat er niets uit de hand zou lopen. Het gezicht van de man was een geoefend gezicht in de plooi. Ik bedoel: je hebt gezichten en je hebt gezichten die er uitzien als gordijnen die altijd hangen zoals ze bedoeld zijn te hangen. Je zegt: Uitgestreken. Ja, maar bij deze man dus niet. Rond de ogen, in het voorhoofd, bij de mond bewoog zo nu en dan iets dat een binnenpretje deed vermoeden. En ik dacht: best ondeugende man. Ondertussen was er aan het tafeltje nauwelijks geluid of beweging waar te nemen. En toen kwam het dessert. Je moet weten, El en ik nemen hoogst-, hoogstzelden een dessert. Veel te veel. We hebben al gegeten, denken we dan. Toen we de schaaltjes op het tafeltje naast ons zagen, wisten we dus weer waarom, keken we elkaar aan en moesten we nogal lachen. De man pikte dat op en keek naar El, lachtte breed en intens mee en zette zijn lepel in een van de vijf lijvige bollen roomijs van zijn dame blanche. Madame La Dame deed even niet mee. Maar zij had wel al enkele happen van haar peche melba achter de kiezen.

Cahors

Al een tijdje vraag ik me af waarom we tegenwoordig dingen doen waar we ons als jong mens nog niet toe lieten verleiden al kregen we ruim geld toe. De mensen die dat wel deden, daar wilden we niet bij horen. Denk aan je met een Petit Train met (bijna altijd drie) open wagonnetjes door een historische binnenstad laten rijden. Aan met een lift naar de transen van een vestingmuur van brokkige stenen met een lange geschiedenis opstijgen en van het unieke uitzicht genieten. Aan een tochtje met een boot over grachten of een rivier. Er zijn altijd mensen die naar jou zwaaien en je moet dan terugzwaaien want alle andere mensen in die Petit Train, op die transen en in die boot zwaaien terug. Meedoen met de meute. Nou, zo ver zijn wij dan gelukkig niet. En komen wij ook niet. Er is een grens. Maar goed, vandaag die boot dus. We boekten een tochtje – une croisière – op de Lot bij Cahors. Kom niet aan Cahors, dat is een stad, die is zo Frans als je van Franse stadjes mag verwachten. Vooral ook omdat je er op Tweede Pinksterdag zo rond een uur of vijf nog een baguette kunt kopen. Verder: nauwe straatjes, kapelletjes, kerken en torens uit de middeleeuwen, een rivier(tje), een monument voor de gevallenen in La Grande Guerre, een stadhuis met aan de gevel veel trio’s van Franse vlaggen, auto’s die zijn geparkeerd waar parkeren niet mogelijk is, iets met wijn verbouwen, persen, rijpen, verkopen of drinken, een bar tabac en een postkantoor. En waar je maar kijkt restaurants. En makelaarskantoren die voor exorbitante prijzen huizen met Bie&Biepotentie in de aanbieding hebben. Ik overdrijf. Dat van op Tweede Pinksterdag rond een uur of vijf nog een baguette kunnen kopen: dat is niet typisch voor het Franse stadje uit de tijd van voor de 24/7 economie. Evenmin die makelaarskantoren. Ik bedoel dat heerlijke Franse stadje uit de vorige eeuw waar niemand een woord over de grens sprak en rond twaalf uur even uit het openbare leven stapte om daar rond drie uur ‘s middags na enig aandringen pas weer voor open te staan. Plus wat ik eerder schreef. Die boot vanmiddag past in het plaatje van het Franse stadje uit de vorige eeuw. Verreweg de meeste mensen op de boot van toen zijn dood, dat is wel zo’n beetje zeker, wat jongelingen van toen onder de vleugels van pap en mam uitgezonderd. En wij, wij leven nog.

Vallei 3

Eerdere afleveringen verschenen op 24 mei en 2 juni jl.

