Dragen

het dragen van

een kind en dan

het voeden ook

het kind verschonen

het kind zien als

het vredig rust

het voelen ook

de ogen hechten

aan de huid die

spreekt de oren

die het ademen

lezen en dan het

weten met wie

je verder trekt

13 december 2015

Krenten

Deze tekst verscheen voor het eerst op mijn oude website op 4 februari 2009. op die website moest ik zelf instructies voor opmaak in de tekst opnemen. <br/> staat voor nieuwe regel. En </i> schuin.

Vorige week hoorde ik op teevee een hoogleraar zeggen dat iemand bij iemand <i>de krenten van het brood at</i>. Het was een hoogleraar, dus iemand van wie je kunt verwachten die weet hoe de wereld van de taal in elkaar zit.<br />

Nu stel ik het volgende voor:<br />

We eten voortaan bij iemand de kaas uit de pap<br />

We vergissen ons voortaan de sterren van de hemel<br />

We komen voortaan van de regen in de penarie<br />

We laten de aap voortaan voor het zingen de mouw uitgaan<br>

We laten de kerk voortaan tussen wal en schip<br>

We schrikken ons voortaan een apenhoedje<br />

We zijn voortaan liever lui dan dood<br />

We laten na regen voortaan mist komen<br />

We praten voortaan als een brugwachter<br>

We hebben voortaan te gek plezier voor een setje<br>

We laten voortaan de appel niet ver uit de mand rollen<br />

We kiezen voortaan eieren voor ons mandje<br />

We wachten voortaan totdat we schoon aan de haak wegen<br>

We roepen voortaan als een schip van de woestijn<br>

We laten genade voortaan voor verkeer van rechts gaan<br />

We slaan nog geen deuk in een pakje van <i>TNT Post</i>, voortaan<br />

We zien in het bos elkaar voortaan niet meer door de bomen<br />

We krijgen voortaan klaproos na klaproos te verwerken<br />

We laten Boontje voortaan alleen nog om zijn zoontje komen<br />

We laten hoge bomen voortaan niet ver veel bladeren laten vallen<br />

We laten voortaan één vogel nog geen stennis maken<br />

We laten voortaan Ajax op een slof en een klomp Berend Botje worden<br />

We laten voortaan het dooie gemak de mens opdienen<br />

We zoeken voortaan de hooiberg alleen nog bij laag water<br />

We laten de spijker voortaan slaan in de balk in het oog van de ander<br />

We vinden de splinter voortaan alleen nog maar met het oog van de naald<br />

We laten voortaan de speld er niet meer tussen komen<br />

We laten voortaan Naadje alleen nog maar haar eigen pet en kous naaien<br />

En dat dat nog maar het begin is. Heerlijk!<br />

Punt

Deze tekst is van 27 januari 2009.

Lichtelijk bizar. Er zijn uitdrukkingen die zich in het taalgebruik snel een bepaalde status verworven hebben. Lichtelijk bizar, dat is er zo een. Waar ze vandaan komen? Joost mag het weten maar ze zijn er en ze doen het goed. Weet een van jullie ook een voorbeeld van zo’n uitdrukking?

Hij vroeg het bijna als terloops aan de leerlingen voor hem. Als om ze niet te storen. Ze hadden het namelijk druk met heel andere dingen dan uitdrukkingen en dus stelde hij de vraag nog maar eens. Nu meer gericht. Aan Aleid, op de eerste bank, recht voor hem. Lekker dichtbij. Leek hij toch nog contact met de klas te hebben.

Aleid, wat denk je, ken jij een uitdrukking die zich nog niet zo lang geleden een plekje in de Nederlandse woordenschat verworven heeft?

Effe denken, meneer. Zwaar kut, misschien? Meneer?

De klas lachte.

Daar gaan we weer, dacht hij.

Ja Aleid, zei hij, zwaar kut, dat lijkt me een prima voorbeeld. Niet direct een voorbeeld waar ik onmiddellijk mee zou komen maar dat zal de leeftijd wel zijn. Denk je niet?

