lindebloesem lokt *
licht tipsy landt de hommel
tussen de blaadjes
Paul schrijft hier stukjes
lindebloesem lokt *
licht tipsy landt de hommel
tussen de blaadjes
in de filmzaal,
jij op rij vijf
en schuin daarachter,
ik op rij zeven.
in flakkerend licht
zie ik jouw silhouet.
ik weet niet wie jij bent
en jij niet wie ik ben.
en zo is het gebleven.
jij schaduw
en voor altijd zoek,
gedicht in een
gesloten boek.
woensdag 10 januari 2007
En hier moeten we naar de wc. Ze trok de deur van een oranje hok open. Daarbij kneep ze haar neus dicht. Er kwam een penetrante lucht onze kant op. Ze duwde de deur weer dicht. De geur bleef nog even hangen. En waar slaap jij nou, vroeg haar vader. Ze wees naar een tent achterin het bosje waar nog wat tenten en enkele uit palen en met touwen en zeilen in elkaar geknutselde constructies stonden. We liepen er naartoe. Rond onze voeten wolkte droog, stoffig peelzand op dat neersloeg op onze schoenen en in de plooien van onze lange broeken. Ze ritste de tent open en we kregen een inkijkje in een ruimte waar veel niet meteen te vinden is terwijl je het wel heel hard nodig hebt. Ik herkende het. Althans, dat het in een tent een bijna onmenselijke opgave is goed overzicht te houden. Zeker als het weer niet meewerkt, het motregent, de ruimte rond de tent drijfnat is en niet bruikbaar is als leef- en opslagruimte. Maar, dat speelde hier niet. Hier was het droog. Kurkdroog. En toch was het in de tent een puinhoop. Hier, dat was het kamp waarin Pee van twaalf met haar medescouts voor een week was neergestreken. En waar wij nu rondliepen in onze rol van betrokken oma en opa. We trokken verder door het kampement, nu naar een van de constructies. Die was, legde Pee uit, om te koken en aan te eten. Met een mens of twaalf. Er was over nagedacht, het zou ongetwijfeld functioneren maar het leek me niet gemakkelijk. Echter, moet het verblijf in een kampement in een bosje gemakkelijk zijn? We kregen de indruk van niet. Pee leek ondanks het oranje hok waar die smerige lucht uitkwam best tevreden. En we denken ook dat een soort van ongemak voor de jeugd van tegenwoordig – hoor die ouwe – een goede leerschool is. Na een uurtje hadden we het gezien. Pee sloot weer aan bij haar scoutgenootjes – ze gingen in een hot tub – en wij gingen naar huis. Ze zal nu wel in haar tent liggen. Slapen?
23 september 2008
Vannacht om 2:15 vanuit Cairns aangekomen op Perth Domestic. Daar het gebruikelijke vocale dreigen door het luidsprekersysteem met beagles die aan je koffers komen snuffelen, getraind op het ruiken van vers fruit. Indien aangetroffen, dan 2.000 dollar penalty. West Australië, dus. Geen hond gezien. In elk geval letterlijk niet en figuurlijk bijna niet. Want midden in de nacht. Zondag was een lastige dag. A day to throw away. ’s Morgens eerst de kampeerbus van onder tot boven grondig schoongemaakt en vervolgens naar het vliegveld gereden om te kijken of we daar voor de rest van de dag onze bagage konden stallen. Dat kon, maar tot uiterlijk vijf voor acht p.m.. Daarna naar Apollo car rental om de bus in te leveren. You give me the keys, sir. Ze hebben er nog niet naar gekeken. We hadden hem zonder wielen kunnen afleveren – Sorry mate, all 4 lost on your bumpy roads – en ze zouden er nog niets van gezegd hebben. Daarna met een taxi naar de Esplanade van Cairns. Daar komt op zondag Le Tout Cairns om er te flaneren. Het is er een beetje Italiaans maar misschien dat ik die associatie alleen maar heb omdat ik weet dat in dat gebied Italianen van oorsprong een belangrijk deel van de bevolking vormen. Want eigenlijk zie je dat flaneren, zien en gezien worden, wel op meer plaatsen aan de oostkust. Met name in Noosa Heads, bijvoorbeeld. Dat iedereen op een centrale locatie