Zijn eigen gedachten cirkelden vooral rond de vraag hoe nu verder. Hij vond het een beetje raar aan Tiets te vragen hoe zij zich dat voorstelde. Hij had gezegd dat hij nog geen idee had waar hij naartoe wilde. Dat matchte met wat zij zich voorstelde, maar ergens zou er in zijn hoofd een doel moeten opdoemen. Hij zou keuzes moeten maken. Bij elk kruispunt opnieuw, bij elke pijl met een plaatsnaam erop. Nu reden ze grofweg naar het zuidoosten, het kon toch niet zo zijn dat hij opeens koers zette naar het noordwesten. De eerste dertig, veertig kilometer speelde dat nog niet, trouwens. De departementale weg slingerde met flauwe bochten en zachte glooiingen over de vlakte. Hij genoot van de traagheid, het ronken van de oude motor, het geluid van de wind rond de carrosserie waar nog geen windtunnel aan te pas was gekomen. Veronderstelde hij. Herman begon trek te krijgen. Dadelijk even stoppen om wat te eten? Tiets draaide haar hoofd traag in zijn richting. Hij zag aan haar ogen dat ze van ver kwam. Ze ging meer rechtop zitten, zette haar voeten op de vloer en rekte zich uit. Ik heb nog een paar appels, zei ze. We kunnen delen. Ze greep naar de rugzak die ze voor de bank had gezet. Hij was flink uitgevallen maar niet tot het laatste gaatje gevuld; hij stond er wat slapjes bij, hij bood nog ruimte aan meer. Ik heb nog brood, kaas en wat worst. Kunnen we óók delen, zei Herman. Ik wil dadelijk de berm in, kunnen we daar even eten. Achterin de bus heb ik een tafeltje met twee stoeltjes. En ik kan koffie maken. Of thee, het mag ook thee zijn. Of gewoon water. Gekoeld, ijskastje aan boord. Tiets quasi applaudisseerde, Wat een luxe, zei ze. Ze klonk ook alweer wat opgewekter dan nadat hij haar daarnet uit haar gedachten had gehaald. En, weet je al waar je naartoe gaat, vroeg ze. Nou, zei Herman, eigenlijk nog niet. Ik wil wel naar het zuidoosten blijven koersen maar daar wat van afwijken, dat kan ook. Hij zag dat Tiets even nadacht en toen …. Dat lijkt me een goed plan. Het klonk alsof ze al helemaal deel was van zijn wereld. En: Kijk, dat is vast een geschikt plekje, daar zijn al vaker auto’s de berm ingeschoten. Hij kon het niet ontkennen. Herman haalde zijn rechtervoet van het gaspedaal, bracht die naar de rem, ontkoppelde met zijn linker, schakelde een paar versnellingen lager, remde bij, stuurde zijn campertje de parkeerplaats op en parkeerde het in de schaduw van een tanige, uit de kluiten gewassen struikeik. Terwijl ze uitstapten, zag hij hoe op de weg een motorrijder rustig voorbijreed. (Wordt vervolgd)

Tomaten

Zeg Frankrijk, zeg markt, zeg marché. Het is zaterdagmorgen in Figeac en buiten is nog alles nat. En dat wil je niet want zeg je markt, zeg je marché dan zeg je ook zon, zeg maar soleil. Maar vandaag dus even niet. Desondank roept de markt ons. We zijn nog op zoek naar zwarte tomaten en nog wat andere groenten. Die zwarte tomaten krijg je soms, nog niet helemaal zwart maar wel zwemend naar zwart, op je bord in restaurants die eens wat anders willen. Ook hier in Frankrijk, bij uitstek een bakermat van met goede ingrediënten mooi en rijkelijk gevarieerd bereid voedsel, vonden we ze nog niet in de supermarkten. Dus dan maar naar de markt. Maar toen we daar bij toeval toch nog de groentekramen vonden en konden kijken wat die te bieden hadden, was het te laat. Ze lagen al in onze tas. Je moet weten, de markt in Figeac is een rommeltje. Als je denkt dat je alle kramen wel gehad hebt, is er om de hoek toch nog weer wat en om de volgende hoek ook weer. Het houdt maar niet op. Wat wij van Franse markten weten is: Op dat plein, in die twee straten én dat plein maar dat is het dan wel. Niet in Figeac, dus. Houd er maar rekening mee, als je toevallig op een zaterdag in Figeac bent. Goed, we hadden die zwarte tomaten dus al gekocht in een winkeltje met een verse groenten-en-fruituitstalling van jewelste en waar ze in een kistje lagen als tomates d’antan. Het was een winkel van vroeger, un magazin d’antan, we moesten er met krakend papier en rinkelende munt betalen. Maar wel zwarte tomaten, tomates noires.