Nou meneer, niets om u voor te schamen, hoor. Zwaar kut; iedereen gebruikt het. Daar denken wij niet eens bij na. Dat rolt ons zo uit de bek. Zwaar kut. En laten we eerlijk zijn, alles is toch ook zwaar kut. De school, de leraren, u, de sportclubs, het paddoverbod en zo kan ik nog wel even doorgaan. Zwaar kut past precies bij het leven dat wij leiden. Of lijden. Je hoort het verschil niet maar het is er wel degelijk. Vat u ‘m?

Voordat hij kon reageren, hoorde hij van achter uit de klas: Ik vind krijg de vinkentering wel een mooie. Het was Niels die nooit te beroerd was een duit in het zakje van de door de klas georganiseerde wanorde te doen. Over het algemeen zat hij voor het grootste deel onder en voor zijn tafeltje en tot ver onder de stoel van zijn klasgenoot voor hem. Dat wil zeggen: lekker onderuit. Of teringklotenkanker; ook zo’n woord waarmee je in bepaalde situaties heel precies kunt aangeven wat je bedoelt. Niet bepaald fijnzinnig, maar wel lekker kort door de bocht.

Precies Niels, zei hij, maar ik zou graag dichter in de buurt blijven van zo’n uitdrukking als kort door de bocht. Goed trouwens dat je die kent. Heb je onbewust toch nog een voorbeeld van enig niveau weten te produceren. Met wat nadenken en wat minder primair reageren komt er toch nog wel wat uit. Goed gedaan jochie. Dat is er ook een, trouwens. Maar dat terzijde.

Toen vijf minuten later de zoemer ging en de jeugd het lokaal uitstroomde, besloot hij de volgende les een onverwachte toets over uitdrukkingen te geven. Geen van de kinderen zou een voldoende halen. Punt.

Amby

Deze tekst verscheen eerder op 17 november 2010 op een oude versie van paulsplaats.eu, inmiddels niet meer te bereiken.

Vandaag kwam ik weer eens door Amby. Vroeger een zelfstandig dorp, nu een wijk van Maastricht. In de hoofdstraat van Amby, de Ambyerstraat, wil je niet dood gevonden worden. Dat zou overigens zo maar kunnen omdat de verkeersambiance lekker meewerkt. Maar daar wilde ik het niet over hebben. En ook niet over dat ik altijd als ik over de Ambyerstraat en voorbij de kerk van Amby rijd, moet denken aan een medeleerling van het Henric van Veldeke College. Zijn naam ben ik vergeten.

We hebben hem ergens in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw met heel veel leerlingen van de school vanuit de kerk van Amby begraven. Hij was op weg naar school doodgereden. Onder de wielen van een forse vrachtwagen gekomen. Op de oprit naar de Wilhelminabrug. Aan de Wyckse kant. Dat is althans wat ik me ervan herinner. Mij lijkt minstens 60 procent van die herinnering waar. In elk geval dat hij dood is en dat wij hem begraven hebben. Vanuit de kerk van Amby. Maar ook daar wilde ik het niet over hebben, dus.

Rijdend over de Ambyerstraat moet ik ook altijd denken aan Lou Spronck. Hij was leraar Nederlands aan het Jeanne d’Arc Lyceum. Lou Spronck woonde in Amby toen ik daar in januari 1970 begon met een vervanging voor een uur of twaalf. Ook als leraar Nederlands. Ik was 23 jaar en had net mijn kandidaatsexamen Nederlands gehaald en een grote behoefte aan geld. Ook drong zoiets als roeping zich aan mij op. Lou was hoofd van de sectie Nederlands. Hij was nog van voor de bezetting van de Nijmeegse aula in 1969, ging gekleed in een grijs pak met een vest en hij rookte sigaren, dacht ik. Op een zaterdagmiddag begaf ik mij per stadsbus naar Amby en vervoegde mij vervolgens aan zijn voordeur, ergens in de buurt van het Severenplein. Waarna hij mij vertelde hoe en wat. En dat was het dan.

Elke donderdagavond streek ik met mijn schoolwerk neer in een eersteklascoupé om van Nijmegen naar Maastricht te reizen. Om me daar bezig te houden met wat tweede en derde klassen vol giebelende bakvissen. Jongens, ik kan jullie niet vertellen wat een feest dat was. Ik kon zo goed begrijpen waarom veel van die meiden er helemaal geen zin in hadden. Ja, mij konden ze dan nog tamelijk wel hebben maar de bepaling van gesteldheid écht niet. Of de dubbelverbonden bepaling. Hah! En ik moest steeds denken aan hoe het voelde om op een houten stoel achter zo’n rotbankje te zitten. En dat soms zeven lesuren lang. Ik had echt met ze te doen.