in het centrum van de stad of het dorp aan de rand van de oceaan bijeenkomt om er het mooie weer, de familie en de vrije dag te vieren. Of aan de barbecue of in het restaurant. Soms is er ook nog een lagoon, een soort stadsstrand tegen de oceaan aan. In elk geval zagen wij lagoons in Airlie Beach en Cairns. Het zijn heel nadrukkelijk meat beaches en daardoor ook meet beaches en dat heeft natuurlijk wel iets als je een dag kapot moet slaan met niets doen. Nou, die Esplanade zijn we dus een keer of wat op en neer gelopen en we hebben er uren op bankjes gezeten. In de zon, in de schaduw, in de zon, in de schaduw .………… We hebben er koffie gedronken en gegeten en koffie gedronken en gegeten ……….. We hebben er een uur in het water zitten kijken naar visjes en krabbetjes en vogels en dergelijke. Vogels aan de Esplanade in Cairns, onder andere pelikanen, witte ibissen en meeuwen. Tegen 20:00 uur hebben we op het vliegveld de koffers opgepikt, hebben we ingecheckt, zijn we door security gegaan en hebben we vervolgens tot 23:00 zitten wachten in de vertrekhal. Wat gelezen en gekeken en muziek geluisterd, soms allemaal tegelijkertijd. De vlucht naar Perth duurde vijf uur. Daar zal ik niet over uitweiden. We waren rond 3:00 uur Perthtijd in ons hotel. Daar hebben we nog wat kunnen slapen tot ongeveer 9:00 uur. Nu loopt Nederland zes uur op ons achter. Was aan de oostkust acht uur. Het is hier een stuk frisser. De winterkou zit hier nog in de gebouwen terwijl het buiten al begint op te warmen. Overdag is het buiten aangenamer dan binnen. Na het ontbijt de huurauto opgehaald bij – weer – Apollo en naar tante Bee gereden. Die was heel erg blij ons te zien. Verder staat Australië nogal op zijn kop wegens de aanstaande komst van André Rieu. De Aussies blijken opeens echte straussies. In elk geval als André Er uit Em met zijn Strauss Orkest op bezoek komt. In Perth komen naar verwachting 40.000 mensen naar zijn concert in de Subiaco Oval. In Cairns zagen we een biografie van de hand van Marjorie Rieu in de boekhandels liggen. Gaat er grif van de hand. Overigens hier ook lonely planets over Amsterdam en Nederland. Voor wat betreft Limburg beperkt die laatste zich zo’n beetje tot Maastricht. Je gaat een beetje blozen van de credits die de stad bij de auteur heeft.
Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni en 29 juni.
Het was nog een kilometer of vijf voordat ze van het plateau zouden gaan afdalen naar de vallei met de rivier en met de weg met slechts zo nu en dan een kruising vanwaar je weer naar boven kon rijden, meestal over smalle, bochtige wegen langs steile hellingen. Wegen die je niet snel neemt want onoverzichtelijk en slecht onderhouden. Af en toe verbreedde de vallei zich en lagen er aan weerszijden uitgestrekte groene weiden, van elkaar gescheiden door dichte hagen en bevolkt met kuddes lichtbruine koeien en met hier en daar een boerderij met wat stallen. Herman kende de weg en verheugde zich altijd op het wisselende zicht op de rivier, dan dichtbij, dan weer wijkend om even achter brede coulissen van bomen en struiken weg te kruipen en dan weer glorieus glinsterend uit de duisternis op te duiken. Op de kleurige kruiden in de bermen waar vlinders speelden. Op de buizerds die drijvend op de thermiek aasden op hun prooien in het gras en de kruiden. Op de totale rust. Er was langs die weg nooit veel verkeer. Er waren minstens twee alternatieve routes waar je beter opschoot en er waren maar weinig mensen die langs deze weg iets te zoeken hadden. Maar nu was verheugen ver weg. Tiets naast hem zat nog steeds te tikken, geconcentreerd, en zelf was hij vooral bezig met de motorrijder in zijn achteruitkijkspiegels. Met de schittering van de zon in het vizier van de