Rocamadour

We zitten weer onder de lommerboom. De middag is een flink eind op streek en een merel zit ergens in die boom en ik kom er maar niet achter waar. Mijn richtinghoren is niet meer wat het geweest is. Geluiden komen tegenwoordig van ‘ongeveer-daar’. Het levert een poging tot haiku op.

merel in de boom
je zingen is te horen *
jij laat je niet zien

We reden vandaag naar Rocamadour. Het ligt tegen een steile rotswand geplakt terwijl aan de architectuur van veel gebouwen toch grote zorg is besteed. Ik bedoel, het is allemaal geen houtje-touwtje knip-en-plakwerk, zoals bij veel andere dorpjes die tegen rotswanden zijn gebouwd. Het is van oudsher een veel bezocht bedevaartsoord en het ligt op een van de routes naar Santiago de Compostella, dat zal ook meegespeeld hebben er iets bijzonders van te maken. Kortom, het is een schilderachtige plaats die ook nog eens omgeven is door prachtige natuur met een grote biodiversiteit. We probeerden ergens in het dal tegen het plaatsje aan een parkeerplek te vinden maar dat was niet mogelijk. We hebben ons nu voorgenomen dat we dat ook nooit meer gaan proberen. Niet bij Rocamadour en ook niet bij Saint Tropez, bijvoorbeeld. Er zijn plaatsen waar op elk moment van de dag, het hele jaar door iedereen tegelijk naartoe wil. Je kent zelf ook wel een paar van die plekken. Ik noem nog Scheveningen. Nooit meer naartoe willen. We zijn wat het visiteren van Rocamadour betreft blijven steken boven op het plateau. Daar hadden we een fantastisch uitzicht op het dorp. 

Paarden

Cabaretier 1 – Helemaal geen zin vandaag, ik, deze jongen / zucht
Cabaretier 2 – Slecht geslapen? / klinkt erg uitgeslapen
Cabaretier 1 – Nee, niet dat ik weet, veel gedroomd, dat wel / zucht nog eens. / Moe ook
Cabaretier 2 – Dromen, ja, dromen, dat kan je ook behoorlijk kapot maken / opgewekt
Cab 1 – Ja, maar geen zin, da’s niks voor mij / optie: hele diepe zucht.
Cab 2 – Als je maar weet dat zuchten, (ook heel diep,) echt niet helpt, tegen geen zin / vief
Cab 1 – Weet ik, weet ik / slikt op laatste moment een (diepe) zucht in
Cab 2 – En al helemaal niet als we weer een act in de grondverf moeten zetten / motiverend
C 1 – Je wrijft het er maar in, mag hoor, een nieuwe act, dus / half bewerend, half vragend
C 2 – Precies, had je al iets bedacht, als Denkanstoss, da’s Duits / quasi smekend
C 1 – Geen zin, weet je nog, en nee ook niet gisteren al, vóór geen zin / verontschuldigend
C 2 – Maar gelukkig heb je nogal gedroomd ….. Dat ging nog ergens over? / vragend
C1 – Paarden, dat ging over paarden, sprekende paarden, in een weitje / opeens niet moe
C2 – Sprekende paarden, in een weitje, en waar hadden ze het over? / dringt aan
C1 – Nou, ik geloofde het zelf ook niet, over een voorkeursluchthaven / zelf verbaasd
C2 – Voorkeursluchthaven, voorkeurs ….. voorkeurswát? / super de super verbaasd
1 – Ja, ik dacht ook: je droomt, maar echt, de schimmel zei het …… / serieus
2 – Dat ook nog, je droomde een schimmel? / lacht hard
1 – Én een Vlaams boerenpaard voor de vette klei, ik zweer het / serieus, twee vingers
2 – En met zo’n halsgeval met pluimen en bellen, toch niet ook? / lacht weer hard
1 – Nee, dat niet. Maar zegt die schimmel: ik vlieg het liefst via MAA / serieus
2 – MAA? / totaal in de modus WAAR GAAT DIT OVER?
1 – Dat vroeg ik ook aan die schimmel: MAA? Maar die keek me aan of ik gek was / serieus
2 – Dus, ……….. en nu? / vragend
1 – Nou, het toeval wil dat ik vanochtend in De Limburger, dat is een krant, las dat Maastricht Aachen Airport de voorkeursluchthaven van paarden wordt, en eigenlijk al is. En nu vraag ik me af, kunnen we hier iets mee, beetje verder uitwerken, wat denk je? / aarzelend
2 – Wat denk je zelf? Of heb je geen zin? / enthousiast