Ook daar wilde ik niet over schrijven. Maar, soms komen de dingen zoals ze komen en we laten het er nu wel bij. Je weet nu in elk geval waar ik zoal aan denk als ik door Amby rijd.

Vrijmarkt

We liepen nog even over de vrijmarkt waar hier in Venray vooral kinderspullen te koop zijn. Vanochtend om tien over zes had ik even wakker gelegen. Ik hoorde dat buiten een man Welkom mevrouwtje zei. Het raam stond open. Ik moest naar de WC. Dus had ik ook nog even naar buiten gekeken en gezien hoe een mevrouw met een winkelwagentje vol spullen achter de rood-wit geblokte wegafzetting verdween terwijl een man in een geel hesje haar nakeek. Ik vond dat ze er vroeg bij was, ongetwijfeld op zoek naar de perfecte plek om haar handel aan het kind te brengen. Ik wist en weet niet wat op een vrijmarkt de perfecte plek is maar vermoedde en vermoed dat die is in of op wat je bij een aardbeving het epicentrum zou noemen. Vanaf nu zouden de pleinen bij de schouwburg langzaam vollopen. Ik besloot nog even door te slapen op wat mij op dat moment van de dag de perfecte plek leek, mijn eigen bed. Toen we over de vrijmarkt liepen, was het inmiddels half twaalf. We hadden de ontvangst van gedecoreerden in de schouwburg bijgewoond, hadden genoeg gepraat gehoord en zelf genoeg gezegd en wilden wel naar buiten, de frisse lucht en de zon in. Nadat we onderweg naar buiten nog even hadden bijgepraat met Bee (leuk!). Het was lang geleden, dat we die gesproken hadden. Na een rondje over de vrijmarkt met puzzels, spellen, knuffels, autootjes, poppen en ander speelgoed, onze kinderen en kleinkinderen, oud-buurvrouw Gee (ook lang geleden, ook leuk!) en vooral ook veel kleine – keiharde – zakenkinderen en coachende en kashoudende ouders luisterden we naar de aubade van de harmonie. En ja, inderdaad, op een dag als koningsdag gaat alles zoals het altijd gaat. Later op de dag maakten we nóg een rondje door het dorp; de vrijmarkt was voorbij, er knalde muziek van de podia, de terrassen zaten stampvol, rond de bierpompen was het stervensdruk. Wat een feest!

Ruitjes

Ik denk dat je het even moet passen, zei ze. Hij haalde zijn schouders op, het is een L hè, zei hij, L is altijd goed, weet je. Hij wachtte. Maar ik wil ook even weten hoe het je staat. Je zegt altijd dat je niet van ruitjes houdt. En dit zijn ruiten, dus ….. Weer die schouders, maar nu draaide hij zich om en liep naar een van de paskamers. Hij trok het gordijn dicht, trok zijn jas uit en hing die aan het eerste van de haakjes, het waren er vier. Het hangertje met het overhemd had hij al aan het tweede gehangen. Vier haakjes, dacht hij, dat waren er veel. Een was wel zo’n beetje de standaard, met twee had je mazzel, vier was een lot uit de loterij. Drie eigenlijk ook al. Of je nou vijf of acht miljoen won, wat is het verschil nog? In beide gevallen: meer dan genoeg. Helaas, nu waren er geen vier nodig. Met een was hij vandaag al goed geholpen geweest. Het aantal keren dat van een zo’n haakje het een na het ander op de grond was gevallen. Niet op de vingers van twee handen te tellen. Hij zuchtte en begon de knoopjes van het overhemd los te maken. Het waren er een stuk of zeven. De knoopsgaten waren niet wat je noemt ruim bemeten en de knoopjes waren ook nog eens wat dik uitgevallen. Hij vorderde langzaam. Altijd dat gedoe. L was zijn maat, hij vond de ruiten van het hemd prima, dus ……. Hij nam het van het hangertje en trok het aan. De linnen stof, was het linnen of katoen, wist hij veel, het kon hem niet schelen, gleed slecht, zeg maar niet, over zijn t-shirt. Hij moest behoorlijk trekken om het een beetje fatsoenlijk om zijn lijf te krijgen. Hij zuchtte nog maar eens. Hij keek nog even in de spiegel. Hij nam zich voor dat hij het hemd open zou gaan dragen, over een donkerblauw t-shirt. Of wit, of licht grijs, dat zou ook kunnen. Hoe dan ook, het zat goed, het paste, de kleur was goed, het stond hem, hij voelde de zon op de boulevard aan de Middellandse Zee. Hij was al onderweg naar het terras met de witte wijn. Terwijl hij het gordijn van de paskamer opentrok dacht hij: Tadaaaa!