integraalhelm. Wat zagen de ogen daarachter? Had die zwarte, duistere figuur iets te maken met Tiets? Zeker was dat er sinds zij naast hem in de bus zat een motorrijder opvallend in de buurt was. Iemand die ze kende? Het kon bijna niet anders. Als die ook de vallei in zou rijden, zou hij meer weten, dacht Herman. Tiets maakte dan wel de indruk recht door zee te zijn, maar was ze dat ook écht? Hij realiseerde zich dat zij tot nu toe zo’n beetje de dienst uitmaakte als het om hun bestemming ging. Zij was in het gat gesprongen dat hij had opengelaten. Tiets had hem de zee gesuggereerd. Terwijl hij met de bus de afdaling richting vallei inzette, schakelde hij terug. De motor topte met het nodige lawaai de toenemende snelheid af. Zo nu en dan remde hij bij. Wat hij al verwachtte, gebeurde. Het kon ook niet anders. Het was logisch. De motorrijder volgde zijn busje naar beneden. De route door de vallei, tot in de buurt van de Middellandse Zee, was ongeveer zestig kilometer lang. Dat waren zestig kilometers om definitief uit te vinden wat hij zich met Tiets op de hals had gehaald. Hij was inmiddels met zijn gedachten zo ver dat hij zich kon voorstellen dat er zich kogels door de achterruit zouden boren. Dat hij van de weg zou worden gereden. Enfin, vanaf nu was alles mogelijk. Hij voelde zich gespannen. Dit was allemaal helemaal niets voor hem. Hij zag hoe Tiets inmiddels ontspannen naar buiten zat te kijken. Zit je lekker, vroeg hij. Ik zit prima, zei Tiets. En jij, geniet je ook een beetje? Het moet voor jou toch wennen zijn, zo met een vreemde in je bus. Als je gewend bent altijd alleen te reizen? Dat je zomaar iemand oppikt en dat je daar niets van weet, althans niet echt iets bijzonders? (Wordt vervolgd)
In de coupé aan de andere kant van het gangpad zat een stelletje. En nog een stelletje. Er lagen kleine rugzakken in het bagagerek. Dagtochters waarschijnlijk. Die gingen aan het eind van de dag weer terug, dacht hij. Het waren stelletjes in de fase dat je moeilijk van elkaar af kunt blijven. Daar was niks mis mee maar het trok wel de aandacht. Hij kon zich goed herinneren hoe hij en Aag zich soms niet in konden houden. Ook in de trein. Na een weekend onder streng toeziende ouderogen. Andere tijden. Ze hadden er achteraf zelfs lol in gehad als anderen hadden weggekeken, gegeneerd. Dan waren deze stelletjes zeer bescheiden met elkaar in de weer. De twee jonge vrouwen leken erg op elkaar, de jongens helemaal niet. Zussen, dacht hij. Allebei rossig haar, sproeten, vrolijke hoofden. Zo nu en dan ontwikkelde zich een geanimeerd gesprek. Hij nam het allemaal maar zijdelings waar. Zijn aandacht ging vooral uit naar buiten. Daar trok het zonovergoten landschap langzaam aan hem voorbij. Zo nu en dan wurmde de trein met de panoramaruiten zich door een nauwe tunnel, soms kilometers lang. Dan trok de geur van de rook van brandende kolen en stoom door alle kieren en geopende raampjes de wagons in. Hij genoot van de traagheid, van het gedoek van de wielen van de wagons op de lassen in de rails, van het machtige, felle, ritmische tsju tsju tsju van de locomotief, van het schrille gillen van de stoomfluit. Deze trein ademde warmte. In deze trein waren medereizigers per definitie goed gezelschap. Op dit moment met deze trein reizen door dit landschap, dat was een keuze. Want dit was niet zozeer een reis van A naar B, dit was onderweg zijn. Dit mocht dagen duren. Hij zag hoe het spoor zich samen met de weg ernaast plooide naar de lijnen van het landschap. Hoe de rivier week en weer naderde. Hier kon hij zich uren in verliezen. Pas toen het karretje met broodjes en koffie naast zijn coupé was stilgehouden en de stelletjes druk waren met bestellen, kwam hij los uit zijn gedachten. Hij had trek.
Gisteren waren we dus bij een musical, uitgevoerd door basisschoolverlaters. Het plezier spatte ervan af. Titel; Strandgasten. Het is zo’n musical die scholen inkopen om de kinderen die vertrekken nog even een leuke ervaring mee te geven. Plus hun ouders en oma’s en opa’s. Dan is afscheid en opbreken toch nog een feestje. Strandgasten is een leuke musical, konden we gisteren zien. Jullie kunnen op YouTube kijken. Fragmenten genoeg. In een van de liedjes zit het geniale refrein: Ik wou dat de afwas af was / Dan was de afwas af / En als de afwas af was / Dan was ik ervan af. Zo eenvoudig kan een sterke tekst zijn.
Door omstandigheden raakten we verzeild tussen de mama’s en de papa’s van een klas basisschoolverlaters. We zaten in een zaaltje waar hun kinderen een musical gingen opvoeren. We vielen nogal uit de toon, vonden we zelf. Wij zijn immers oma en opa. Maar, we waren geëxcuseerd want we waren er in plaats van de mama en de papa die andere besognes hadden. Althans papa want die was naar Werchter, met vrienden en zijn zoon. Zij waren gisteren naar de voorstelling voor de oma’s en de opa’s geweest en nu zaten wij vandaag dus tussen de mama’s en de papa’s. Er stond een kleinkind op de bühne. Ze danst graag, ze zingt graag en dat was weer goed te zien. Maar zo’n avond is toch meer dan enkel naar je kleinkind kijken. Het is wonderlijk om te zien hoe groot het verschil in de ontwikkeling van kinderen van een jaar of twaalf is maar ook hoe sterk hun groep is. En om te beseffen dat acht jaar toegewijde teambuilding, er voor elkaar zijn, tot een einde komt; maar niet zinloos. De ervaring die die kinderen daarmee hebben opgedaan gaat hun de komende jaren helpen zich verder tot een zelfbewust en zelfstandig wezen te ontwikkelen. Om zich los te kunnen maken en toch deel te kunnen en te willen zijn van de samenleving.
We gingen ons even laten uitleggen wanneer en hoe we tijdens de vakantie de planten moeten water geven en de tuin moeten besproeien. Welke middelen zijn daar – buiten water – zoal voor voorhanden. Haspels, vele meters slang, handsproeier zus, verstuiver zo, waterwaaier, gieter, straalrondspuiter en wat al niet. En dan nog instructie over sleutels, over oud papier, groene en grijze bakken. Maar, we zouden alles ook nog op papier krijgen, althans via berichten of whatsapp. Of hadden we het liever allemaal via mail? Intussen had ik zelf al notities gemaakt. We dronken nog koffie, keuvelden wat over het aantrekkelijke van het Gardameer en namen kennis van hoe de kleine, tevens kleinste, vandaag een uurtje had kennisgemaakt met groep 1. Hoewel hij niet kan wachten met naar school te gaan, was het nog behoorlijk lastig geweest hem over de drempel van het klaslokaal te krijgen. Te veel indrukken ineens. Zijn moeder hield hem gezelschap maar dat was hem in eerste instantie toch niet veilig genoeg. Zo’n kind, denk ik dan, voelt natuurlijk aan dat een kijkje nemen in de school van volgend schooljaar niet wil zeggen dat je de hele tijd bij je moeder op schoot kunt blijven zitten maar wel dat je een beetje meebeweegt met de dynamiek van het moment. Onder het toeziend oog van meester Jan. Maar hij had ook van zijn oudere broer gehoord dat meester Jan streng is. Het een vocht ongetwijfeld met het ander. Maar, op enig moment had een meisjeskleuter hem bij de hand genomen en een speelhoek in verleid. Onderaan de streep had hij zich goed vermaakt en had hij tegen zijn broer gezegd: Meester Jan is helemaal niet eng! Oh, ik bedoel streng. En nu kan de vakantie beginnen. Wij zullen ondertussen voor de planten zorgen.