Oorlog

Fragmenten uit een tekst, geschreven op woensdag 5 mei 2010 in Meerssen, waar we toen woonden.

Bevrijdingsdag. De vlag hangt uit. Gisterenavond de doden herdacht. In de synagoge in Meerssen spraken een Joodse overlevende van Sobibor, een katholieke mevrouw en een protestantse meneer. De Joodse vertelde over Sobibor en haar aanwezigheid in de rol van medeaanklager in het proces tegen Demjanjuk.  De katholieke mevrouw deed een spirituele voordracht over haar God die je altijd aan je zijde mag weten en de protestante meneer had een wat essayistisch verhaal waarvan me om wat voor reden ook de essentie ontging. Maar dat lag aan mij. Ik dwaalde te veel af met mijn gedachten. En Joost mag nu weten waarheen. En ongeveer terwijl dat gebeurde, was op televisie een aflevering van Dokument over Kamp Vught , tijdens de oorlog een van de plaatsen in Nederland waar de Duitsers mensen, met name joden, gevangen zetten. Ik heb in Vught gewoond. Van 1952 tot 1961. In het kamp woonden inmiddels Molukkers. De recente geschiedenis woonde in die periode als het ware om de hoek. Als kind – ik ben van 1947 – heb je geen idee van hoe kort tien jaar nog maar geleden is. Naast ons woonde een meneer met een lieve hond en een vrolijke dochter. Mijn ouders konden er goed mee opschieten. We gingen er op visite. Op een gegeven moment was dat afgelopen. De buurman was bewaker geweest in Kamp Vught. Bleek. Wat dat precies inhield, was me toen niet duidelijk. Als kind werd je ver van de wreedheid van de oorlog gehouden. Toch sloop de oorlog als machine van de dood langzaam binnen in mijn leven.  Mijn moeder begon gaande mijn jeugd te vertellen over haar hongertochten vanuit Den Haag naar onder andere Twente. Mijn vader klaagde over pijn op de plaats waar een Duitse soldaat hem met de vuist een klap in het gezicht had gegeven. Hij had ook ondergedoken gezeten. In een laatje van het theekastje lag als stille getuige van zijn angst een knijpkat. Mijn moeders verhalen hadden iets heldhaftigs. Steeds kwam ze met voedsel terug. Iedereen te slim af geweest. Fiets met houten banden. De hongerwinter in Den Haag kwam voorbij. Haar vader had eigenhandig een zuinig-met-hout-kooktoestelletje gebouwd. De V2’s die over de stad kwamen en toen het bijna voorbij was met de oorlog de Zweeds-wittebroodvluchten. Een broer van mijn moeder trok vanuit Eindhoven als tolk met de Amerikanen mee Duitsland in. Hij was erbij toen ze in de haven van Hamburg het koninklijk jacht Piet Hein aantroffen. En toen ze Bergen-Belsen in trokken. Zijn zonen vonden in de jaren zeventig dat hij eens moest ophouden met zijn oorlogsverhalen. Die kenden ze nou wel. Toen ik begin jaren zestig in Maastricht woonde, maakte ik voor het eerst via de literatuur kennis met de oorlog. De zaak 40/61 van Harry Mulisch markeert dat moment. Sindsdien heeft die me niet losgelaten. En de mensen uit de aflevering van Dokument over Kamp Vught ook niet. Dat blijkt als ik Uitzending gemist bezoek. Aan het woord komen die typische, echte recht-door-zee-Brabanders voor wie Kamp Vught begon als broodwinning of als hulpverleningsproject en eindigde als de nachtmerrie die de machteloosheid van de enkeling tegenover georganiseerd en door ideologie gerechtvaardigd geweld vlees deed worden. Op televisie ontrolt zich de geschiedenis van de bevrijding van Zuid-Nederland. Nog niets gehoord over Venray en omgeving. Wel even Overloon. Ook in Venray woont jarenlang de oorlog om de hoek. In kerkdorp Ysselsteyn liggen 30.000 tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde Duitse soldaten. Het drukt een stempel op de manier waarop Venray de doden herdenkt. Daar is sinds een jaar of tien elk jaar de Duitse ambassadeur te gast bij de herdenking in de Grote Kerk en bij het monument aan het Kerkpad. Na de bijeenkomst in de synagoge zijn we naar de herdenking in de binnentuin van het gemeentehuis gegaan. En vandaar in stille tocht naar de Vredeskapel bij de basiliek. Daar leest elk jaar dezelfde dame alle namen van alle door oorlogsgeweld om het leven gekomen inwoners van wat nu Groot Meerssen heet voor. Omdat in namen die nog genoemd worden de herinnering voortleeft.   

Experiment

Ze had er duidelijk geen zin in, de oma in een hoekje van de hal. Haar horloge was haar favoriete object van aandacht. De rest van de tijd had ze haar armen over elkaar, strak tegen het lichaam. Ze straalde gedecideerd een wrokkig G.E.E.N. Z.I.N. I.N. uit. Ze was een half uur geleden met vier ruziënde kinderen door het poortje met de krachtige magneet gestapt. Van binnenuit niet zomaar te openen. Zo konden kinderen niet ongewenst vertrekken uit het speelparadijs. Aan een grote tafel in het midden van de ruimte zaten zeven jonge moeders in een zee van kinderschoenen, buggy’s, slordig op enkele stoelen gestapelde jasjes en truitjes, kannen vol limonade, bekers en hoge glazen met iets met latte gezellig te beppen. In een van de kinderwagens lag een baby rustig te slapen. Een paar tafeltjes verder zat een opa met een tweejarige op schoot. Het kind keek tevreden om zich heen. Dit was het leven dat ze zich wenste. Op dit moment. Ondertussen bevolkten tientallen kinderen in milde razernij de jungle van speeltoestellen. Het vloekte met de rust aan de tafels, het grootst waar puzzels, boekjes, tijdschriften moesten afleiden van de teringherrie die de kinderen maakten. Ja, zei ik tegen een van onze kleinkinderen, ze kwam even aan onze tafel klagen, wij hebben ook last van het lawaai. Maar als je nou gewoon weer gaat spelen dan vergeet je die herrie vanzelf weer. En ze vertrok weer. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als alle ouderen in de hal allemaal tegelijk keihard zouden gaan gillen en schreeuwen, als kinderen. Zouden de kinderen dan opeens stilvallen? Het leek me een leuk experiment, alleen wat lastig uit te voeren. Rond half een werd het rustiger, trek en honger willen ook helpen tegen lawaai.

Mier

Op de vloer van het repetitielokaal ligt gele linoleum. Poten van stoelen hebben er in de loop van de tijd vage indrukken in achtergelaten. Soms zitten er op die stoelen mensen met enig overgewicht. Rond een van de poten scharrelde een mier. Het was de eerste van dit jaar die mij opviel, binnen. Het diertje was op zoek in deze gele vlakte, leek me. Maar ik vroeg me af wat het dacht aan te treffen, hier tussen al die stoelpoten, linnen tasjes, klappers en losliggende papieren, flesjes water en geschoeide voeten. Voor de mensen die op de stoelen zaten was het in dit lokaal flink vol, voor de mier was het een gigantische ruimte vol oneffenheden waar scharrelen veel weg had van dwalen en mogelijk verdwalen. Ondertussen zongen de mensen op de stoelen de ruimte vol geluid. Wat kreeg de mier daarvan mee? Het frustreerde even dat ik dat niet kon vragen. En misschien wilde de mier de weg naar buiten wel vragen. Ook ondertussen vroeg de dirigent nogal dwingend om aandacht, ook de mijne. Er moest een lied meeslepend gezongen en dan is het zeer wenselijk dat alle koorleden kijken naar hoe hij dat met lichaamstaal voordoet. Toen ik even de kans had om te kijken hoe de mier er aan toe was, was er geen beweging meer op de gele vlakte. De mier was verdwenen. Was tot dat moment voor mij de ruimte van het lokaal overzichtelijk geweest, dat was nu voorbij. Ik had er onder andere een mier gezien maar die was nu ergens waar ik niet kon komen. Het kon zijn dat hij morgen vanuit een linnen tasje in de keuken van een koorlid uiteindelijk toch nog iets van zijn gading zou vinden.

Vreede

Het was het nieuws van de dag, dat paus Franciscus was overleden. Hoewel het in de lijn der verwachtingen lag, het was toch nog onverwacht. Ja, je kon het zien aankomen, al maanden, maar toch ……. Overal in het nieuws deskundigen en duiders. Persoonlijk denk ik bij dit soort gebeurtenissen, dus als er in het Vaticaan weer eens wat gebeurt dat de wereld beroert: Ha, Andrea Vreede! Ooit ging Andrea Vreede bij de NOS over alles wat er in Italië gebeurde en om verslag of duiding vroeg, maar evenzo ooit was dat voorbij en vraagt de NOS haar alleen nog maar om haar inbreng in de nieuwsvoorziening als het om het Vaticaan gaat. Ook vandaag bleek maar weer eens dat Vreede op afroep een perfect verhaal klaar heeft, rustig, terzake en goed voorbereid. Gebeurde er maar meer schokkends in het Vaticaan. Was Vreede nog maar correspondent van de NOS voor heel Italië. In mei 2017 waren El en ik in Rome. Op 15 mei troffen we Vreede bij het Colosseum. We hadden bij haar een rondleiding over het Forum Romanum geboekt. Uit mijn aantekeningen van toen: Thuis, want na een dag als deze wil je met je benen omhoog op een plekje van jezelf. En dat is het wel, hier in Prinsi, in de Via di Maria in Via. Naar buiten kijken kun je hier niet en dat levert een zware onvoldoende op maar de stilte en rust zijn er des te groter door. En dat is wat waard in deze stad met haar enorme turbulentie. Vanochtend tijdens een wandeling over het Forum Romanum e.a. van Andrea Vreede een aanschouwelijk, inspirerend en oogopenend college gekregen, inclusief de Shakespeareaanse tekst van de oratio van Marcus Antonius bij gelegenheid van de aanstaande crematie van Julius Caesar tot het volk van Rome, massaal toegestroomd op het forum nadat was bekend geworden dat Caesar met 23 dolksteken door een club samenzweerders om het leven was gebracht. Ook gij Brutus. Dat dus. Ze deed het voortreffelijk, Andrea. Wat ze ons geleerd heeft is anders te kijken naar al die oude steenklompen, voor het grootste deel nep, stammend uit allerlei periodes, veel knip- en plakwerk; en in elk geval zijn ze geen schim van de schoonheid die er ooit verondersteld werd op basis van waarneming en interpretatie. Het is bedrog maar tegelijkertijd een vertelling van de werkelijkheid. Plus dat ook hier in alles mensenwerk schuilt, het werk van weldoeners, moordenaars, machtigen en onmachtigen, lieden met status en rechtelozen, manupilatoren en slachtoffers, wijze lieden en handige harries, zo’n beetje alles wat wij nu ook kennen en ook weer vergankelijk zal blijken. Het Forum Romanum als blik in de toekomst van onze openbare ruimte. Zwaar in tegenstelling tot de geconserveerde schoonheid als in de musea, paleizen en op heilige plaatsen. Het doorgaans macabere lot van de openbare ruimte als gebruiksvoorwerp in tegenstelling tot de kunstvoorwerpen als objecten met een waarde. Het is een wat grof getekend theorietje dat nu even opduikt en zeker nog nuance behoeft. Wat Vreede ook deed: al die stenen koppelen aan cultuurhistorie. Van teksten perfect vertalen werd de shit uit onze klassieke opleiding met tijdens de geschiedenisles enkele vage jaren zestig foto’s opeens cultuurgeschiedenis. Enfin……… Zie ook: andreavreede.com